di/ 05/01

De nieuwe Dan Brown nog niet achter de kiezen? Dan besparen wij u de moeite: hier een korte synopsis. We bevinden ons te Washington. Een professor op de rand van het emeritaat, en bijgevolg ook op die van de waanzin, bezit een eeuwenoude akte waarin een geheime code is verwerkt.

Dat is tegenwoordig standaard in alle thrillers, en meestal gaat het dan toch maar weer over de schat van de Tempeliers of de heilige graal. Zelden is zo een document nauwkeurig. Het zou het lezen aanzienlijk verkorten en veraangenamen, mocht erop staan: ‘De stenen tafelen van Mozes liggen in de Van Oudenhovestraat 124 in Ninove, onder de keldertrap.’ Maar nee, een abracadabra van cijfers en letters en tekens die pas na vele hoofdstukken ontcijferd worden. En die dan altijd naar de loge verwijzen.

Onze professor heeft lang geen aandacht besteed aan het raadsel, maar is onlangs overvallen door een paar ongure types die de oorkonde opeisten. Hun opdrachtgever, wij springen even vooruit naar bladzijde 674, zal de beste vriend en confrater van de professor blijken te zijn, die hiermee een diep gewortelde universitaire traditie in ere houdt.

De professor besluit dat hij zelf het mysterie zal moeten oplossen. Hij doet een beroep op een oud-student, nu schrijver van historische romans, en op een jonge bevallige faculteitsassistente. De consummatie, voor wie daarin geïnteresseerd is, vindt pas plaats op bladzijde 536. Eerst buigen beiden zich over de obscure bul.

De schrijver is door zijn werk vertrouwd met geheimschrift, en vindt al snel een opening: indien hij alle cijfers uit de tekst met elkaar vermenigvuldigt en uit het product de vierkantswortel trekt, komt hij uit op 33: het magische getal van de vrijmetselarij. Als hij alle letters omzet naar het Egyptische schrift en de zin dan achterstevoren leest, krijgt hij de Hebreeuwse woorden voor kubus en piramide: gewijde symbolen van de vrijmetselarij. En als hij alle tekens afzonderlijk op een transparant vel kleeft en al die vellen daarna op elkaar legt, ontstaat het beeld van een passer en een winkelhaak op een achtergrond van zwart en witte blokken.

Vooraleer ze verder op zoek kunnen gaan, worden de schrijver en de assistente aangevallen door een kleerkast van twee meter en honderdvijftien kilo, spieren als stalen kabels, borst van beton, kop van ijzer. De schrijver heeft wel een pistool, basisuitrusting in zijn vak, en schiet dat in paniek leeg op zijn aanvaller, maar die schijnt daar weinig hinder van te ondervinden en slaat de schrijver in elkaar, een prettige passage. De assistente kan op blote voeten vluchten. Dank de hemel dat zij het document bij zich had of ze waren het al kwijt.

Als de schrijver weer bij kennis komt, bevindt hij zich aan ijzeren kettingen vastgeketend in een donkere, tochtige kelder. Hij hangt bovendien al een paar uur ondersteboven in een vat salpeterzuur en zou logischerwijs al verdronken moeten zijn. Hij kan ontsnappen! Maar vóór hij goed weg is, wordt hij door de superman achternagezeten. Tot overmaat van ramp staat hij eensklaps voor een huiveringwekkende ravijn.

De superman gaat nog in de remmen maar glijdt op de bevroren sneeuw onderuit, stort de diepte in, kwakt honderd meter lager door het ijs en verdwijnt onder water. Met zijn hart kloppend in zijn hersenpan blijft de schrijver in de leegte turen, maar de reus is naar de bodem van de stroom gezonken en de ijslaag heeft zich boven zijn hoofd al hersteld. Die is dood.

wo/ 06/01

De schrijver heeft een taxi aangehouden en zich laten voeren naar het huis van de professor, die net met de assistente aan het overleggen was of ze al dan niet de politie moesten inschakelen. Al die verwijzingen naar de loge brengen het drietal op een geniale ingeving: ze smeren de akte met melk in en houden ze dan tegen een brandende kaars, zoals vrijmetselaars vaak doen.

Op de achterkant wordt een nieuwe aanwijzing zichtbaar: ‘Ch, rev, 67, 11.’ Gecombineerd met de elementen kubus en piramide kan dit maar één ding betekenen: ze moeten naar de piramide van Cheops, aan de achterkant naar de elfde steen op de zevenenzestigste rij zoeken, en daar dan iets kubusachtigs proberen te vinden.

De professor is te oud, maar de andere twee zijn al op weg naar de luchthaven en boeken de laatste zetels op de vlucht naar Caïro die over tien minuten vertrekt. Daar aangekomen laten ze zich onmiddellijk naar het plateau van Gizeh brengen, het is al midden in de nacht. Ze kruipen onder een afsluiting door, verschalken de Egyptische bewakers, wat niet zo moeilijk is, en sluipen door het stof en het zand naar de beroemde piramide.

Na even twijfelen over wat de voorkant en wat de achterkant is, klimt de letterkundige met een uiterste krachtinspanning zevenenzestig rijen naar boven en vindt hij de elfde steen, beginnend vanuit het oosten. Hij haalt een mes boven en begint de voegen uit te schrapen. Een kwartier later komt het blok los, en dondert het met een onheilspellend geraas naar beneden. De bewakers hebben dit niet gehoord. In het gat dat is ontstaan, bevindt zich een kluis met een cijferslot!

De schrijver dreigt even de moed te verliezen maar pijnigt zich dan toch maar de hersenen. 33, 17, 4 en 12, dat zijn de heilige getallen van de vrijmetselaars. Net zoals 3, 8, 13 en 5. En 7. Indien men die allemaal bij elkaar optelt, er vervolgens 3 aftrekt en dat dan door 3 deelt, bekomt men opnieuw 33.

De schrijver voegt de negen (3 x 3) getallen in, en de kluisdeur draait effectief open. En ja hoor: binnenin bevindt zich een zwarte kubus van drieëndertig centimeter hoogte, drieëndertig centimeter breedte, en drieëndertig centimeter diepte. Op dit moment flitsen de schijnwerpers aan voor de inspectieronde. Gelukkig hangt de schrijver aan de achterkant van de piramide, en kan de assistente op de begane grond zich achter een hoek wegsteken. We naderen overigens bladzijde 536, ze begint goesting te krijgen. Zoals de meeste vrouwen aan een piramide, u moet er eens op letten.

do/ 07/ 01

Bon, het licht floept terug uit en de schrijver laat zich met de kubus in een rugzakje omlaag glijden. En schaaft hierbij twee vingers. Beneden is er geen spoor meer van de assistente. Overmeesterd door de bionische man, die blijkbaar niet gestorven is! Hij was na de val van honderd meter even dizzy geweest en was door de stroom zeventien kilometer meegesleurd, maar door het ijskoude water was hij toch weer bij kennis gekomen, hij had een wak in de ijskap geslagen, had zich aan de tak van een boom op de oever gehesen, had via een satelliet de telefoon van de professor afgeluisterd, en was zo te weten gekomen dat de schrijver en de assistente…

Terwijl de schrijver wanhopig op zoek is naar zijn reisgenote, heeft de kleerkast haar vastgebonden in een tent achter de sfinx van Chefren. Als hij geen andere zorgen had, we zouden niet moeten wachten tot bladzijde 536, maar helaas heeft hij contact gezocht met zijn opdrachtgever en diens bevel is duidelijk: ‘Bemachtig de kubus. Ten koste van alles.’

De superman sluipt opnieuw naar de piramide, gewapend met een laserpistool, een AK47 en een koppel handgranaten die hij in de taxfreeshop van de luchthaven van Caïro heeft gekocht. Hij overmeestert de schrijver na een hevig gevecht, en sleept hem naar de tent bij de sfinx. Daar is de assistente verdwenen! Hoe kan dat? Dat zullen wij hier niet verklappen, of u hebt geen plezier meer bij het lezen. Als de hulk de tent binnen beent, valt er een piramideblok van vierhonderd kilo op zijn hoofd. En daar gaat zelfs zo een kolos van door de knieën.

De schrijver profiteert ervan om zich uit zijn boeien te bevrijden en gaat ervandoor. Aan de piramide van Mykerinos vindt hij de assistente terug, beiden kruipen onder de prikkeldraad door en zijn weer vrij. Een taxi brengt hen naar een hotel aan de luchthaven.

Bladzijde 536.

VR/ 08/ 01

Bij het krieken van de ochtend landen de schrijver en de assistente terug op Foster Dulles Airport. Oh nee! De krachtpatser! Hoe komt die daar zo rap? Ze springen van op de derde verdieping dwars door een raam, landen op een bagagetreintje, duiken in een rammelkar waarop met grote letters ‘Follow Me’ staat, en knallen dwars door een slagboom het luchthaventerrein af. Die ‘Follow Me’ is geen loze bede, ze worden achtervolgd door de halve politiemacht van Washington. En door de mannetjesputter.

Aan een kruispunt staat plots de oude professor als een bezetene met zijn armen te zwaaien: ‘Daar, de garage in!’ Op het moment dat hij de poort dichtslaat, raast een colonne van vierendertig politiewagens met loeiende sirenes voorbij. Met zijn drieën rijden ze nu opnieuw naar de aula. Daar wordt de kubus langs alle kanten betast en bekeken, maar er valt op het eerste gezicht niets op te ontdekken: geen boodschap, geen geheim luik, niks. En dan krijgt de professor alweer een schrander idee: ‘We dompelen hem onder in een pan kokende yoghurt.’ Ook dit is een van de talloze ietwat lachwekkende riten in de logetempels. Zo gezegd, zo gedaan, en langzaamaan komt op de flanken van de kubus een tekst te voorschijn: ‘Pq fjmboe, poefs wszifje, wpps xztifje.’

Godmiljaar, wat betekent dat nu weer? De schrijver en de assistente zijn uitgeput, nog meer door bladzijde 536 dan door de nachtelijke avonturen in de Libische Woestijn, en de professor besluit een beroep te doen op zijn beste vriend en collega, die lid is van het Hoofdkapittel van de Hoge Graad van het Grootoosten, de drieëndertigste trap op de hoge ladder der vrijdenkershiërarchie. Hij is ook een kwaadaardige bedrieger, een toelatingsvoorwaarde voor het Hoofdkapittel, maar dat weet de professor nog niet. Zijn vriend is als drieëndertigste graad goed vertrouwd met weer een andere en slechts aan enkele geprivilegieerde meesters onthulde code van de schootsvelgilde. Ze bestaat erin elke letter te vervangen door de volgende uit het alfabet.

De betekenis van ‘Pq fjmboe, poefs wszifje, wpps xztifje’ is nu plots heel duidelijk: ‘Op eiland, onder vrijheid, voor wijsheid.’ En dan gebeurt het: de deur wordt ingetrapt en daar is de krachtpatser weer. Nóg niet dood. Hij neemt de professor gevangen, en verdwijnt met hem door een openstaand raam.

Zijn goede vriend laat nu het masker vallen (bladzijde 674): als hij niet binnen de vijf uur de verborgen schat in zijn bezit heeft, zal de professor sterven.

za/ 09/ 01

De schrijver en de assistente mogen geen tijd meer verliezen. Ze huren een helikopter en laten zich afzetten op Liberty Island in New York. Onder het Vrijheidsbeeld bevindt zich een kelder. Op slot! De schrijver slaat een ruit in, waarna een krijsend alarm afgaat. Onze helden hebben hooguit een minuut vooraleer de mannen van Securitas in hun nek zitten. Ze rennen de trap af, komen in een wirwar van duistere gangen terecht, nemen op goed geluk de drieëndertigste aan hun linkse kant, en botsen daar op een blinde muur.

Terwijl achter hen het gevloek en getier van de veiligheidsagenten tegen het onderaardse gewelf weergalmt, herinnert de schrijver zich een van de oudste rituelen van de logebroederschap: de maçonnieke dans. Samen met de assistente voert hij hem uit: tararara rara rap, tararara rara rap, tararara rara rap rap rap rap rap.

Hierna duwt hij tegen de muur die als bij wonder soepel om een as wentelt en een fel verlichte ruimte onthult, met aan de zijkanten twee rijen zitbanken geflankeerd door twee zuilen op een vloer van zwart en wit geblokte tegels. Aan het einde van de zaal, onder een azuren koepel met een alziend oog, staat een altaar met daarop een authentieke Gutenbergbijbel. En die onthult op de drieëndertigste bladzijde eindelijk hét grote geheim van de mensheid, de bron van alle wijsheid, de pincode van de hemelpoort, de sleutel voor het ontsluieren van de Oude Mysteriën, de overgang van de Duisternis naar het Licht:

‘Daar alleen kan liefde wonen,

daar alleen is ’t leven goed,

waar men stil en ongedwongen,

alles voor malkander doet.’

Onze vrienden stormen naar de wachtende helikopter en vliegen terug naar Washington. In de universiteit heeft de professor de kleerkast uitgeschakeld door hem met een generator uit het fysicalokaal een stroomstoot van 33 miljoen volt te geven, alweer een typisch gebruik bij vrijdenkers. En zijn onbetrouwbare confrater heeft hij een mes in de rug gestoken, een typisch gebruik bij academici.

En dat alles wat wij hier beschreven hebben, gebeurt net als in DeDa Vinci Code in minder dan 24 uur tijd! De thrillers van Dan Brown vertonen één grote overeenkomst met het partijprogramma van de SP.A: ze zijn niet erg geloofwaardig.

door Koen Meulenaere

Op het altaar ligt een Gutenbergbijbel en die onthult op de drieëndertigste bladzijde hét grote geheim van de mensheid.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content