Nieuwe cultuurtempels waar niemand om vraagt, ranzige Körperwelten en een zieltogend Europalia. Cultuur als spektakel, de domheid straalt niet alleen van de televisie af.

OPFLADDERENDE VOGELS

Toch moet het uit een mengsel van populariteitsdrang en ijdelheid zijn dat de ministers Bert Anciaux (Spirit), Patrick Dewael (VLD) en Guy Verhofstadt (VLD) hun schouders respectievelijk onder de bouw van een Museum aan de Stroom, een Holocaustmuseum en een Muziekforum hebben gezet. (Je mag er niet aan denken dat ze met z’n drieën besloten zouden hebben om mekaar hun eigen dada te gunnen, zonder om te kijken naar de werkelijke behoeften van het culturele veld.)

Het heet dat melomanen in Gent over geen enkele zaal beschikken om het eersterangsensemble van Philippe Herreweghe of hedendaagse opera te aanhoren. Het zij zo. Waarom cultuurmanager Gerard Mortier dan een multifunctioneel complex nodig heeft om er ook het Filmfestival, de Gentse Feesten, fanfares, proms en videokunst te herbergen, mag Joost weten. Waarom hij niet uitgegaan is van een mogelijk reële behoefte _ een goede concertzaal _, maar van een gefantaseerde culturele nood, van de chaostheorie en het chiasmamodel (plots opfladderende vogels in een bos), is tot nu toe onvoldoende verklaard. Op amper veertig kilometer afstand fladdert straks een schitterende vogel op in het nieuwe concertgebouw van Pol Robbrecht in Brugge. Gerard Mortier, die als jurylid zelf voor het project in Brugge gekozen heeft, verklaarde achteraf dat dit gebouw alleen geschikt is voor opera volgens een achterhaald negentiende-eeuws model. Begrijpe wie kan.

Het Museum aan de Stroom, het Holocaustmuseum en het Muziekforum hebben met elkaar gemeen dat ze voor de zaak waartoe ze moeten dienen overgedimensioneerd zijn en dus op een massale geldverspilling zullen uitdraaien. In het geval van het Muziekforum komt er in het muziekveld ook een versnippering van inhoud en een overaanbod. De kans is groot dat de door de overheid verleende subsidies voor de werking van de bestaande forums stevig beteugeld worden. Je kunt er donder op zeggen dat alle cultuurhuizen, de oude en de nieuwe, in een geest van responsabilisering meer en meer verplicht zullen worden om hun eigen boontjes te doppen en dus geneigd zullen zijn om hun tent om de haverklap te verhuren voor huwelijken en dopen, sponsorkransjes en party’s van de jeunesse dorée. Bovendien worden ze afhankelijk van kaskrakers, naar het voorbeeld van de uitgestalde botten en kraakbenen in Anderlecht. Dat maakt de keuze voor creatief vernieuwend of gewoon interessant werk niet evident.

Het te verwachten spektakel dreigt naar hetzelfde peil af te glijden als dat op de televisie, waar elk diepgaand, intellectueel hoogwaardig of cultureel ambitieus programma al bij voorbaat afgeschoten wordt als zijnde elitair, vervelend en arrogant. Het cultuuraanbod op televisie, net als in de kranten en weekbladen, beperkt zich steeds meer tot het gelijktijdig annonceren en opblazen van identiek dezelfde, dik gesponsorde manifestaties waarbij een kritisch oordeel over kwaliteit per definitie uitgesloten is.

DE GLIMLACH VAN EEN KIND

Het grootste creatieve potentieel op televisie blijft zich verschansen in de sector Humor & Vermaak, het best te identificeren met de producten van Woestijnvis. Uitweidingen van politieke, sociale, filosofische, economische of literaire aard, vinden hun plaats in dit funhouse als ze in tien seconden onder de vorm van boutades door het hoofd van een twaalfjarig kind met leermoeilijkheden kunnen worden gesluisd, en daarbij een glimlach op zijn gezicht toveren. Dat is een werkopvatting die enkel voor de commerciële zenders tamelijk logisch is, aangezien die hun producten zelf moeten verkopen en daarom de hoogste maatstaf in de kijkcijfers moeten zien: de hoogst gestelde maatstaf is daar tot op vandaag de mentale striptease die ongelukkige en simpele zielen verplicht zijn te leveren in het Huis van Big Brother, aangestaard door een schare smikkelende halfanalfabeten die voor hun kijkkastjes zitten.

Het is niet per definitie onaangenaam om moederziel alleen in een Gents museum enkele verweesde pareltjes van Europees modernisme te aanschouwen. Wat kan dat gevoel van stilte en schoonheid verstoren? Dit: het besef dat de eilanden van kunst en cultuur in hun bestaan bedreigd zijn. Niet alleen door de globale pletwals van de amusementsindustrie, maar ook door de onverstoorbaarheid waarmee de genieters van stilte en schoonheid zich van het wereldgebeuren afwenden of zich ervan afmaken met een primair anti-amerikanisme. Alsof het altijd op het hoofd van anderen zal zijn dat er Twin Towers neerstorten. Alsof de realiteit van oorlog, ellende en terreur niets in de tempels der hooggestemde artistieke bespiegelingen te zoeken heeft. Alsof de domheid altijd toeslaat in het Huis van Big Brother, en niet in het onze.

Het siert de New Yorkse curator Jeanne Greenberg en haar lichting jonge, vooral Amerikaanse kunstenaars dat ze het Casino-tentoonstellingsproject in het SMAK na de schokkende gebeurtenissen in de Verenigde Staten te elfder ure probeerden om te gooien. Dat sommige kunstenaars vooraf al een ‘onderbuik van geweld’ en een ’tijd van explosies’ gewaarwerden, en daar in hun werk uiting aan gaven, belet echter niet om te zien dat de meesten impliciet het onwankelbare voortbestaan van de leisure society hadden geponeerd. Hun thema’s waren er geheel van doordrongen: betoverende glitter, lichamelijke en geestelijke lust of onlust, vluchtige schoonheid en een onverzadigbare drang naar nieuwe beelden. Weinigen konden vermoeden dat de clash der culturen hun narcistische gemijmer in luilekkerland al in het eerste jaar van de nieuwe eeuw voor een groot deel obsoleet zou maken.

Jan Braet

De hoogst gestelde maatstaf is de striptease van simpele zielen.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content