Juanita lag op de Ampato, een berg in Peru. Daar lag ze al zo’n vijf- honderd jaar en bleef goed bewaard. Vorig jaar werd ze gevonden.

ZE droeg lange zwarte haren, had een sierlijke hals en fijne gelaatstrekken. Juanita, noemden ze haar, of ook wel ?de ijsprinses?, omdat ze van een bijzondere schoonheid getuigde. Ze was dertien jaar, en ze was al ongeveer vijfhonderd jaar dood.

Een goed jaar geleden werd het vrijwel ongedeerde lichaam gevonden van een dertienjarig meisje uit de Inca-tijd. Het lag op een flank van de 6.318 meter hoge Ampato, een van de bergen die het vulkanische Colca-gebied beheersen in het Zuid-Peruaanse departement Arequipa.

De wetenschappers raakten vooral onder de indruk van de uitzonderlijke toestand van bewaring van de mummie, die al die jaren beschermd werd door het ijs op de bergtop. Beter nog dan de ?ijsman?, verzekert Konrad Spindler, die in Oostenrijk het onderzoek leidt over de befaamde Tiroolse mummie. Haar beenderen, celweefsel en organen verkeren in een perfecte staat, waardoor zij een ideaal studieobject is voor bioarcheologen. Aan de hand van haar DNA-structuur, maaginhoud en de materiële kenmerken van de kleren en voorwerpen die zij bij zich had, kan het hele verhaal van haar afkomst, eetgewoonten en genetische eigenschappen ontcijferd worden.

De mummie werd begraven in de periode dat de Inca’s het Colca-gebied, dat oorspronkelijk toebehoorde aan de Collahua’s en de Cabana’s, hadden ingepalmd. Ze heersten daar vanaf 1450 en vóór de Spanjaarden zich er in 1532 kwamen vestigen. Cultuurhistorisch betrof de vondst een primeur : voor de eerste keer werd een vrouwelijke mummie opgedolven in het Andes-gebergte en dan nog zo dicht bij de Inca-hoofdstad Cuzco. Andere mummies bevonden zich op de bergtoppen van El Plomo, El Toro en de Aconcagua in het Chileense of Argentijnse gedeelte van de Andes en waren van de mannelijke kunne.

Voor de Peruaanse archeoloog Federico Kauffmann-Doig bevestigt de vondst zijn visie over de oude Peruaanse culturen. Op de scholen in Peru wordt verteld dat de Inca’s nooit, zoals de Mexicaanse Maya’s en Azteken, mensenoffers zouden gebracht hebben. Via de studie van onder meer kronieken leerde Kauffmann-Doig dat om de vier jaar, op het feest van de winterzonnewende van 21 juni, vanuit het hele Inca-rijk kinderen naar Cuzco werden aangevoerd. Ze waren uitverkoren om hun schoonheid en afkomst. Na een langdurig ritueel, capac cocha genoemd, keerden zij terug naar hun geboorteplaats, waar zij levend werden begraven.

TOEVAL.

Bij de vondst van Juanita speelde veeleer het toeval een rol, dan wel wetenschappelijke, gerichte opgravingswerken. De familie Zàrate, befaamde berggidsen uit Arequipa, eiste hierin de hoofdrol op. In september 1993 beklom Carlos junior met enkele gezellen de Ampato om van daar de naburige Sabancaya de ?spuwende berg? in de plaatselijke quechuataal te observeren. Die was sinds 1989 opnieuw in werking getreden. Tijdens deze excursie merkten de bergbeklimmers dat de vulkaan de Ampato met een donkere aslaag had bedekt die de zonnestralen opslorpte. Daardoor was het ijs beginnen te smelten trapsgewijs, zodat ijsterrassen waren ontstaan. Op een van die terrassen zagen zij ichu-gras uitsteken, het hooi dat de indio’s nu nog altijd over hun daken leggen. Bij nader onderzoek vonden zij ook stukken touw en uitwerpselen van lama’s. Dit leek Carlos Zàrate wel een soort weg te zijn die de Inca’s daar zouden aangelegd hebben voor de beklimming naar de top.

Later bleek uit de ontdekking van tentconstructies dat zij daar ook een basiskamp hadden gebouwd. Maar waarvoor deze beklimming toen zou gediend hebben, was op dat ogenblik niet duidelijk. Toen Carlos bij zijn terugkeer zijn vondst meldde, toonde niemand enige interesse. Op zijn jongere broer Miguel na, die over het voorval sprak met de Noord-Amerikaanse archeoloog Johan Reinhard, medewerker van het Chicago Field Museum of Natural History en het Mountain Institute of Franklin van West-Virginia. Miguel had met Reinhard al gedurende meerdere jaren bergen beklommen voor een archeologisch project, genaamd Sacred Peaks of the Andes. De Ampato was echter niet in dit project opgenomen. Toen Reinhard de foto’s van Carlos zag, besloot hij om deze berg in het programma op te nemen.

Op 8 september 1995, om drie uur in de namiddag, zag Miguel Zàrate op de Ampato een bosje veren steken in een hoop sneeuw, die door een lawine naar beneden was gegleden. Bij nader toekijken bleek het te gaan om het hoofddeksel van een beeldje in spondylus, een schelp die de Inca’s voor ritueel gebruik uit de kuststreek haalden. Zàrate speurde verder en stootte op een bundel, die een ingepakte mummie bevatte met ook nog potscherven en zakjes met granen. Hij had Juanita gevonden.

SCHEDELBREUK.

Omdat de lawine het graf had opengebroken, was haar gezicht uitgedroogd door de zonnestralen. De rest van het lichaam was ongedeerd gebleven door de ijslaag die haar omgaf : een aseptische koelkast met een ideale vochtigheidsgraad die op meer dan zesduizend meter hoogte de mummie totaal vrijwaarde van schimmels en bacteriën. Het meisje bevond zich in foetushouding en met de armen over de borst gekruist, zoals gebruikelijk bij vrouwelijke Inca-mummies. Met de rechterhand hield zij haar roodbruine kleed vast met wat een verstijfde doodsgreep lijkt te zijn. Zij vertoonde geen sporen van een gewelddadige dood, wat erop wees dat zij daar levend begraven werd. Wel constateerde men later een schedelbreuk. Wellicht sloeg men haar bewusteloos voor zij in de bundel werd gestopt. Haar kledij was rijk versierd, onder meer met haar rood-witte sjaal ( lliclla) die met een zilveren tupu-speld bijeengehouden werd. Dat maakte het erg duidelijk : hier lag niet zo maar iemand. Ook merkte men achteraf dat haar kleren iets te groot voor haar waren, wat lijkt te suggereren dat men destijds geloofde dat zij in het hiernamaals verder zou blijven groeien.

Zowel de mummie als de voorwerpen werden in plastiek ingepakt. Johan Reinhard bond ze vast op zijn rugzak voor een gevaarlijke afdaling langs het met asse bedekte glibberige ijspad een steile helling van 45 graden tot aan het basiskamp. Om haar te isoleren tegen de warmte van de zon werd Juanita in een slaapzak gestopt en op de rug van een ezeltje gebonden. De tocht naar het dorp Cabanaconda in de Colca-vallei duurde dertien uur. Vandaar nam Miguel Zàrate de mummie mee op de bus tot de stad Arequipa. De eerste drie nachten logeerde Juanita in het huis van de familie Zàrate. Maar daar stelde zich een probleem. De mummie kon niet in de koelkast en begon te smelten. In het holst van de nacht belden ze naar een bevriend zakenman. Die bracht haar naar het depot van zijn bedrijf en legde haar in een grote diepvrieskast.

Toen ook Johan Reinhard naar Arequipa terugkeerde, nam hij contact op met de National Geographic Society, waarvoor hij voordien al had gewerkt, en met het departement Archeologie van de Katholieke Universiteit Santa Maria van Arequipa, die onder leiding staat van professor José Antonio Chavez. Het Peruaanse Nationaal Instituut voor Cultuur, dat de vergunning moest leveren voor het onderzoek, werd pas achteraf geraadpleegd. Daarover rees in Peru tumult, velen oordeelden dat er een loopje was genomen met het nationaal patrimonium. Wellicht wilde Reinhard de zaak stilhouden, de vondst op zijn naam zetten en tegelijk aan het tijdschrift van de National Geographic Society de primeur bezorgen van deze uitzonderlijke ontdekking.

BLIKSEMINSLAG.

Eind oktober 1995 trokken de gebroeders Zàrate met Johan Reinhard en professor Chavez voor de derde keer naar de Ampato, ditmaal voor een wetenschappelijke expeditie die door de National Geographic werd bekostigd. Tijdens deze expeditie werden twee andere mummies ontdekt : een meisje van zo’n acht jaar oud dat de naam Virginia kreeg en een man van zo’n twintig jaar, Jaime. Ze staken iets lager dan Juanita en waren allebei beschadigd door blikseminslag. Virginia droeg een merkwaardig hoofddeksel, getooid met pluimen van de macaw, een oerwoudvogel die nog altijd gebruikt wordt tijdens religieuze feesten. Ze zat op een in de rots uitgehouwen, ruitvormige steen die op dezelfde wijze als het zuiderkruis de windrichtingen aanwees. Beide mummies waren begraven met hun gezicht naar het zuiden en in hun graf troffen de leden van de expeditie rode aarde aan, die speciaal voor het offer naar boven was gebracht. Bij de mummies lagen heel wat voorwerpen, zoals een zilveren beeldje dat een lama voorstelde, ceremoniële houten bekers ( queros) en ook ceramiek, waaronder conische Inca-vazen ( aribalos).

?Eén ervan trok onze aandacht,? vertelt Carlos Zàrate. ?Hij was verzegeld en woog tamelijk zwaar. Er zat een vloeistof in, waarschijnlijk chicha (maïsbier). Vijfhonderd jaar oud en diepgevroren, die moet zijn oorspronkelijke smaak bewaard hebben.?

Een andere merkwaardige vondst noemt hij de ?mountain boots van de Inca’s?. Iets heel eenvoudigs, eigenlijk. Men vond tot nog toe nooit kousen van de Inca’s. Zij droegen sandalen in lamaleder en waren verder blootsvoets. Wij ontdekten daar een soort kousen in de vorm van mocassins. Op het eerste gezicht, en dit was ook wat de archeologen van onze ploeg dachten, dienden deze kousen gewoon om zich tegen de koude te beschermen. Nu is het mij overkomen dat ik met een klant een berg beklom en dat wij vergeten waren om, tegen het glijden, krammen op onze schoenen te plaatsen. De man die toen bij me was, vroeg me om mijn schoenen uit te trekken. Ik droeg wollen kousen en zag hoe die zich vasthechtten op de sneeuw. Welnu, op die manier moeten de Inca’s kousen gebruikt hebben om over het ijs te stappen zonder uit te glijden?.

OFFERGAVEN.

De mummies uit het ijs halen, was geen sinecure. Met behulp van gasverwarmertjes werd gedurende drie dagen water gekookt. Dat goten ze voorzichtig rond het lichaam van de mummies, zodat ze die uit hun ijskoker konden bevrijden zonder hun kleren te beschadigen. De manier waarop ze het betonharde ijs moesten bewerken, wees erop dat de mummies indertijd onmogelijk in deze ijsmassa konden begraven zijn. Dat de plaats van hun graf er op dat moment nog niet bevroren bijlag. Mogelijk was dit zelfs een motief voor het begrafenisritueel. Wellicht waren zij geofferd om water af te smeken in een periode van droogte, of tijdens een vroegere eruptie van de Sabancaya. Ook nu trouwens betekenen de uitbarstingen van deze vulkaan ecologisch en voor de boeren uit de streek ook economisch een immens probleem, doordat de waterbekkens die zich met het smeltwater van de Ampato voeden, uitdrogen. Heel typisch voor deze streek is ook het offer aan de apu (de geest van de berg), een ritueel dat nu nog dikwijls wordt uitgevoerd, waarbij aan de berg ?betaald? wordt in ruil voor water voor de gewassen of voor materiële voorspoed.

?De boeren hier,? zegt Carlos, ?kiezen drie cocablaren uit en maken er een kruisteken mee, terwijl zij de lippen vooruit stulpen in een zoenbeweging, en stoppen ze dan in een kopje. Daarna nemen zij een kruik met rituele chicha die zij op de grond uitgieten, eerst voor Pachamama (moeder aarde), dan voor de apu. Ieder doet dat in de richting van zijn eigen apu, de berg in wiens buurt hij geboren is en aan wie hij toebehoort. Een derde plenging wordt gedaan ter ere van de overledenen. Dit ritueel heet de tinka. Op 21 juni, dezelfde datum als de kinderoffers van de Inca’s, wordt er soms een bloedoffer gebracht, meestal een lama.?

Mensenoffers worden uiteraard niet meer gebracht. De spiritualiteit van de mens in de Andes heeft vandaag veeleer een gnostisch dan wel een bloederig karakter, verduidelijkt de gids, en hij diept opnieuw een anekdote op. ?Langs de oostelijke flank van de Ampato ligt een woestijn van asse. De hevige winden hebben daar een laag van drie tot vier meter stof doen ontstaan, wat de beklimming extra moeilijk maakt men raakt volledig verblind door het stof. Welnu, tot onze groep behoorde een jonge gids die in de Colca zelf geboren is. Van kindsbeen af voelde hij zich thuis in de wereld van de Indio’s, hij deelt ook nu nog altijd hun religieuze visie. Hij maakte ons duidelijk dat, als wij de beklimming tot een goed einde wilden brengen, wij hiervoor offergaven moesten brengen. Hij overhandigde me zelfs een lijst van de zaken die wij hiervoor moesten aankopen, onder andere de foetus van een vicuña, de meest sierlijke van de kameelachtigen, en een zeldzame beschermde diersoort.

Zonder hiervan iets aan de archeologen te vertellen, hebben wij een tafel (offeraltaar) bereid en deze betaling aan de apu van de Ampato gedaan. De hele week die hierop volgde, was het windstil. De laatste dag, toen wij maar pas terug waren, stak de wind opnieuw in volle hevigheid op. Vreemd, niet ? Het was alsof de berg al die tijd de adem had ingehouden.?

NAAR AMERIKA.

Toen de expeditie met haar waardevolle vracht terugkwam, werd na een verblijf aan de universiteit van Arequipa, besloten om de mummies voor verder onderzoek naar de Verenigde Staten over te brengen. Daar stond een hele ploeg specialisten uit diverse disciplines klaar om ze onder alle aspecten te bestuderen : microbiologen, biochemici, tot zelfs ornithologen en gynaecologen. Eén van deze laatsten stelde zelfs voor om bij Juanita een ovulatie te provoceren, wat de ploeg rond Johan Reinhard uiteraard weigerde. De prioriteit moest uitgaan naar de wetenschappelijk verantwoorde bewaring van de mummies. Op aanraden van Horst Seidler van het Instituut voor Menselijke Biologie van de Weense Universiteit, werden de kleren in etappes van de lichamen verwijderd, zodat zowel de lichamen als de stoffen in ideale condities qua temperatuur en vochtigheidsgraad zouden bewaard kunnen worden, welke in beide gevallen verschillen.

Zo kwam het dat Juanita eerst in de States werd onderzocht en aan het publiek voorgesteld, voor zij eind juli pas definitief in Peru terecht kwam. Opnieuw stak protest op. Bepaalde Peruaanse archeologen meenden dat zij de mummies even goed in hun eigen land hadden kunnen onderzoeken en wezen op het bijkomende risico van beschadiging van de mummies tijdens het transport. Maar het echte probleem is dat een derdewereldland als Peru niet over de fondsen beschikt om wetenschappelijk onderzoek van dit niveau te financieren. Hierbij spelen instituten als de National Geographic Society uiteindelijk een positieve rol. In die zin sprak ook de Peruaanse archeoloog Walter Alva die zeven jaar geleden in het Noord-Peruaanse Chiclayo de graftombe van de ?Vorst van Sipàn?, uit de Lambayeque-cultuur, ontdekte : ?Zonder de financiële steun en de cover door de National Geographic Magazine zou de voortzetting van de opgravingen en de wetenschappelijke studie ervan onmogelijk geweest zijn.?

Maar nu ligt Juanita behouden in een ijsgekoelde, opnieuw door de National Geographic Society betaalde, toonkast in Arequipa. Ze draagt nog altijd zwart haar, heeft een sierlijke hals en fijne gelaatstrekken.

Francis Cromphout

Juanita in haar ijsgekoelde toonkast : een stoffelijk overschot van vijfhonderd jaar.

Van links naar rechts, met de mummie aan hun voeten : Miguel Zàrate, José Antonio Chavez en Johan Reinhard.

De uitbarsting van de Sabancaya, gezien vanop de top van de Ampato.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content