De biografie van Igor Stravinsky: zijn ziel was Russisch, maar zijn vrij omvangrijk oeuvre is gekleurd als een wereldatlas.

Over de Russisch-Amerikaanse componist Igor Feodorovitsj Stravinsky weten we vrij veel. Op de eerste plaats natuurlijk omdat hij pas een kwarteeuw dood is en er nog behoorlijk wat mensen zijn die hem van nabij gekend hebben. Maar ook door wat hij allemaal verteld heeft aan de Amerikaanse musicoloog en dirigent Robert Craft, die sinds 1948 zijn vriend, assistent en gesprekspartner was en al die gesprekken in een zestal boeken bundelde. Mensen die zich narcistisch bewust zijn van hun eigen belangrijkheid en de grote rol die zij in hun wereld spelen, schrijven doorgaans een autobiografie. Meestal uit wantrouwige angst dat iemand anders bepaalde feiten foutief zou inkleuren, zelfs als die iemand anders je beste vriend is. Zo ook Igor Stravinsky. Zijn autobiografie heet “Chroniques de ma Vie”. Hij schreef haar in de jaren 1935-’36 in Parijs, en in het Frans. Hij was toen nog maar 53.

Igor Stravinsky werd geboren op 5 juni 1882 in Oranienbaum, vlak bij St.-Petersburg. Zijn vader, Feodor Ignatevitsj, was een afstammeling van Poolse landadel, het geslacht van graaf Soulima-Stravinsky. Hij verdiende de kost als eerste bas aan de keizerlijke opera in St.-Petersburg, waar hij later werd opgevolgd door de beroemde Fjedor Sjaljapin. Zijn moeder speelde voortreffelijk piano. Muziek zagen ze als beroep voor hun zoon niet zitten: ze verplichtten hem om rechten te studeren. Muziek diende een hobby te blijven. Na de dood van vader Feodor in 1902 werd het toch enkel muziek. Zijn leraar Nikolaj Rimski-Korsakov nam intussen de vaderlijke taak over, tot hij in 1908 zelf overleed.

In 1906 huwde Igor met zijn volle nicht Katarina Nossenko, een verwante van moeders kant en een jaar ouder dan hij. Het huwelijk was vanwege de nauwe verwantschap wettelijk ongeoorloofd, maar werd toch gesloten met hulp en zegen van een omgekocht priester. Ze kregen vier kinderen: Théodor, die schilder werd, Svatislav, die als musicus de kost ging verdienen, en de twee dochters Ludmilla en Maria. Moeder Katarina stierf in 1939.

In 1940 trouwde Igor met Vera Soudeikine-Bosset, al eerder de vrouw van een zekere Lury, daarna van de acteur Robert Schilling, en vervolgens van de schilder Soudeikine. Hij kende haar al sinds 1921. Zij is ondanks haar nogal wispelturige voorgeschiedenis tot het einde van zijn leven een goede, zorgzame maar ook inspirerende echtgenote voor hem geweest. In het jaar van zijn huwelijk met Vera werden ze ook allebei Amerikaans staatsburger.

EEN ZWERVER EN EEN COSMOPOLIET

Stravinsky overleed op 6 april 1971 in New York. Zijn stoffelijk overschot werd overgevlogen naar Venetië, waar in de kerk S.S. Giovanni e Paolo op 15 april de Russisch-orthodoxe dodenritus werd gecelebreerd. Hij was namelijk diepgelovig, wat ook uit zijn religieuze composities blijkt. Daarna werd hij begraven op het Venetiaanse kerkhof San Michele, vlak bij Serge Diaghilev, de geniale impresario aan wie hij ongetwijfeld het grootste deel van zijn beroemdheid te danken heeft.

Stravinsky is zijn leven lang een zwerver geweest. Hij was Pool van afstamming, Rus van geboorte. Hij leefde in Zwitserland, Frankrijk, de Verenigde Staten, Italië en Duitsland. Ook muzikaal is hij cosmopoliet: hij liet zich beïnvloeden door onder andere de romantiek (zijn vroege werken), het Franse impressionisme (onder andere de “Vuurvogel”) en expressionisme (“Le sacre”), de middenromantiek (“Le baiser de la fée”), de vroege Italiaanse klassieken (“Pulcinella” naar Pergolesi), de barok (Bach-parodieën) en renaissance (Gesualdo-parodieën). Pas in 1953 met “Agon”, een ballet voor twaalf dansers, en bijna een halve eeuw nà Arnold Schönberg, durfde hij echt de stijl van zijn eigen tijd aan, de dodecafonie.

Niemand zal durven ontkennen dat Stravinsky een groot componist was. Wat wèl door sommigen in twijfel getrokken wordt, is of hij ook echt een “vernieuwer” is geweest zoals bijvoorbeeld een Arnold Schönberg, Alban Berg, Anton Webern of een Olivier Messiaen. Hem wordt verweten dat hij werken van anderen, zoals van Pergolesi en Bach, gebruikte om er op zijn manier nieuwe van te fabriceren. In de stijl die neoclassicisme wordt genoemd. Het beste antwoord daarop is door hem zelf gegeven in een van zijn laatste gesprekken: “Probeerde ik alleen maar oude schepen te repareren, terwijl de andere partij – Schönberg – naar nieuwe middelen van vervoer zocht? Wel, het echte werk van een kunstenaar is (volgens mij) nu eenmaal het repareren van oude schepen. Hij kan slechts op zijn manier zeggen wat al gezegd is.”

Fons De Haas

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content