De Leuvense criminologe Nicole Vettenburg bestudeerde het onveiligheidsgevoel bij buurtbewoners in Antwerpen en doet ook al jarenlang onderzoek in scholen.

Nicole Vettenburg: Onze werkdefinitie van ‘onveiligheidsgevoel’ werd afgebakend als: de angst om het slachtoffer te worden van een misdrijf. Onze stelling was dat die angst te maken had met brede gevoelens van onwelzijn die voortkomen uit factoren als werkloosheid, lage scholing, slechte behuizing, enzovoort. Die gevoelens zouden minder voortkomen uit factoren die met criminaliteit te maken hebben, zoals slachtofferervaring of het aantal feiten in de buurt.

En bleek uw stelling te kloppen?

Vettenburg: Nee, de belangrijkste factor blijkt het subjectieve victimisatierisico te zijn, de subjectieve inschatting die je maakt van je kans om het slachtoffer te worden van een misdrijf. En die inschatting heeft niet in de eerste plaats te maken met het feit dat je zélf ooit iets hebt meegemaakt, of met de objectieve veiligheid in je buurt, maar wel met informatie die je bijvoorbeeld bij de bakker of de kruidenier krijgt van mensen die ooit slachtoffer zijn geweest. Informatie uit de tweede hand spreekt meer tot de verbeelding, maakt angstiger dan eigen ervaringen.

Een soort mond-tot-mondreclame, dus. Toch vreemd, wie ooit zelf slachtoffer is geweest, wordt niet noodzakelijk angstiger?

Vettenburg: Nee, er zijn meer onderzoeken die daarop wijzen. Om het wat eenvoudig voor te stellen: iemand bij wie is ingebroken, zou het gevoel kunnen hebben dat hij er al bij al nog goed afgekomen is – ‘Er zijn wel zaken weg, maar het is niet zo bedreigend als ik had gedacht.’

Welke adviezen kunnen uit uw onderzoek gehaald worden?

Vettenburg: De opvang van slachtoffers is zeer belangrijk. Maar ook die van familie en directe omgeving. Zij voelen zich door de feiten – meer dan de slachtoffers zelf – een stuk onveiliger.

U doet ook al jaren onderzoek in scholen. Klopt het dat leerlingen gewelddadiger worden?

Vettenburg: Ondanks alles wat je hierover hoort, hebben wij geen gegevens om dat te bevestigen of te weerleggen. De ernstige zaken die de afgelopen jaren zijn gebeurd, lees ik in de krant. Toen ik twintig jaar geleden mijn eerste onderzoek deed, gebeurden er ook dergelijke dingen en daarover las je niets in de krant. De media voeden op dat vlak de crime carousel. De onrust neemt toe, ook bij leerkrachten.

Toch hoor je leerkrachten voortdurend klagen dat het steeds dramatischer wordt.

Vettenburg: De klachten nemen inderdaad toe, maar wij hebben geen cijfers die erop wijzen dat de criminaliteit in scholen groeit. Ik kan me voorstellen dat het om andere vormen gaat. Zo werden er vroeger minder drugs gebruikt. Het zou ook kunnen dat leerkrachten, doordat ze zich onveiliger voelen, anders op leerlingen reageren en daardoor ander gedrag teweegbrengen. Dat blijkt keer op keer uit onderzoek: hoe beter de relatie met de leerkracht, hoe minder problemen met de leerlingen. Nu, je moet dit positief zien, wie lesgeeft, kan een heel goede invloed op de leerlingen hebben. Als je respectvol met hen omgaat, op een goed gestructureerde manier lesgeeft, hen weet te boeien, aansluit op hun leefwereld.

Misschien zijn leerkrachten minder tolerant omdat de werkdruk gestegen is?

Vettenburg: Dat zou best kunnen. Er wordt zeer veel van leerkrachten gevraagd. Bovendien zijn de omstandigheden niet altijd optimaal. Als je moet lesgeven aan een klas van 25 leerlingen uit vijf verschillende richtingen, in te kleine lokalen met onaangepast meubilair – bijvoorbeeld metalen stoelpoten op stenen vloeren – bevordert dat de relatie niet. De druk neemt ook toe als je team niet op dezelfde lijn staat. In sommige lessen krijgen leerlingen assertiviteitstraining. Daardoor worden ze mondiger, wat ook niet makkelijk is voor leerkrachten. Wat voor de ene leerkracht assertief gedrag is, komt voor de andere agressief over.

Joël De Ceulaer

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content