Koen Meulenaere
Koen Meulenaere Van 1991 tot 2012 de satiricus van Knack

Spanje is een van de grootste voetballanden ter wereld. Maar er prijkt wel zo goed als niets op de erelijst van zijn nationale ploeg.

Weinig Spanjaarden voetballen in het buitenland. Ongetwijfeld zijn er bij Antwerp enkelen aangesloten, maar dat is de uitzondering die de regel bevestigt. Een land dat geen spelers heeft in de kern van FC Antwerp, plaatst zich buiten de internationale gemeenschap.

Verder zal u lang moeten zoeken. Uiteraard zijn er wel, maar geen toppers. Ja, Luis Suarez bij Inter Milaan, maar dat is bijna veertig jaar geleden. En Martin Vasquez bij het Torino van Enzo Scifo. Maar die was even snel weer terug als hij vertrokken was. Spanje is, samen met Engeland, een buitenbeentje in het Europees voetbal. Twee landen waarvan de voetballers liefst binnen de eigen landsgrenzen actief blijven. Engeland heeft dan nog in het recente verleden mannen gehad als Kevin Keegan en David Platt. En Paul Gascoigne, die in Rome zijn been ging breken. Maar grote Spanjaarden in buitenlandse dienst? Nee, wij kunnen er ons geen voor de geest halen. In hun nadagen zijn Butragueno en Michel in Mexico aan het uitlopen, maar dat tellen we niet mee. Ivan de la Peña speelt volgend seizoen wellicht bij Lazio Roma. Hij zou de eerste echte topper zijn, na Suarez.

Buitenlanders in Spanje zijn er in overvloed: het afgelopen seizoen naar schatting honderd tachtig, wat tot evenveel ongerustheid leidt als in België en Nederland. Maar omgekeerd dus niet. De Spaanse selectie bestaat uitsluitend uit spelers die in de eigen competitie actief zijn. Een voordeel voor de bondscoach, al bleek dat hier niet meteen uit de resultaten.

Uit het voorgaande mogen we besluiten dat Spanje een voorbeeld is op voetbalgebied. De erelijsten van Real Madrid, Atletico Madrid en Barcelona, om het maar bij die drie grootheden te houden, spreken boekdelen. Honderdduizend man gemiddeld in Bernabeu en Nou Camp, zestigduizend in Vicente Calderon, spelers als halfgoden, gigantische salarissen en transfersommen, piekfijne begeleiding, altijd bij machte de arbiter om te kopen, en niet te beroerd om nu en dan een tabletje op te zuigen… dat is zowat het beeld dat spontaan opwelt bij de vermelding : Spaans voetbal. Tot en met geprofessionaliseerd.

EEN SUPERJAAR VOOR LOUIS

Qua prestige slaat Barcelona alles en iedereen. Rechtover Nou Camp heeft Barça ooit een stadionnetje voor de reserveploeg gebouwd. Capaciteit: dertigduizend man. Zitplaatsen. Dat ligt naast de hall voor basketbal, handbal, rollerhockey en noem maar op. Vijfentwintigduizend plaatsen. Zelfs de schaakafdeling speelt soms voor vijftienduizend toeschouwers.

Alles gewonnen wat er te winnen valt, Barcelona. Supertrainers gehad als Udo Latek, Johan Cruijff en Bobby Robson, van wie het salaris dat van de voltallige Vlaamse regering vele malen oversteeg. Sinds afgelopen seizoen zit Louis Van Gaal er in de dug-out. Louis is, net als René Vandereycken, van mening dat een buitenstaander het werk van een trainer niet kan beoordelen. Een binnenstaander evenmin, en zeker niet iemand van de raad van bestuur. Bij Barcelona bestaat die raad uit liefst zesendertig man, van wie niet één verstand heeft van voetbal.

De enige die een trainer kan beoordelen, is de trainer zelf. En Louis kan weinig anders dan besluiten dat hij het uitstekend heeft gedaan: voor de vijftiende keer kampioen van Spanje. Daarbovenop de beker gewonnen, weliswaar met de strafschoppen tegen negen man van Mallorca, maar hoe dan ook de eerste dubbel sinds 39 jaar. Cruijff heeft het nooit gekund, niet als Barçaspeler en niet als Barçatrainer. Tussendoor won Van Gaal ook de Europese Supercup tegen Borussia Dortmund. Drie trofeeën in zijn eerste jaar. Beter doen, wordt zo goed als onmogelijk. Barcelona heeft op dit WK liefst twaalf spelers lopen. Het voert de lijst aan, voor Inter (11) en AC Milan (10).

Bij al dit succes zou de doordeweekse Catalaan nog geneigd zijn de schouders op te halen. Want qua arrogantie moet die alleen de Parijzenaar naast zich dulden. Maar Barcelona heeft dit seizoen voor een grotere stunt gezorgd. Het heeft twee keer gewonnen tegen Real Madrid! En dat is van een andere orde. Meer hoeft een trainer van Barcelona niet te verwezenlijken, om op de kalender zijn plaats tussen de andere heiligen in te nemen.

Nochtans kan Barcelona niet helemaal tevreden zijn. Want in Europees verband liep het heel wat minder goed. Bekijken we de uitslagen van de Champions League, dan vinden we daar onder een grote loep voor Barcelona één schraal overwinninkje: 1-0 tegen Newcastle. Voor de rest: twee keer met de hakken over de sloot een gelijkspel tegen PSV, verloren in Newcastle, en zowel thuis als uit van het veld geveegd door Dynamo Kiev. In Nou Camp zelf werd het 0-4. Barcelona laatste in zijn groep. En in de voorronde had het al weinig overschot gehad tegen het gevreesde Skonto Riga uit Letland.

Maar toen zat Van Gaal nog in volle opbouwfase, en moest hij vooral proberen met enkele spitsvondigheden het tactisch onvermogen van de Barcelonese voetballers te maskeren. Latijnse spelers, zo zegt Van Gaal, zowel Spanjaarden als Italianen, staan tactisch niet op het niveau van de Nederlandse.

TE VEEL AMATEURS BIJ BARCELONA

Twee weken nadat Barcelona de Champions League vaarwel mocht zeggen – dat gebeurt zelden vóór de winterstop maar deze keer dus wel – legde de succestrainer de vinger op de wonde in Voetbal International: “Mijn komst was een cultuurschok voor Barça.” En: “Mijn aanpak vergt een totaal andere manier van denken. Ook buiten het veld is reorganisatie en meer professionalisering dringend nodig, zo deze club de voeling met de top niet helemaal wil verliezen. Er werken veel mensen bij de club, maar wat ontbreekt, is een structuur. En een basisfilosofie.”

Reorganisatie! Geen structuur! Meer professionalisering. Voeling met de top. Bij FC Barcelona! Op dat moment veertien keer kampioen, tweeëntwintig Spaanse bekers, en acht Europacups. Aantal werknemers : 660 officieel ingeschrevenen. Jaarlijks budget: 3 miljard frank. Het dubbele is makkelijk mogelijk, vindt Louis, mits wat meer brains in de clubleiding.

Trainers van Barcelona die Europees maar één match op zes wonnen, werden niet zo lang geleden door voorzitter Josep-Lluis Nunez persoonlijk uit Catalonië gejaagd. Van Gaal niet. “De Spanjaard is niet kritisch genoeg”, was zijn besluit na vijf maanden. Wel emotioneel, de Spanjaard. Gauw op zijn tenen getrapt. Maar… hij denkt niet na.

Van Gaal was dus blij dat hij uit Nederland een hulptrainer ( Gerard Van der Lem) en een keeperstrainer ( Frans Hoek) had meegebracht, zodat toch een paar onderdelen van de vereniging aan professionals waren toevertrouwd. Voor volgend jaar heeft hij Ronald Koeman binnengehaald. Ex-Barcelonees. Had net een contract getekend bij de KNVB, maar dat is een detail. Carlos Rexach, achtendertig jaar trouw lid van de club, eerst als hakmes op het veld en nadien als rechterhand van Cruijff, vertrok ontmoedigd naar Japan.

OOK IN MADRID WORDT GEKNOEID

Het slechte resultaat in de Champions League bewees het gelijk van Van Gaal: Barça stond pas aan het begin van zijn ontwikkeling. Het was nog niet klaar voor de nieuwe weg, die het aan de hand van de Nederlandse leidsman zou bewandelen. De dag dat het dat wel zou zijn, zouden ze elders in Spanje en Europa nogal ogen trekken. In Madrid, bijvoorbeeld. De trainer van Real, haha, was het voorbije seizoen Jupp Heynckes. Die van Borussia Mönchengladbach. Verdienstelijke voetballer, maar als trainer een stumper. Voetbalt met vijf man achterin! Totaal uit de tijd.

Het resultaat mocht er dan ook zijn. Terwijl Barcelona allang weer nuchter was van de kampioenenviering, moest Real nog alle zeilen bijzetten om via de tweede plaats de Champions League veilig te stellen. Wat uiteindelijk niet eens lukte. Atletico Bilbao werd tweede, en Real moest in de eindstand ook nog Real Sociedad laten voorgaan. Vierde dus.

Goed, ze hebben dan wel voor de zevende keer de Europacup voor Landskampioenen gewonnen, maar wie zich daarop blind staart, kent weinig van voetbal. En over de slapstick met het ingestorte doel tegen Borussia Dortmund, zullen we het maar niet meer hebben. Met een plankje en een kinderschopje probeerden ze de zaak nog te redden. Voor het oog van honderd miljoen televisiekijkers. Wij hebben Cruijff zelden zien lachen. Daartoe, zo vindt Cruijff, geeft het voetbal, en het leven in het algemeen trouwens, weinig aanleiding. Maar die avond rolde hij samen met Mart Smeets over de studiovloer.

Een week na het behalen van de hoogste eer werd Heynckes ontslagen. Niet goed genoeg. Beter doen dan Europacup 1 winnen, ziedaar de eenvoudige opdracht voor zijn opvolger. Dat wordt ex-speler José Camacho. Maar weet u aan wie ze eerst hadden gedacht? Aan Fabio Capello! Had bij AC Milan de beschikking over kerels als Weah, Ba, Desailly, Kluivert, Boban, Savicevic, Leonardo, Ziege, Cruz, Costacurta en Maldini. Met dat materiaal wordt de stomste hond wereldkampioen. Capello werd tiende. Voor het tweede jaar op rij geen Europees voetbal. Zelfs geen Intertoto. Faut le faire. Milan kan alleen Europees spelen als het een wild card krijgt voor de Uefacup. Wat best zou kunnen, want die kerels van de Uefa deinzen voor geen enkel schandaal terug.

Voor het fiere Real, en voor Heynckes zelf, had het afgelopen seizoen wel meer vernederingen in petto. Twee keer op zijn kas tegen Van Gaal. 2-3 in Bernabeu, en 3-0 in Nou Camp.

Vooral die 2-3 kwam hard aan. In die periode wandelde de Koninklijke keizerlijk doorheen zijn Champions-Leaguegroep, terwijl Barça krasselde dat het pijnlijk om zien was. Iedereen verwachtte dus een zware nederlaag voor Barcelona, maar het pakte anders uit. En Real-Barcelona, dat is voor heel Catalonië de belangrijkste match van het jaar. Belangrijker dan Barcelona-Real, en belangrijker dan wat voor Europese match ook. Zelfs de finale van de Champions League kan daar niet tegen op. De gehate Spanjaard in eigen nest gaan verslaan, dat is voor een Catalaan het hoogste.

En voor Van Gaal stond er nog iets anders op het spel. Namelijk dat Johan Cruijff, als trainer, met Barcelona acht keer naar Real trok, en er slechts één keer ging winnen. Meestal speelde hij er zonder centrale verdedigers, en verloor hij met vier of vijf nul. Van Gaal zelf trof al bij zijn eerste poging de roos. Al was hij na afloop ook weer niet helemaal tevreden: te veel verdedigers moeten inbrengen. Iets wat hem, net als Cruijff, hartkrampen bezorgt.

Later in het seizoen nam Barcelona in eigen Nou Camp met 3-0 de maat van Real. Een gruwelweekend voor Cruijff, want de dag van de match herkozen 62 procent van de 108.000 socio’s Nunez tot voorzitter. Cruijff had openlijk de kant gekozen van een forse oppositiebeweging, die onder de benaming Blauwe Olifant Nunez uit het zadel wilde lichten. Maar de oppositie, en dus ookCruijff, beet in het zand. Tot vreugde van Van Gaal, die zijn lot aan dat van Nunez had verbonden.

DE KEEPER HEET HESP

Van Gaal houdt in principe twee man achteraan (de nummers 3 en 4), maar als ze goed afspreken kan er minstens één van hen geregeld mee oprukken. Of allebei, dat hangt een beetje van de omstandigheden af. Wij zagen Barcelona begin dit jaar aan het werk tegen Valencia. Negentigduizend man op de tribunes, 3-0 na zeventig minuten. In de plaats van de boel achterin dicht te gooien, stuurde Van Gaal ook zijn laatste verdediger de frontlijn in. Twintig minuten later was het 3-4. Vijf dagen later werd Barça met 3-1 ingemaakt door La Coruña.

Om het even welke trainer van Barcelona gaat na zoiets zijn koffers pakken, in afwachting van de officiële betekening van het ontslag. Niet Van Gaal. Die was euforisch. Niet over de uitslag. Uitslagen zijn enkel van tel voor niet-voetbalkenners. Maar de manier van spelen van Barcelona had hem het bewijs geleverd: dit elftal was bijna klaar voor “het systeem Van Gaal”. Geen enkele veldspeler achterin. Eén man slechts op de eigen helft, de keeper. Dat moet dan wel een topprofessional zijn, anders klapt het systeem in elkaar. Van Gaal vond er een in… Holland.

Toen in het begin van het seizoen de zwaar geblesseerde Vitor Baia moest vervangen worden, koos Van Gaal voor Ruud Hesp. Kunt u zich dat inbeelden: een keeper van Barcelona die Hesp heet ? Wij horen liever Busquets, hoeveel dwaze ballen die ook mag hebben doorgelaten. Of Zubizarreta, van tegen Nigeria. Artola. Urruti. Lopez-Fernandez. Aguirre-Bevilacqua. Betancourt. Maar Hesp… die hoort alleen al fonologisch niet in een Spaans doel.

Komt, via Sittard en Roda, van Haarlem. En tussen Haarlem en Barcelona gaapt een vrij grote kloof. Die in het verleden altijd makkelijker in noordelijke richting te overbruggen was, dan in zuidelijke.

Hoewel. Een beetje nadenken, en iets dat men pas met grote stelligheid heeft beweerd, kan meteen worden ontkend. Is Ruud Gullit niet bij Haarlem doorgebroken? En Johnny Metgod? Even de ogen sluiten en ze rollen er vanzelf uit: Johan Neeskens! Kwam van RCH. Kick Smit, de gesel der Belgische verdedigers. Arthur Numan, de traagste van Oranje die toch nog sneller was dan onze gevreesde spits Luis Oliveira. Vergeten we Barry Hughes niet. Dick Advocaat.

Godfried Bomans was ook van Haarlem, hoewel geboren in Den Haag als wij ons niet vergissen. Frans Hals heeft in Haarlem gewoond. En Kenau Hasselaar, van wie het woord “kenau” is afgeleid. Hield in haar eentje de Spanjaarden tegen. Datzelfde doet nu dus Ruud Hesp.

VER VAN HUIS ONBRUIKBAAR

Maar terug naar het Spaanse voetbal. Het kernprobleem is volgens Louis Van Gaal het volgende: de Spaanse voetballer moet leren denken. Dat is hem voorheen nooit gevraagd. Eens dat stadium gepasseerd, zou hij vervolgens moeten leren om te denken voor hij aan de bal is. Erna levert namelijk weinig op. Nog een lange weg te gaan, Spanje.

Ondanks die verstandelijke achterstand won het zijn voorrondegroep met de vingers in de neus. Acht overwinningen, twee keer gelijk en geen enkele nederlaag. In de Europese voorrondes deed enkel Roemenië beter. Terwijl in de Spaanse groep toch Joegoslavië en Tsjechië zaten. En Slovakije.

Wij Belgen, hebben enkele jaren geleden mogen ervaren hoe sterk het Spaanse elftal is. In de voorronde van het EK ’96 werd België op een koude zaterdagavond in december met 1-4 afgetroefd. Iedereen herinnert zich die pijnlijke avond, waarop Franky Van der Elst ongenadig werd uitgefloten door de Anderlecht-kop, die vond dat Johan Walem beter was. Spanje trakteerde de Rode Duivels op hun zwaarste thuisnederlaag in vierendertig jaar. Bondsvoorzitter Michel D’Hooghe besloot op dat moment dat het roer drastisch om moest, en begon aan zijn rondetafelgesprekken.

En toch toont een wat breder perspectief aan dat de Seleccion een vrij belabberd elftal is. Spanje heeft, niettegenstaande de grote successen van zijn clubs, slechts één grote titel op zijn erelijst staan: het Europees Kampioenschap van 1964. Maar dat stelde toen niet veel voor, en bovendien hadden halve finales en finale in Spanje zelf plaats. Ook de enige andere trofee van belang, behaalde Spanje voor eigen volk: de olympische titel in 1992.

In de wereldbeker is Spanje er wel altijd bij, in Frankrijk voor de zesde opeenvolgende keer, maar zelden of nooit gooit het hoge ogen. Het heeft zelfs nooit de halve finale bereikt. In Brazilië ’50 werd het wel vierde, maar dat was met een andere competitieformule. Zelfs België was al halve-finalist. In vergelijking met andere grote Europese voetballanden als Italië of Duitsland, stelt de Spaanse erelijst niets voor.

Het bewijst dat Van Gaal alweer gelijk heeft, en dat een Spaanse voetballer alleen gedijt binnen zijn eigen grenzen. Liefst in zijn eigen dorp. Zet geen Bask in Andaloesië, of er komen problemen. Men had dus mogen denken dat Spanje een gevaarlijke outsider zou worden in deze wereldbeker, die zo dicht bij huis wordt gespeeld. Toen het EK in Frankrijk plaatsvond, in 1984, haalde Spanje ook de finale, waarin het met 2-0 moest buigen voor het gastland.

DE BASK EN DE HOLLANDERS

Twee wedstrijden later weten we wel beter. Het was toch te ver. In Nantes zeg, een weekreis van de Pyreneeën: 3-2 nederlaag tegen Nigeria. En daarna, oei, in Saint-Etienne. Dat is bijna in de Alpen. Nul-nul tegen een stel houthakkers uit Paraguay. De match van de allerlaatste kans heeft plaats in Lens! Op de Belgische grens. De achtste finale is voor Spanje verder af dan ooit.

En zeggen dat de verwachtingen zo hoog gespannen waren. Spanje had vier jaar lang geen wedstrijd verloren. Eénendertig matchen op rij ongeslagen. Ook op het EK in Engeland, want daar werd het in de kwartfinale enkel na de strafschoppen gewipt door het thuisland. Vriendschappelijk ging het begin dit jaar mis, bij de inhuldiging van het Stade de France. Eén-nul voor de eigenaar. Maar dat was niet helemaal in overeenstemming met het vertoonde spel.

De Spaanse ploeg voelde zich sterk genoeg om eindelijk eens wat verder te geraken in een wereldbeker. Vooral Javier Clemente, de eigenzinnige bondscoach, wil een sterk resultaat op zijn erelijst. Clemente geniet veler sympathie, omdat hij altijd in de clinch ging met Johan Cruijff. De tijd dat een Hollander de Spanjaarden de les mocht komen lezen, zo vond Clemente, behoorde sinds Piet Hein tot het verleden. En toen hij dat zei, zat Van Gaal nog in Amsterdam!

Clemente, zelf een Bask, deed met opzet alles wat Cruijff afkeurde. Het volstond dat Cruijff een speler naar het reserve-elftal stuurde, of Clemente riep hem op voor de Seleccion. Anderzijds volstond het dat Clemente een Barcelonees in zijn kern opnam, of bij Cruijff kwam hij niet meer op het blad. Meer carrières zijn op die wijze gefnuikt.

Met Van Gaal is de verhouding minder hatelijk. Clemente noemde hem een “beschaafd en sympathiek man”. Lees: “In tegenstelling tot sommige andere Hollanders.” En toch doet zich in verband met het nationale elftal precies hetzelfde voor. Amor, Ferer, Nadal en Pizzi naar de Barcelonese bank? Het waren de eerste vier oproepingsbrieven die Clemente naar de postbus droeg. Hij stelde zelfs voor om dit viertal vanaf april bij hun club los te weken en onder zijn leiding te laten trainen. Kwestie dat ze ook fysiek in orde zouden zijn voor de wereldbeker.

Clemente heeft, naast een onmiskenbare vorm van naijver, ook andere redenen om de bankzitters van Barça toch te blijven oproepen. Hij wil liefst zo weinig mogelijk nieuwe namen in zijn kern. Die heeft hij samengesteld met het oog op de complementariteit van alle spelers, en als die toevallig in hun club op de bank belanden, dan is dat maar zo. In officiële interlands telt maar één ding: de overwinning. En die wordt zelden behaald door experimenteren.

Op basis van deze filosofie moet Clemente, bijvoorbeeld, niet weten van Ivan de la Peña, het grillige talent van Barcelona. Doorgebroken onder Cruijff, maar dat terzijde. “Goede speler, maar tot nu toe kon ik hem niet gebruiken”, stelt Clemente zonder een spier te vertrekken. “Ik kies niet voor de beste spelers, ik kies voor de spelers die ik het best kan gebruiken. Of ze als dusdanig door hun clubtrainer worden opgesteld, interesseert me niet. De clubtrainer heeft zijn criteria, ik heb de mijne.” Klare taal. En de mannen die bij hun club op de bank zitten, overtreffen zich elke keer weer bij de nationale ploeg. Ze moeten wel. Dat systeem heeft nog nooit gefaald.

Tenzij op deze wereldbeker. Spanje heeft zijn lot niet meer in eigen handen. De kaarten liggen als volgt: de winnaar van Spanje-Bulgarije, vandaag, woensdag in Lens, heeft nog een kans op kwalificatie. De verliezer ligt er onherroepelijk uit. Men is op zoek naar zo veel mogelijk gediplomeerde verplegers. Moeten tegen bloed kunnen, en ervaring in het spalken van beenderen strekt tot aanbeveling.

Spaanse voetballers blijven in Spanje.

Altijd erbij, zelden ver geraakt.

Koen Meulenaere

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content