Shlomo Ben-Ami is professor Geschiedenis, onderhandelde met Arafat, én heeft ambitie.

Shlomo Ben-Ami twinkelt van intelligentie en straalt overredingskracht uit. Hij is professor Geschiedenis – en als hij spreekt, doceert hij. Als politicus is hij op zijn 57ste nog jong in een land waar premier Ariel Sharon en minister van Buitenlandse Zaken Shimon Peres de zeventig al lang voorbij zijn. Ben-Ami is ook nog niet lang actief in de politiek, zodat hij in de ogen van het volk nog geen aura van macht en corruptie heeft. Hij wordt veeleer beschouwd als een academicus die het land ter hulp komt, een intellectueel die even zijn ivoren toren verlaat.

Bovendien is de sefardische jood in Marokko geboren en kreeg hij de typisch Marokkaanse naam Ben Aboe. Ook al veranderde hij zijn naam in het kleurloze Ben-Ami toen hij in 1950 naar Israël trok, hij kan aanhang vinden bij de gediscrimineerde oosterse joden van Israël, het kiespubliek van de Likoed. Naast Hebreeuws spreekt de politicus Spaans, Arabisch, Engels, Frans en Joost mag weten wat nog meer. Hij is meer vergéten over El Andalus, de moors-joodse beschaving in Spanje en Portugal, dan een gewone sterveling ooit zal wéten. Daarnaast is hij charmant en elegant, én heeft hij charisma. Hij is dus bijna perfect.

Met zijn diploma’s van de universiteiten van Tel Aviv en Oxford stond hij van 1982 tot 1986 aan het hoofd van de School voor Geschiedenis aan de universiteit van Tel Aviv. Van 1987 tot 1991 werkte hij in Madrid als eerste ambassadeur van Israël in Spanje. Ondertussen schreef hij ook nog boeken in het Engels, Hebreeuws en Spaans.

Kortom, Shlomo Ben-Ami was voor de Arbeiderspartij de droomprins uit het Westen tijdens de jaren van Oslo en het vredesproces met de Palestijnen. Al snel was de ex-ambassadeur, die met een ontwapenende glimlach kon toegeven dat ook Israël wel eens fouten maakte, de favoriet van het vredeskamp. In die tijd zei hij dat het ‘kinderachtig’ was niet te willen toegeven dat Oslo tot de oprichting van een Palestijnse staat zou leiden. Of dat Israël wellicht van zijn militaristische, geüniformeerde imago af moest. Dacht hij toen al dat een ex-professor misschien een betere premier zou opleveren dan een ex-generaal?

Hoe dan ook, in 1996 werd hij op de lijst van de Arbeiderspartij voor de Knesset verkozen. En in juli 1999 werd hij minister van Openbare Veiligheid – dat wil zeggen: van politie – in de regering van Ehud Barak. Een mandaat onder zijn niveau, een vernedering. Maar een jaar later was hij bij de onderhandelingen van Camp David toch toponderhandelaar, zoals eerder al bij de geheime besprekingen in Stockholm.

AMERIKAANSE DRUK

Om verschillende redenen waren de Camp-Davidgesprekken gedoemd om te mislukken. Hoewel de protagonisten, Barak en de Palestijnse president Arafat, er niet klaar voor waren, belegden de Amerikanen, die een succes voor president Bill Clinton nodig hadden voor het einde van diens mandaat, de top tóch. Het werd een enerverende zaak met enorme druk van de machtige Amerikanen. Tot op vandaag is het heel moeilijk te achterhalen wat precies het ‘genereuze aanbod’ van Ehud Barak was dat daar op tafel werd gelegd. Iedereen die het kan weten, geeft een eigen vage interpretatie. Ben-Ami weigert erop in te gaan en stelt alleen dat de Palestijnen ‘een droompakket’ hebben geweigerd. Volgens hem voegden de daaropvolgende onderhandelingen van het laatste moment in Taba daar niets wezenlijks aan toe. ‘De essentie, de Clinton-parameters, zullen uiteindelijk wel weer op tafel moeten komen’, zegt hij. Insiders zeggen dat Shlomo Ben-Ami zich zozeer met dat ‘droompakket’ vereenzelvigd had, dat hij de weigering ervan wel als een persoonlijke belediging moest beschouwen. De vraag is wat die Clinton-parameters precies behelzen. In Camp David vonden de Palestijnen die immers onaanvaardbaar, maar in Taba gingen ze er bijna mee akkoord. Alleen konden de Israëli’s ze toen niet meer ondertekenen.

Ondertussen brak de tweede intifada uit na – en wellicht niet wegens – het hemeltergende bezoek van Ariel Sharon op de Tempelberg, toen het Israëlische leger en de politie met scherp op betogende Palestijnen schoten. In de newspeak van de Israëlische regering was het geweld dat van de betogende Palestijnen, niet dat van de met scherp schietende soldaten. Shlomo Ben-Ami, de verantwoordelijke minister, en premier Ehud Barak hadden hun zegen voor dat bezoek gegeven. En ze waren verantwoordelijk voor de actie van het leger en de politie. In zekere zin is het niet meer dan logisch dat Ben-Ami, de vroegere lieveling van het vredeskamp, nu zegt dat de Palestijnen ‘een oorlog begonnen zijn’ toen ze zagen dat ze niet meer zouden krijgen dan wat Barak (of Shlomo) bood. Hij benadrukt zijn boodschap: Oslo ging over een interimakkoord waarin naar een ‘redelijke regeling’ gezocht werd. Maar toen de Palestijnen zagen dat er in Camp David geen redelijke regeling inzat – lees: minder dan wat zij dachten dat afgesproken was -, begonnen ze een oorlog. En in Taba, waar Ben-Ami opnieuw onderhandelde, ‘kwam hij tot de pijnlijke conclusie dat er met Arafat geen vredesakkoord gesloten kon worden’.

‘Omdat Arafat daar de moed niet voor heeft’, zegt hij dan. ‘Deze man is veeleer een Palestijnse Mozes dan een Joshua.’ Dat zegt hij graag. ‘Hij is niet in staat om het conflict te beëindigen. Daarom moeten we de zaak anders bekijken. Alleen God verandert niet van mening. Onze rechterzijde moet inzien dat er met militaire macht geen oplossing komt. En dat ze geen politiek platform heeft. Links zal moeten inzien dat ook haar grootste toegevingen niet genoeg waren voor de Palestijnen, en dat Arafat niet de man is die ze dachten.’

NOOIT HELEMAAL TERUG

Voorheen was Ben-Ami tegen de joodse kolonies in de Bezette Gebieden gekant, maar als minister diende hij in een regering die meer settlements bouwde dan alle voorgaande. Hij verdedigde dan ook loyaal de in Camp David door de Verenigde Staten aanvaarde notie dat drie groepen kolonies, die samen tachtig procent van de settlers herbergen, bij Israël gevoegd moeten worden. Maar hij vindt ook dat de Mitchell-commissie gelijk heeft als ze zegt dat de settlement-activiteiten bevroren moeten worden. Zijn plan voor het eindstatuut van de Palestijnse staat en de beëindiging van het conflict, is dat de Palestijnen als ze braaf zijn een flink stuk van de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook kunnen krijgen. De vluchtelingen kunnen daar eventueel heen als ze dan toch zo aan dat ‘recht op terugkeer’ houden, maar ze kunnen nooit naar Israël zelf. Er zijn nu eenmaal dingen die niet aan het Israëlische publiek uitgelegd kunnen worden.

Zo heeft professor Ben-Ami zonder nuance de politiek en de retoriek van generaal Ehud Barak overgenomen. Barak trad aan met een mandaat om de vijftigjarige oorlog te stoppen, maar hielp in plaats daarvan de hele zaak naar de bliksem. Hij liet op betogingen schieten en noemde dat agressie van de Palestijnen tegen Israël. Shlomo beweert dan ook dat Arafat een oorlog is begonnen in plaats van vrede te sluiten. Maar ‘op onze voorwaarden’ denkt hij erbij. Daarmee is Ben-Ami op amper twee jaar tijd het gezicht geworden van de archetypische travaillistische partij. Die van Ben Goerion en van Golda Meir, die dezelfde was als die van Shimon Peres. Die van het groeiende, expansieve Israël, het enige land dat geen officiële grenzen heeft.

Dat is een logica die in Israël tegenwoordig goed in de markt ligt, getuige de aanhang van Ariel Sharon. Maar Shlomo Ben-Ami is nog slimmer dan dat. Toen vorig jaar bleek dat Ehud Barak niet alleen het vredesproces maar ook de regering en de travaillistische partij zelf naar de afgrond aan het leiden was, zouden Ben-Ami en Avraham Burg een samenzwering op het getouw gezet hebben om een gooi naar de partijleiding te wagen. Maar toen kon Shlomo Ben-Ami plots minister worden. Burg haakte af, en is momenteel goed op weg om partijleider te worden…

Toen de partij met een grote meerderheid van stemmen besloot om in een coalitieregering met Sharon te stappen, stemde de professor tegen, samen met lucide ‘duiven’ zoals Yossi Beilin en Yael Dayan. Het ministerschap, zelfs dat van Buitenlandse Zaken, is tenslotte zijn einddoel niet: eerste minister wil hij worden. Sharon zal verre van eeuwig regeren, dat weet hij nu al. Al het geweld en de vuurkracht van het Israëlische bezettingsleger zullen het lelijke eendje Arafat, dat ‘nee’ durft zeggen tegen de macht van Amerika en zijn president, ook niet doen plooien. Vroeg of laat zal de rekening daarvoor gepresenteerd worden. En na Sharon zal er iemand nodig zijn die niet in zijn regering heeft gezeten.

Sus van Elzen

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content