Hubert van Humbeeck

Of ze er nu zin in hebben of niet, van midden april af gaan de verschillende politiediensten alvast in een aantal zones samen op pad. Niet zomaar alleen in wat landelijke of kleinere stedelijke gebieden, maar bijvoorbeeld ook al meteen in de risicostad Antwerpen. Ze zijn er daar niet klaar voor, zeggen ze, maar wat niet is, kan komen. De tijd van het palaver is voorbij. De gemeenteraadsverkiezingen komen akelig dichtbij en de vooruitzichten zijn onheilspellend.

Geheel in zijn eigen stijl trok Guy Verhofstadt de slabakkende hervorming naar zich toe. Hij beloofde de kibbelende vakbonden van de korpsen dat alle hangende kwesties over statuten, verloning, werktijden, uniformen, en wat dies meer zij, over een maand of twee geregeld zullen zijn. Ondertussen: aan de slag. Hoe? Dat zal dus al doende op het terrein moeten blijken. Het komt er eigenlijk op neer dat de premier accepteert dat de overheid de factuur zal moeten betalen – hoe hoog die ook oploopt.

Het is nuttig te herinneren aan het begin van het verhaal. Dat ligt in de verschrikkelijke herfst van 1996, als het land in shock verkeert nadat de lichamen van enkele ontvoerde en vermoorde meisjes zijn gevonden. Een omstreden arrest van het Hof van Cassatie gooit olie op het vuur: de tot een volksheld uitgegroeide onderzoeksrechter Marc Connerotte van Neufchâteau, die Marc Dutroux arresteerde, wordt van de zaak gehaald omdat hij een spaghetti-avond bijwoonde ten bate van een betrokken oudercomité. Cassatie oordeelt dat zijn onpartijdigheid in die omstandigheden niet meer verzekerd is. De bevolking begrijpt er niets van. Het is de directe aanleiding tot een massale demonstratie van honderdduizenden mensen – in een zee van witte ballonnen. België is bang en verontwaardigd, de Wetstraat raakt in paniek.

Het politieke antwoord op de Witte Mars is een parlementaire onderzoekscommissie, die moet nagaan wat er in de speurtocht naar de meisjes is misgelopen. Wat volgt, is een onthutsend schouwspel van onbekwaamheid, wederzijds wantrouwen en slechte organisatie. Dat mag zelfs niet verbazen: de hele justitie is veel te lang het ondergeschoven kindje van opeenvolgende regeringen geweest. Maar wat iedereen allang wist of vermoedde, ligt nu open en bloot. Zodanig dat niemand er nog naast kan kijken.

In de lente van 1998 komt over de grenzen van meerderheid en oppositie het zogenaamde Octopus-akkoord tot stand, een ambitieus project om politie en justitie op de schop te nemen. De politiehervorming stokt al snel in oeverloze discussies. Bulldozer Luc Van den Bossche krijgt de zaak voor 13 juni 1999 niet op de rails, zijn opvolger Antoine Duquesne – niet meteen bekend om zijn daadkracht – rijdt zich er daarna helemaal in vast.

Die Duquesne is nu dus zonder pardon door zijn eerste minister gepasseerd. Het is niet de eerste keer dat Verhofstadt op die manier zijn persoonlijk prestige in de weegschaal gooit. Hij deed dat, bijvoorbeeld, ook in de discussie over de nachtvluchten. Straks moet hij wellicht op dezelfde manier het veiligheidsplan van de minister van Justitie vlottrekken.

Marc Verwilghen zit klem tussen een morrende blauwe achterban en de Franstalige socialisten en groenen. Die dreigen ermee om de wet op het snelrecht in de Senaat te blokkeren. Op minder dan drie maanden voor de aftrap van Euro 2000 zal dan blijken hoe groot de liefde tussen de coalitiepartners echt is. Dit gezegd zijnde: het was op zijn minst onkies van Verwilghen en Verhofstadt om de pen voor het veiligheidsplan te laten voeren door een consultant van het kabinet die tegelijk ook baas is van een beveiligingsbedrijf, aangezien in dat plan voor een privatisering van bepaalde politietaken wordt gepleit.

Bijna vier jaar later is de herinnering aan de herfst van 1996 vervaagd. Politie en veiligheid maken weer deel uit van het normale politieke spel. Veel heeft de burger met zijn witte ballon nog niet zien veranderen. Wat zolang is scheefgegroeid, kan ook niet op stel en sprong worden rechtgetrokken. Wie de indruk wekte dat zoiets wel kon, deed een belofte die hij niet kan nakomen.

De premier toont zich terecht bezorgd. Maar zijn interventie is ook een waagstuk. Hij speelt een gevaarlijk spel met de werkelijkheid. Als de gok mislukt, riskeert hij de chaos alleen maar groter te maken. Hij houdt dan misschien zelfs helemaal geen politie meer over.

Hubert van Humbeeck

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content