Brazilië zet al z’n kaarten op biobrandstof. De vrees bestaat evenwel dat door de vraag naar alternatieve brandstoffen traditionele teelten weggedrukt worden. En dat de ongelijkheid tussen agro-industrie en kleinschalige landbouw nog toeneemt. Knack trok naar de zuidelijke deelstaat Parana en vroeg aan de boeren zelf hoe ze hun toekomst zien.

‘Haast je met die camera, want het gaat regenen’, zegt Vilmar Sartoria, die met z’n familie en buren tabak of fumo (rook) aan het planten is. Wanneer ik de lens in aanslag heb, valt het water al met bakken uit de lucht. Lachend lopen de boerendochters en -zonen naar een hoek van het veld om te schuilen onder een paar zwarte paraplu’s.

‘In Parana heb je vier seizoenen op een dag,’ zegt Sartoria, ‘regen, opklaringen, zon en vrieskou ’s avonds.’ Het veranderlijke weer is misschien wel de belangrijkste reden waarom deze landbouwstreek, ontstolen aan het oerwoud, zo vruchtbaar is.

Parana is een jonge deelstaat, gewonnen op de selva of mato, zoals de jungle in Brazilië genoemd wordt. Het stadje Marmeleiro, vanwaar ik met mijn gids Rodrigo naar het veld van Sartoria vertrok, bestaat nog maar zo’n dertig jaar. Het heeft iets artificieels, Amerikaans, het is er naar Braziliaanse normen kraaknet. Te zien aan de nieuwe modellen van auto’s lijkt het ook best welvarend.

‘In Parana wonen veel mensen die uit de zuidelijke deelstaat Rio Grande do Sul vertrokken zijn toen de agrobusiness daar gronden begon op te kopen’, vertelt Rodrigo. ‘En hier is er plaats genoeg.’ Rodrigo werkt voor de lokale coöperatie Cresol (gesteund door de Belgische ngo Trias) die in Parana duizenden boeren aan krediet heeft geholpen en de familiale landbouw een flinke duw in de rug heeft gegeven. Rodrigo heeft me aan Sartoria voorgesteld om nader in te gaan op de problematiek van de biobrandstoffen.

‘Ik ben nu opnieuw tabak aan het planten, maar vorig jaar heb ik hier zonnebloemen gezaaid’, zegt Sartoria onder de paraplu. ‘Het klonk allemaal veelbelovend wat er werd verteld over de markt van biobrandstoffen, maar het experiment was geen succes.’ Het probleem, zo blijkt, was dat er in Parana geen verwerkende fabriek is, waardoor Sartoria de zakken met zaden zelf naar Rio Grande do Sul moest vervoeren. ‘Per zak zonnebloemzaden wordt er 22 real ( bijna 8 euro) betaald, maar daarop was ik aan vervoerskosten en opslag 8 real (een kleine 3 euro) per zak van zestig kilo kwijt. Voor 14 real per zak (5 euro) kan ik niet nog eens zaaien dit jaar. Daarom tabak, het geeft meer manueel werk, maar brengt meer op per hectare.’

Is het dan geen risico om alles op één teelt, zoals maïs of zonnebloem, te zetten? ‘Bwah, niet echt’, zegt Sartoria. ‘Dit is geen arme streek, zoals je ziet. We hebben allemaal wel meer dan 10 hectare én onze eigen beesten: kippen, koeien en varkens. En als het oogst is, komen alle buren een handje helpen. Maar of mijn kinderen hier zullen blijven, is nog maar de vraag.’

PRO-ALCOOL

De omslag naar biobrandstof is in Brazilië meer dan een vaag regeringsprogramma. Sinds januari 2008 is alle diesel in het land biodiesel – wat wil zeggen dat er in de diesel aan de pomp een minimum van 5 procent plantaardige olie zit. Vanaf 2012 zal dat minimum opgetrokken worden tot 20 procent. Deze biodiesel heet dan B20. Daarnaast speelt Brazilië als ’s werelds grootste suikerproducent een pioniersrol wat de productie van ethanol betreft.

Na de oliecrisis van 1973 startte het Zuid-Amerikaanse land met het programma ‘Pro-Alcool’ om minder afhankelijk te worden van de oliesjeiks. Hoewel het gebruik van ethanol in de jaren 1990 terugviel tot minder dan 5 procent van het totale verbruik in benzinemotors, vind je vandaag in elk benzinestation waar ook in het land een ethanolpomp. De suikerrietteelt was eind jaren negentig door dalende prijzen op de wereldmarkt op zijn retour, maar ethanol heeft de productie weer een impuls gegeven.

De regering verwacht dat er in 2008 een record van 630 miljoen ton suikerriet zal worden geproduceerd. Meer dan de helft daarvan gaat naar de productie van ethanol. Het risico bestaat dat de massale productie van biobrandstoffen ten nadele gaat van andere teelten, maar voorlopig loopt het nog niet zo’n vaart. Soja bijvoorbeeld, het plantaardige bestanddeel van biodiesel, neemt toe in areaal – maar voornamelijk door de vraag naar proteïnehoudende pellets ( torta of ’taart’ in Brazilië) voor dierenvoeding in Europa en de VS. De olie is een restproduct van soja en de 800.000 ton plantaardige olie die dit jaar naar het biodieselprogramma ging, is olie die normaal voor de export bestemd was. Met andere woorden: het biodieselprogramma heeft geen negatieve invloed op de productie van plantaardige olie voor de lokale markt.

De socialistische regering onder president Lula is zich ervan bewust dat de familiale landbouwbedrijven die zich specia-liseren in biobrandstoffen niet kunnen concurreren met de agro-industrie. Daarom wordt in het biodieselprogramma voorzien dat de nationale oliemaatschappij Petrobras in de eerste plaats bij kleine boeren plantaardige olie koopt. Probleem: de kleine boeren produceren niet genoeg.

VOEDSELPRIJZEN VERDUBBELEN

Kan de kleine boer dan wel meespelen op deze markt? Jose Cacildo Milke is overtuigd van wel. Milke is een boer en transporteur uit Francisco Beltrao, een paar kilometer van de boerderij van Sartoria vandaan, en heeft een niet mis te verstane slogan op zijn pick-up geschilderd. ‘ O biodiesel es nossa’, oftwel ‘de biodiesel is van ons’. Een verwijzing naar de uitspraak van ex-president Getulio Vargas, die met ‘el petroleo es nossa’ in de jaren 1950 de olie-industrie nationaliseerde en daarmee Petrobras boven de doopvont hield.

Milke is op campagne want over een paar dagen zijn het verkiezingen en hij wil in de gemeenteraad. Daarom rijdt hij rond met zijn eigen affiche op de auto en de boodschap voor zijn dorpsgenoten dat hij niet rijdt op biodiesel van Petrobras maar op gewone, simpele olie. ‘Of biobrandstoffen grote business worden of niet, daar hoeft allang niet meer over gediscussieerd te worden’, zegt hij. ‘De vraag is wie er met de winst zal gaan lopen. Ik denk dat de biobrandstoffen een uitstekende kans zijn voor de kleine familiale landbouw. Biodiesel en ethanol kunnen voor een gelijkere inkomensverdeling zorgen.’

Hoe dan? ‘Doordat iedereen zijn eigen brandstof gaat maken’, zegt Milke onomwonden.

Hij heeft een argument om zijn stelling te bewijzen: een oliepers in zijn garage, waarmee hij zijn eigen brandstof perst en die in zijn brandstoftank giet. Geen chemisch proces dus zoals dat van Petrobras, waarbij de olie eerst verwerkt wordt en de glycerine verwijderd.

‘Het biodieselprogramma van Petrobras wil de mensen laten geloven dat we de oliemaatschappijen nodig hebben om brandstof te maken. Daarom heeft de Braziliaanse regering minimumwaarden uitgevaardigd voor biobrandstoffen. Maar B20 bevat nog altijd maar 20 procent plantaardige olie. Op die manier houdt Petrobras een vinger in de pap bij de vermenging en commercialisering. Maar theoretisch kan een tractor of een diesel perfect op 100 procent plantaardige olie rijden’, stelt Milke met overtuiging.

Maar door olie te gebruiken voor brandstof zullen de voedselprijzen toch stijgen? ‘Ongetwijfeld,’ zegt Milke. ‘Maar de voedselprijzen zijn momenteel gewoon veel te laag. Ze zouden minstens moeten verdubbelen. Niet dat de boeren honger lijden of zo, maar ze hebben gewoon geen cash op zak. Het is de handelaar die verdient aan landbouwproducten, niet de producent.’

Het gemeenteraadslid in spe heeft al duidelijk voor ogen hoe dat zou moeten veranderen. ‘Een boer kan een paar hectare reserveren om naast zijn andere gewassen oliehoudende zaden te kweken als zonnebloem, koolzaad, lijnzaad of soja. De olie kan hij verkopen als plantaardige olie of als brandstof. Of hij kan ze zelf gebruiken in zijn tractor. Het overschot van de persing, de proteïnehoudende torta (pellets of (‘kroketten’), worden gebruikt als veevoer. Meer keuzes wil zeggen meer mogelijkheden om in te spelen op de marktvraag. Het enige wat de boeren nodig hebben is een machine om olie te persen en te filteren tot hoogwaardige brandstof.’

DUITSE DOMINEE

Waar gaat een boer uit Parana met 10 tot 15 hectaren zijn olie laten persen? De oplossing zou wel eens kunnen komen van pastor Werner Fuchs, een kwieke dominee van Duitse afkomst die jarenlang gewerkt heeft in de sloppenwijken van Curitiba, de hoofdstad van de staat Parana.

Ik heb al over Fuchs en zijn experimenten gehoord en ontmoet hem op het parkeerterrein van het regeringskantoor van SEAB, een van de vele ministeries die over landbouw gaan. Want dit mag wel duidelijk zijn: in het bureaucratische Brazilië is er voor elke boer die een koe melkt, een statisticus die de centiliters telt, een antropoloog die de familiesituatie van de boer ontleedt en een landbouwingenieur die zich over de koe ontfermt.

Wanneer ik met Fuchs de stad uit rijd, komen we op een autosnelweg die dwars door een sloppenwijk snijdt. De bewoners hebben geen brug om over te steken en rennen voor hun leven. De Duitse dominee ziet het niet meer. Hij zit al met iets anders in zijn hoofd.

Aan de rand van de stad heeft Fuchs een loods, waar hij als een gekke professor experimenteert met een revolutionaire machine. ‘Over biodiesel bestaan een hoop misverstanden’, zegt hij. ‘Om te beginnen is het helemaal geen ecologisch proces. Want bij het mengproces komt er een schadelijke zwarte vloeistof vrij. Bovendien is biodiesel geen stabiele mengeling. Biodiesel moet in een periode van twee maanden gebruikt worden of het begint te gisten en verliest zijn kwaliteiten. Petrobras heeft er grote opslagproblemen mee.’

Maar waarom moet er dan gemengd worden? ‘Er hoeft helemaal niet gemengd te worden. Dat is een fabeltje van de oliemaatschappijen’ beweert Fuchs, die daarmee Milke gelijk geeft. ‘Met een kleine aanpassing van de motor, waarbij de olie tot 70 graden celsius verwarmd wordt, kan een diesel op plantaardige olie rijden. Maar de regering en de bedrijven zien het niet graag dat de bevolking zelf voor haar eigen brandstof zorgt. Ze willen via de standaard van biodiesel de controle behouden.’

Fuchs is geen fantast. Dat wordt me duidelijk wanneer de schuifpoort van zijn loods opengaat. Ik kijk naar de Fuchs Nummer 0 (de testmachine) en de Fuchs Nummer 2, waar zijn broer Erich de laatste schroeven van vastdraait. De Fuchs Nummer 1 is al verkocht. De Duitste dominee heeft voor zijn machine een aantal dingen samengevoegd. Een grote microgolfoven om de zaden te drogen, een molen om de granen te pellen, een pers en verschillende filters, naargelang men plantaardige olie voor huishoudelijk gebruik wil of als brandstof. ‘Wij willen onze machine ter beschikking stellen van boerencoöperaties zodat ze zelf in hun noden kunnen voorzien, voor olie en voor dierenvoeding. De machine gebruikt een koude pressing waarbij – in tegenstelling tot bij industriële oliën – alle voedingswaarden in de pellet bewaard blijven.’

Fuchs loopt naar buiten met een fles versgeperste zonnebloemolie en vult er ostentatief zijn tank mee. Ik proef ervan en het smaakt helemaal niet slecht, zonnebloemolie met een geprononceerde notensmaak. Goed voor een salade.

Fuchs is een man met idealen, maar hij heeft één groot probleem: hoe moet een kleine boerencoöperatieve uit Paraná aan fondsen raken om zijn machine te kopen? ‘Het enige probleem is momenteel de hoge kostprijs van de machine’, geeft Fuchs toe. ‘Aan materiaal alleen al kost het ons 60.000 real (meer dan 20.000 euro), het totale prijskaartje hangt rond de 125.000 real (bijna 45.000 euro).’

PLATTELANDSVLUCHT

Maar zoals wel vaker in het biobrandstoffenverhaal komt een onverwacht partnerschap om de hoek kijken: Petrobras dat de familiale landbouw te hulp schiet. Dat kom ik te weten wanneer ik hoor dat Fuchs-machine 1, de eerste die verkocht werd na het experimentele model, onderdak heeft gevonden bij een kleine coöperatie in Pitanga, een stadje in het hart van Parana.

Na een lange busrit uit Curitiba beland ik in Pitanga, waar ik ’s morgens opgewacht word door Ismael Telles, de joviale bestuurder van de coöperatie Assistec. ‘Wij hebben de machine een maand geleden ingehuldigd. We konden ze kopen dankzij een subsidie van Petrobras’, vertelt Ismael tot onze verbazing. Petrobras? Dit gaat toch juist tegen de belangen van het staatsbedrijf in? ‘In theorie wel’, zegt Ismael. ‘Maar voor Petrobras, dat erg onder vuur ligt met het biodieselprogramma wegens de ecologische en sociale schade, zijn dit goede public relations.’

Ze gaan dus zelf biobrandstof produceren? Ismael kucht even. Hij zit duidelijk niet op dezelfde lijn als pastor Fuchs en politicus Milke. ‘Dat we zelf biobrandstof kunnen maken, is positief. Maar dat is niet ons voornaamste doel. De boeren van de coöperatie komen hier hun eigen huishoudelijke olie persen en daarnaast nemen ze de pellets mee naar huis voor de dieren. Het gaat om organische olie van hoog niveau, dus vinden wij het zonde mocht de boer dat in de tank van zijn tractor gieten. Maar als hij wil, doet hij dat. Assistec legt de nadruk op agro-ecologie, dat wil zeggen dat we tegen het gebruik van pesticiden zijn en proberen op een verantwoorde manier aan landbouw te doen. Alle leden van de coöperatie moeten zich daaraan houden.’

Ismael en zijn jongere broer Carlos nemen me mee in de auto naar hun velden, op een halfuur rijden van Pitanga. In een schitterend glooiend landschap met haver, knollen en zonnebloem wachten nog twee leden van de Tellesclan ons op. De gewassen zijn kriskras door elkaar gezaaid, blijkbaar een logische stap bij de agro-ecologische landbouw. ‘Dit zijn voorbereidende gewassen, om de grond te beschermen tegen erosie, regen en zon’, zegt de zoon van Ismael, die op een ander veld zonnebloemen begint uit te trekken. ‘Ik haal de slechtere planten weg om de andere meer ruimte te geven. Wat we willen vermijden, is het gebruik van vergif.’

De broers nemen me mee naar een boerderij van hun coöperatie en wijzen trots op de organische composthoop, de tank met uitwerpselen die vergist tot biogas en meststof, de natuurlijke waterbronnen die zijn afgeschermd met een stenen muurtje.

Allemaal heel mooi, maar hoe vertaalt zich dat in opbrengst? ‘Deze streek bestaat vooral uit boeren die melkvee houden,’ zegt Carlos Telles bij zonsondergang aan de waterbron. ‘Ons doel is de opbrengst per koe te verhogen en dat kan alleen door ze gezonder te maken met schoon water en nieuwe technieken, zoals het roterende graassysteem. De oliemachine van Fuchs past ook in dat plaatje. Onze bedoeling is niet een winstgevend agrobedrijf uit de grond te stampen. We willen gewoon dat familiale bedrijven rendabel genoeg zijn, opdat de plattelandsvlucht naar Curitiba en Sao Paulo gestopt kan worden.’

Is het geen utopische gedachte, dat in een gigantisch land als Brazilië elke boer zijn eigen brandstof zou gaan aanmaken? ‘Waarom?’ vraagt Carlos, wanneer we afscheid hebben genomen van zijn broers en hij me afzet aan het busstation van Pitanga. ‘In Brazilië komt het gros van de melkproductie van de familiale landbouw. We spreken over meer dan 4 miljoen boeren. Er is nooit een tekort aan melk en ze is van uitstekende kwaliteit. De regering wil de biobrandstoffen monopoliseren met technische argumenten. Maar de grootste leugen die de politici ons verkopen – en hij wijst naar tientallen posters van kandidaten voor de aanstaande verkiezingen – is dat we ze nodig hebben.’

DEZE REPORTAGE KWAM TOT STAND MET DE STEUN VAN DE NGO-COALITIE ‘2015 DE TIJD LOOPT’ EN HET BELGISCHE OVERLEVINGSFONDS.

DOOR TOM DIEUSART

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content