Hubert van Humbeeck

Meteen na haar aantreden nu anderhalf jaar geleden bleek dat de nieuwe coalitie zich alvast op één punt van de vorige onderscheidde: paars-groen gaf blijk van het vermogen om te communiceren. De tijd van het stuurse ‘geen commentaar’ van Jean-Luc Dehaene was voorbij. De nieuwe eerste minister, Guy Verhofstadt, deed daarvoor niet alleen een beroep op de gebruikelijke woordvoerders, hij haalde met Noël Slangen ook een heuse communicatie-expert in huis – een spin doctor in de echte Angelsaksische traditie.

Regeringsleden en meerderheidspartijen vormden geen zwijgende en gesloten cohorte meer. Ze traden met elkaar op het publieke forum in discussie over zaken die bij de ministers op tafel lagen. Die manier van doen, werd een open debatcultuur genoemd. Ze is ondertussen alweer enigszins in onbruik geraakt omdat de toon geregeld toch iets te scherp werd.

Maar al dat gebabbel onder politici is nauwelijks meer dan een prettig tijdverdrijf voor de media als het niet tot een min of meer normale gedachtewisseling met de bevolking leidt. En dat is in verband met de opvang van asielzoekers in ieder geval niet gelukt. Is er, bijvoorbeeld, nog iemand die weet hoe het precies staat met de grootscheepse regularisatiecampagne van een jaar geleden?

De indruk kan verkeerd zijn. Maar telkens wanneer er de voorbije weken ergens een asielcentrum zou worden geopend, leek het alsof de regering de plaatselijke gemeenschap als een overvalcommando op de nek viel. Ze is blijkbaar zo beducht voor de reactie van haar onderdanen, dat ze die als het ware bij verrassing voor een voldongen feit wil plaatsen. Het wantrouwen tussen de hogere en de lokale overheid is zo groot dat aan de beslissing van zo’n inplanting nog nauwelijks normaal overleg kan voorafgaan.

Toch is er geen twijfel over mogelijk dat de toekomst van Europa multicultureel is. Wie die ontwikkeling wil stoppen, probeert ofwel de geschiedenis terug te draaien, ofwel de mensen iets wijs te maken. Zoals kardinaal Godfried Danneels met Kerstmis zei: ‘Ze komen en ze zullen blijven komen.’ Als de Europese Unie over enkele jaren 27 leden telt, geldt er sowieso een vrij verkeer van personen van de Zwarte Zee tot de Noordzee. Maar die gedachte zet ondertussen niet aan tot mildheid of tot toenadering. Integendeel: ook organisaties die allochtonen verenigen, verharden hun standpunten.

Het is een probleem waarmee alle Europese landen van ons type te kampen hebben. De solidariteit waarop de sociale welvaartsstaat gebouwd is, wordt door de toenemende multiculturele samenstelling van de bevolking onder druk gezet. Die solidariteit steunt op de idee dat mensen een deel van hun inkomen samenbrengen in een grote pot waaruit geput wordt voor de ziekteverzekering, werkloosheid, pensioenen enzovoort. De gemiddelde Europeaan, zo blijkt, wil nog altijd solidair zijn – maar toch eigenlijk het liefst met de groep waarmee hij zich het beste kan vereenzelvigen, diegene die dezelfde normen hanteert als hijzelf. Onbekend maakt nog altijd onbemind.

Sinds de jaren zeventig is het vooral onder progressieve politici bon ton dat de eigenheid van alle groepen in de samenleving moet worden gerespecteerd. Dat de overheid tussen hen geen onderscheid mag maken, ook als ze er andere leefgewoonten en tradities op nahouden. Een rapport dat hierover recent ten behoeve van de Engelse overheid werd geschreven, ging zo ver begrip te vragen voor de houding van groepen die vanuit hun cultuur de ongelijkheid van man en vrouw accepteren. Het is een klassiek voorbeeld.

In Groot-Brittannië wordt erover gepraat. Scandinavische landen als Zweden en Denemarken – toch niet de meest onverdraagzame samenlevingen – gaan de kwestie drastisch te lijf. Zij gaan ervan uit dat wie in hun land wil blijven zich zo snel mogelijk taal en gewoonten eigen moet maken. Om het conflict te vermijden, moet de vreemdeling deel worden van de groep. Buiten is het koud, binnen is het warm. Veel vrouwen die een generatie geleden uit Noord-Afrika naar België kwamen, begrijpen nog altijd nauwelijks Frans of Nederlands. Integratie is zo onmogelijk.

In het conflict tussen solidariteit en multiculturalisme sluimert een voedingsbodem voor extreem-rechts, dat pleit voor de uitsluiting van alles wat vreemd is. Het zal daarom tussen de ene wereld en de andere tot een gesprek moeten komen. Er kan daarbij misschien het best worden begonnen met te aanvaarden dat er inderdaad een probleem is. Daarna is het zaak om de argumenten van diegenen die nu, bijvoorbeeld, tegen opvangcentra voor asielzoekers betogen vooral niet te miskennen of te misprijzen. Zij maken namelijk hoe dan ook deel uit van de oplossing. Dat is wat de regering op dit moment ondervindt.

Hubert van Humbeeck

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content