Fysiek geweld en psychische terreur. De Indiase schrijver Raj Kamal Jha over zijn roman “De blauwe beddensprei”.

De debuutroman van de journalist Raj Kamal Jha (1966) begint op de avond waarop de verteller, een naamloze man, in een ziekenhuis de pasgeboren baby van zijn zus mee naar huis heeft genomen. Zijn zus, die hij na haar vlucht uit het ouderlijk huis nooit meer heeft teruggezien, is dood. Het kind zal maar één nacht bij hem blijven, want de volgende dag wordt het door adoptiefouders meegenomen. Maar speciaal voor het kind wil de verteller toch de geschiedenis van zijn zus en van hemzelf opschrijven. Het is een verhaal over een tirannieke vader, over een moeder die daar nooit echt weerwerk heeft kunnen tegen bieden en over twee kinderen – de verteller en zijn zus – die de blauwe beddensprei waaronder ze zich ’s nachts verschuilen, beschouwen als de enige plek waar ze geborgenheid vinden in een onveilige wereld. De relatie tussen de broer en de zus was na de dood van de moeder incestueus geworden. “Maar daar gaat dit boek niet over”, verzekert Raj Kamal Jha, die ontgoocheld is dat zijn roman “De blauwe beddensprei” bij de publicatie in India het label “pornografisch” kreeg opgeplakt. “Het gaat over psychische terreur.”

Raj Kamal Jha: In de meeste Indiase families die ik ken – middenklassefamilies in de grote steden – wordt niet geaccepteerd dat iemand zijn gevoelens uit. Je voelt je blij? Prima. Je voelt je droevig? Ook goed. Emoties zijn in India zo privé, dat je er zelfs in je eigen familie niet over mag spreken. Het is heel uitzonderlijk dat kinderen tot hun ouders zouden zeggen dat ze van hen houden, en ook het omgekeerde gebeurt niet. Die emotionele stilte in de Indiase families is schrijnend en ik vind het tijd dat we ze doorbreken. Mijn personages hebben af te rekenen met dat probleem. Ze moeten emotionele stormen trotseren, maar ze hebben niemand om mee te praten. Er is geen enkel klankbord.

U schetst in “De blauwe beddensprei” geen fraai beeld van de behandeling van de vrouwen in India.

Raj Kamal Jha: Het gaat er allemaal heel brutaal toe. In veel families is er fysiek geweld, maar misschien nog erger is het psychisch geweld tegen vrouwen in mijn land. Tegen fysiek geweld kan je je in zekere zin nog wapenen door weg te lopen of om hulp te vragen. Fysiek geweld is zwart-wit. Je kan het bewijzen en eventueel terugslaan. Het is veel moeilijker om de vinger te leggen op psychisch geweld. Dat komt soms in een fraaie verpakking op je af, in het huwelijk, in de familie en in andere menselijke relaties. In mijn boek komt een vrouw voor die aan de vooravond van de festiviteiten in Calcutta de kleren van haar man en schoonmoeder moet strijken. Ze is doodsbang dat ze op haar kop zal krijgen omdat ze haar opdracht niet naar behoren heeft uitgevoerd. Die vrouw wordt blootgesteld aan psychische terreur. Je staat er versteld van dat in zoiets futiels als een strijk, zoveel geweld kan zitten. En toch wordt die brutaliteit tegenover vrouwen stilzwijgend aanvaard in India.

Hebben de moeders in het huis van hun zoon vaak zo’n dominante positie?

Raj Kamal Jha: Het is verbazend hoeveel jonge vrouwen de grillen van hun schoonmoeder moeten ondergaan, dat komt zelfs in vrijgevochten kringen voor. Het heeft natuurlijk ook een praktische kant dat je schoonmoeder bij je inwoont. Het is een sociaal vangnet, ze kan voor de kinderen zorgen. Maar een schaduwzijde is dat de schoonmoeder haar schoondochter niet ziet als een individu, maar enkel als de echtgenote van haar zoon. Als haar zoon verliefd is op zijn vrouw, dan past zijn moeder wel op dat ze haar schoondochter geen hak zet. Maar als de zoon zijn vrouw mishandelt, doet zijn moeder er gretig een schepje bovenop.

De vrouwen in uw boek protesteren daar niet echt tegen.

Raj Kamal Jha: Dat heeft een dieperliggende reden: in India worden mensen altijd bekeken in relatie tot andere mensen. Niet het individu telt, maar de familie, de buurt en de kaste. Een paar maanden geleden ging ik naar de Indiase film “Fire” kijken in de duurste bioscoop van Delhi, een plek waar enkel de elite komt. Na een uur werd de film over een lesbische relatie tussen twee schoonzussen afgebroken met de mededeling dat veel mannen verontwaardigd waren over het thema van de film. Er werd aan toegevoegd dat iedereen zijn geld terugkreeg. Je verwacht een storm van protest. Maar wat was de reactie? Al die hoog opgeleide mensen stapten gewoon in hun auto en reden naar huis. Ik was woedend dat niemand protesteerde tegen de afbreking van de filmvertoning. Ik voelde me tegelijk erg machteloos.

U snijdt in uw boek het thema incest aan. Lokte dat geen boze reacties uit?

Raj Kamal Jha: Ik ben zeer voorzichtig geweest in de beschrijvingen. Het seksuele element heb ik bewust heel subtiel behandeld om niet het risico te lopen dat mijn boek verboden zou worden. Maar toch waren veel commentaren op mijn roman negatief. Bepaalde kranten schreven dat “De blauwe beddensprei” verkapte pornografie was. De eerste journaliste die me daarover interviewde, zei me, nog voor het gesprek begon, dat ze mijn boek heel pervers vond. De positieve commentaren op de roman waren bijzonder voorzichtig. Ze hadden het over een “ontroerend verhaal over een baby”, maar repten met geen woord over de emoties en het geweld in de menselijke relaties. De Indiërs slaan haast altijd op de vlucht voor dat onderwerp. De meeste Engelstalig-Indiase auteurs schrijven over verafgelegen zaken als de geschiedenis of de onafhankelijkheidsstrijd. Maar nooit zeggen ze eens wat er in hun huiskamer gebeurt.

Hoe komt het dan dat stroperige B-films en soaps in India zo populair zijn?

Raj Kamal Jha: Als je die films bekijkt, zie je dat ze niets met de werkelijkheid te maken hebben. Veel van die soaps zijn in Nederland opgenomen en tonen een meisje en een jongen die zoeterig door een tulpenveld huppelen. Indiërs kijken daar wel naar, maar ze identificeren zich er niet mee. Een vergelijkbaar genre zijn de “helprubrieken” van bepaalde zondagsbladen, waar mensen als in een soap vertellen dat ze ongelukkig getrouwd zijn en vragen wat ze moeten doen. Die pagina’s zijn heel grappig om lezen. Maar het is tragikomisch, want dat is de enige manier waarop mensen in India over hun gevoelens kunnen praten.

Kan een film als “Bandit Queen” over Phoolan Devi, een vrouw die keer op keer mishandeld en verkracht wordt, de Indiërs niet mobiliseren?

Raj Kamal Jha: Die film slaagt daar zeker niet in. De mensen die kranten lezen en televisie kijken, beschouwen Phoolan Devi niet als iemand die tot hun wereld behoort. Het is een persoon uit de laagste kasten, meer niet. Praten over haar leven, haar onderdrukking en verkrachting, betekent niet meer dan een verhaaltje vertellen. Daar houdt het bij op. Als Phoolan Devi een studente was geweest, als ze tot de middenklasse had behoord, dan zou haar verhaal wellicht meer indruk gemaakt en effect gesorteerd hebben. Je kan “Bandit Queen” vergelijken met het verhaal van een Rwandees die in New York zou komen vertellen dat hij is mishandeld door blanken. Dat is natuurlijk een sterk verhaal, maar het slachtoffer wordt ook beschouwd als iemand die tot een andere wereld behoort en over wie je altijd hebt geleerd dat hij inferieur is. Het kastensysteem leeft in India nog heel sterk. De huwelijksadvertenties die in onze kranten verschijnen, vermelden vrijwel altijd de kaste waartoe iemand behoort. Zelfs jonge mannen die in de Verenigde Staten zijn opgeleid en daar hoge functies bekleden, willen alleen maar binnen hun eigen kaste trouwen.

In Salman Rushdies romans is een stad als Bombay haast een personage. Geldt dat ook voor uw Calcutta?

Raj Kamal Jha: In mindere mate. Mijn roman speelt zich af op een gezinspodium, tegen de achtergrond van Calcutta. Maar de stad is inderdaad ook een personage waarbij de eenzame verteller troost zoekt. Wanneer de baby eraan komt, is hij bang dat de stad jaloers wordt en hem zal verlaten.

Was het moeilijk om u in het personage van de zus in te leven?

Raj Kamal Jha: Niet echt. Ik hou ervan de dingen te bekijken vanuit het standpunt van een ander. Het is een spelletje dat ik vaak met mezelf speel. Ik zou wel last hebben met het schrijven van een roman over de armoede in India, een verschijnsel waarmee ik nochtans elke dag word geconfronteerd. Als ik ’s nachts naar huis rijd, komen er bij elk stoplicht kleine meisjes en jongens geld vragen. Dat is heel frustrerend, want in tegenstelling tot een toerist die afstand kan nemen van zo’n tafereel, maak ik deel uit van die wereld. Ik besef dat het puur toeval is dat ik niet een van die kinderen ben. In het huidige stadium ben ik nog niet in staat te beschrijven wat zij voelen. Maar ik hoop ooit een dergelijk boek te kunnen schrijven.

Waarom is het uitgerekend een blauwe beddensprei waaronder de kinderen beschutting zoeken?

Raj Kamal Jha: Blauw is mijn favoriete kleur. Het is een kleur waarin je je kan verbergen. Als iemand blauwe kleren draagt, weet je niet of die persoon blij of droevig is. De blauwe beddensprei verwijst ook naar mijn eigen slapeloosheid. Van kindsbeen af heb ik daar last van gehad. Als kind heb ik daarom heel vaak in het donker naar de beddensprei liggen staren. Dat gaf me rust. Waarschijnlijk komt het daardoor dat ik de nacht nog altijd als veel veiliger ervaar dan de dag. De blauwe beddensprei in het boek verwijst ook naar de hemel, ze symboliseert geborgenheid. De verteller uit mijn boek is daarnaar op zoek. Hij heeft geen echte kindertijd gehad. Hij heeft nooit ervaren wat het zou kunnen zijn om zich als kind uit te leven. Hij weet dat zijn kindertijd onherroepelijk verloren is en dat hij die nooit meer zal kunnen vervangen. Tegelijk weegt zijn verleden zo zwaar op hem dat hij zelfs niet in staat is over zijn toekomst na te denken. Hij probeert met zijn verleden in het reine te komen, zodat hij toch een toekomst kan hebben. Het kind is de belichaming van die toekomst. Hij hoopt dat de geboorte van de baby betekent dat hij zijn verleden kan begraven. Zelf heb ik nooit heimwee gevoeld naar mijn kindertijd. Elke dag dat ik ouder werd, stemde me vrolijker. Ik beleef nu veel meer plezier aan het leven dan toen.

“De blauwe beddensprei” is een roman over dingen die voorgoed verloren gaan?

Raj Kamal Jha: Ja, er zijn dingen die je kwijtraakt en nooit meer terugvindt. Dat geldt vooral voor menselijke relaties. Vaak bouw je die heel zorgvuldig op, over een periode van jaren. En toch kan één zin of zelfs één woord volstaan om alles te verliezen. Het is allemaal erg breekbaar. Vergelijk het met een kaartenhuis. Eén onhandig geplaatste kaart kan het hele bouwsel doen instorten.

Raj Kamal Jha, “De blauwe beddensprei”, Meulenhoff, 178 blz., 698 fr.

Sofie Messeman Piet de Moor

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content