Een levensverzekering kan om verscheidene redenen een interessante belegging zijn. Maar er hangt een verlaging van het gewaarborgd rendement in de lucht.

Het is de banken al lang een doorn in het oog. Levensverzekeringen waarborgen nog altijd 4,75 procent rendement. Afgelopen zomer stelde de Controledienst voor de Verzekeringen voor om die opbrengst te verlagen tot 4 procent. Zo willen de banken voorkomen dat hun spaarproducten uit de markt worden gedrukt. De grenzen tussen bank en verzekeraar vervagen almaar. De banken snijden dus in eigen vlees door het gewaarborgd rendement van levensverzekeringen hoog te laten staan. Maar minister van Economische Zaken Elio Di Rupo (PS) lijkt niet gehaast om het voorstel van de Controledienst in een wet te gieten.

Een traditionele levensverzekering garandeert dat uw nabestaanden bij uw overlijden niet met lege handen achterblijven. Als u sterft, keert de verzekeringsmaatschappij een vastgelegde overlijdensdekking uit.

Een gewone levensverzekering heeft doorgaans nog een tweede luik, dat slaat op het geval van leven na een voorafbepaalde datum – bijvoorbeeld de pensioengerechtigde leeftijd. Wie dus nog onder ons is na het verlopen van het contract, heeft recht op het pensioenkapitaal. Naargelang van de situatie kan men het luik overlijden of het luik pensioen zwaarder laten wegen. De makelaar spreekt ondertussen van een gemengde levensverzekering.

De verhouding tussen de luiken wordt weergegeven met een breuk, bijvoorbeeld 10/20. Bij 10/20 is het uitgekeerde kapitaal bij leven tweemaal groter dan dat bij overlijden. Wie in hoofdzaak aan de nabestaanden denkt, kiest veeleer voor 10/10. In dat geval wordt evenveel uitgekeerd bij leven als bij overlijden.

DEELNEMING IN DE WINST

De markt voor levensverzekeringen zat vrij conservatief in elkaar, tot eind jaren tachtig het concept Universal Life werd ingevoerd. Via Universal Life neemt de verzekeraar nog altijd de dekking van een risico op zich. Maar dan zonder een vast bedrag voorop te stellen op het eind van het contract. Belangrijk kenmerk is de grote flexibiliteit inzake stortingen: de klant betaalt wat hij wil, wanneer hij wil. Meestal vermeldt de polis geen verzekerd kapitaal. De verzekeraar weet immers niet dat de klant zal blijven storten en kan bijgevolg geen bedrag op het contract kleven.

Overigens heeft de verzekeringnemer het recht om vroegtijdig de overeenkomst op te zeggen. Als hij geld nodig heeft, bijvoorbeeld. Het contract afkopen, heet dat dan. Vanuit fiscaal standpunt valt zo’n operatie ten zeerste af te raden. Op de ontvangen som is 33 procent belasting verschuldigd. En daarbovenop komt nog een boete wegens verbreking van het contract.

Het meedelen in de winst bepaalt, samen met het gewaarborgd rendement en de gunstige fiscale behandeling, de rendabiliteit van een levensverzekering. Elk jaar publiceren de verzekeraars hun cijfers over winstdeelneming. En er bestaan wel degelijk verschillen tussen de maatschappijen. Vaak komen de kleinste het royaalst over de brug. De winstdeling brengt echter de jongste jaren veel minder op dan vroeger. Onder meer omdat de marktrente fors is gedaald.

Het contract legt in de regel geen winstdelingsregeling vast. Want wat de klant krijgt, hangt af van de winst die de verzekeraar maakt, vooral via de opbrengst van de belegging van de premies die alle verzekerden samen hebben gestort. In de tweede helft van de jaren negentig werd het steeds moeilijker om zonder te grote risico’s een interessante return te boeken. Daarom levert de deelneming in de winst minder op dan enkele jaren geleden. Levensverzekeringen brachten vorig jaar gemiddeld 2 procent op uit winstdeling.

Het fiscale aspect van de overeenkomst is belangrijk. Wie een individuele levensverzekering heeft, kan een onbeperkt premiebedrag betalen. Er is geen maximum vastgelegd. Van de afgedragen som mag jaarlijks echter maar ten hoogste 66.000 frank van de belastingen worden afgetrokken, in de vorm van belastingkrediet. Dat krediet bedraagt minimum 30 en maximum 40 procent van de gestorte premies. In veel gevallen zal de verzekerde tijdens de volledige looptijd van de verzekering niet kunnen genieten van de twee maxima (66.000 frank en 40 procent). Om voor de volle 40 procent in aanmerking te komen, moet een alleenstaande 1,7 miljoen frank verdienen. Bovendien moeten bij het in rekening brengen van 66.000 frank ook andere belastingverminderingen in het oog worden gehouden.

VADERTJE STAAT VOLHARDT

De verzekerde is niet verplicht om levensverzekeringspremies op zijn jaarlijkse belastingbrief te vermelden. Maar als hij het een keer doet, zal hij bij afloop van zijn contract worden belast. Er bestaan ook verzekeringscontracten die niet onder het belastingvrije stelsel vallen en op het eind van de looptijd toch worden belast. Dat is het geval voor de Tak 23-producten en de verzekeringsbon.

Op uw zestigste heft Vadertje Staat nog eens 10 procent op het opgebouwde kapitaal, zijnde grosso modo de reserves van het contract. Wie voor 1 januari 1993 een levensverzekering sloot, wordt nog belast tegen het oude tarief van 16,50 procent. Voor contracten die vanaf 1993 zijn gesloten, heft de fiscus dus 10 procent. Bij het overlijden van de verzekerde zijn bovendien nog erfenisrechten verontschuldigd.

Om de betaalzijde af te sluiten: de verzekeringsinstelling rekent ook kosten aan, die verschillen van maatschappij tot maatschappij.

Tenslotte: is een levensverzekering interessant als belegging? Het antwoord hangt van verscheidene factoren af. De fiscale situatie van iedereen verschilt. De ene volgt zijn beleggingen graag op de voet, de andere laat dat liever aan professionelen over. Voor wie zijn zaken zelf behartigt, is beleggen in een levensverzekering alleen interessant als er een voldoende groot belastingvoordeel tegenover staat. De veeleer rustige belegger, die normaliter naar kasbons of obligaties grijpt, heeft er wat aan.

Een (voorlopig) gewaarborgd rendement van 4,75 procent is verre van slecht. Mocht de opbrengst binnen afzienbare tijd dalen, dan zullen de verzekeringsmaatschappijen waarschijnlijk proberen compensatie aan te reiken onder de vorm van een hogere deelneming in de winst.

Over de afgelopen vijf jaar beliep de opbrengt van winstdeling gemiddeld dus 2 procent. Voor 1998 worden weinig schommelingen verwacht. Een deelneming in de winst van minimum 1,5 tot maximum 3 procent moet haalbaar zijn.

Jos Sterk

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content