‘Bij Anderlecht moet je het maximum uit jezelf halen’

BESNIK HASI: 'Anderlecht heeft spelers die met één flits een match beslissen en dat is fantastisch, maar ik ben niet graag afhankelijk van toeval.' © FOTO'S LIES WILLAERT

Volgend weekend komt de eerste topper van het nieuwe voetbalseizoen eraan, Club Brugge-Anderlecht. Anderlechttrainer Besnik Hasi legt de druk bij de tegenstand. ‘Club zou logisch gezien de ploeg moeten zijn die nu het verst staat.’

‘Oops, we did it again.’ Het spandoek van een clevere supporter tijdens de kampioenenviering vatte het seizoen van Anderlecht perfect samen. Vanuit een verloren positie zette paars-wit in de play-offs alles op zijn kop om een titel te winnen die niemand nog verwachtte. Sleutelmatch was de uitwedstrijd op Club Brugge, toen Anderlecht met een flinke dosis geluk drie punten pakte, terwijl een nederlaag logischer was geweest. De match van de bevrijding, want nadien lukte alles bij Anderlecht, met een 33e titel als gevolg. ‘Maxime Lestienne mist die dag een reuzenkans. Gaat die bal binnen, dan winnen wij die wedstrijd zeker niet. We zullen nooit weten of Club Brugge dan kampioen zou zijn geworden, maar wij in ieder geval niet. Nu gaf die onverhoopte overwinning ons het momentum om iets fenomenaals te presteren’, blikt Besnik Hasi terug op zijn eerste prijs als hoofdcoach.

Zondag keren de Brusselaars terug naar de plaats van de hold-up voor een nieuwe Club-Anderlecht, gelijk de eerste topper van het prille voetbaljaar. Iedere analist ziet in de teams van Hasi en Michel Preud’homme de twee logische titelfavorieten. Iedereen behalve Besnik Hasi, blijkbaar. ‘Met zo’n uitspraak doe je andere clubs tekort. Waarom zou Gent niet kampioen kunnen spelen? Waarom schrijven ze Standard zo snel af? Tegen januari kan die ploeg helemaal anders voor de dag komen. En als je over voor de hand liggende favorieten spreekt, dan is er maar één team waar je niet naast kunt en dat is Club Brugge. Zij zijn de enige topclub die niet aan kwaliteit heeft ingeboet. Wij hebben belangrijke spelers laten gaan en met Steven Defour een heel belangrijke speler gekocht, maar je moet altijd afwachten hoe het klikt tussen voetballers die elkaar niet kennen. Bij Brugge is alles vertrouwd. Club zou logisch gezien de ploeg moeten zijn die nu het verst staat.’

Het is natuurlijk relatief hoeveel het waard is om ‘nu ver te staan’. U hebt zelf bewezen dat goeie play-offs alles bepalen. Denkt u dan niet: ach, wat zou ik me druk maken om die eerste dertig speeldagen?

BESNIK HASI: Dat zou een foute instelling zijn. Waarom kon Anderlecht nog kampioen worden? Omdat wij heel goeie play-offs speelden, akkoord. Maar dat is maar de helft van het verhaal. Minstens zo belangrijk was dat de tegenstanders het lieten afweten. De titel was eigenlijk al weg, maar toen begonnen de anderen zo met punten te morsen dat wij weer in de race konden stappen. Zo’n scenario herhaalt zich geen twee keer achter elkaar. Spelen we dit seizoen niet beter in de gewone competitie, dan worden we geen kampioen.

Ik kijk, ondanks de titel, niet tevreden terug op vorig seizoen. Ik ben niet vergeten dat we acht maanden niet goed waren, dat we veel te vaak hebben verloren en slechter hebben gespeeld dan je van een kampioen mag verwachten. En mijn spelers zijn dat evenmin vergeten.

Dat is een van de eerste dingen waar ik aan heb gewerkt toen ik het vorig jaar overnam als hoofdcoach: de wil om te winnen. Een mentaliteit wakker maken van: wij zijn hier de besten. Dat begint met de ploeg vertrouwen te geven door een organisatie neer te zetten die niet rap een goal slikt. Ik ben veel meer nadruk gaan leggen op discipline, niet alleen in de werking van elke dag, maar ook in hoe de ploeg op het veld functioneert. Alle pluimen voor mijn spelers dat ze daarin zijn meegegaan. Ik heb iets aangereikt, maar ze hebben zichzelf uit het moeras getrokken.

Bent u een strenge coach?

HASI: Nee. Maar ik begin wel te beseffen dat altijd in de pers over discipline praten mij een bepaald imago geeft. (lacht) Ik ben nochtans helemaal geen koele drilsergeant. Een minimum aan zelfdiscipline moet uiteraard, bij een heel jonge ploeg als de onze benadruk je dat misschien nog iets meer, maar ik ben heus niet zo’n trainer die denkt dat een harde hand het begin en einde van alles is. Ik zal eerder mijn stem verheffen wanneer het goed gaat dan wanneer de ploeg slecht draait en de kopjes sowieso naar beneden hangen. Na drie matchen hadden we negen op negen, maar het voetbal was te slap, te inspiratieloos. Te weinig voor wat deze groep kan. En dan word ik wél een vervelende trainer. Anderlecht móét bezieling brengen. Dat zijn we aan onze stand verplicht.

U zegt vaak dat spelers bezeten moeten zijn van voetbal, maar niet iedereen zit zo in elkaar. Vorig jaar interviewde ik Dennis Praet, vlak voor een uitwedstrijd tegen Zulte Waregem. Praet wist niet welke spelers Zulte Waregem had aangekocht en hun Europese wedstrijden van de week daarvoor had hij ook niet gezien. Is dat erg?

HASI: Tot op een bepaald niveau kan ik dat accepteren. Niet iedereen heeft die aangeboren drive om 24 uur per dag voetbal te ademen. Maar wat ik hier vorig jaar te vaak van spelers zag – training gedaan, autootje in, klaar voor vandaag – zo werkt het niet. Je moet alles willen doen om het maximum uit jezelf te halen. Minder is te weinig voor een Anderlechtspeler. Dennis is een supertalent, maar ik heb me er altijd aan geërgerd dat het voetbal hem zo weinig naar het hart ging. Een paar maanden geleden vroeg hij mij: ‘Coach, wat moet ik doen om beter te worden, om een bepalende speler te zijn?’ Wel, je perfect voorbereiden op een wedstrijd is een onmisbaar deel van dat proces. Dan komen die goals en die assists, waar hij wél van droomt, vanzelf. Dennis heeft dat opgepikt hoor. Die is sinds eind vorig seizoen een stuk rijper geworden, als voetballer en als mens. Ik weet zeker dat hij de nieuwe spelers van Zulte Waregem nu wel kent.

Eigenlijk staat die jongen symbool voor heel mijn kern. Ze zijn piepjong, ze mogen hopen op een formidabele carrière, maar ze moeten beseffen dat ze er echt nog niet zijn. Daarom was de komst van Steven Defour zo belangrijk. Zijn ervaring voegt zo veel toe. Niet alleen om af en toe een resultaat op routine te behalen, ook omdat ervaren spelers de jongeren optillen en een voorbeeld geven om naartoe te werken.

Hoe reageerde u toen Aleksandar Mitrovic van vakantie terugkwam met een paar kilo’s overgewicht?

HASI: Ik was ontgoocheld in hem. Mitro had twee seizoenen geen vakantie meer gehad. Ik had hem beloond met twee weken extra rust en dan is het eerste wat hij zegt wanneer hij terugkomt: ‘De hotelbuffets waren echt onweerstaanbaar, coach.’ Ik hoefde zelfs niet boos te worden, Mitro besefte zelf dat hij te ver was gegaan. Hij is toen ongelooflijk beginnen te diëten, binnen de twee weken was hij vijf kilo kwijt. Ik heb hem gezegd dat hij overdreef, maar ’t kan een stijfkop zijn. (lacht)

Moet hij topscorer worden?

HASI: Van mij niet. Hij wil het zelf ongelooflijk graag. Die jongen leeft voor goals. Ik vergelijk hem met Nenad Jestrovic, zijn makelaar trouwens. Het zijn types die móéten scoren, anders voelen ze zich slecht. Mitrovic krijgt veel kritiek, maar dat is omdat ze hem niet kennen. Ik zie een voetballer van amper negentien die ondanks zijn leeftijd heel ernstig met zijn vak bezig is en ook erg goed ligt in de spelersgroep, wat voor een spits nooit evident is. De buitenwereld ziet tatoeages en rare kapsels en krijgt een beeld van hem dat niet klopt met wie hij is. Hij zegt dan: ‘Coach, ik ben jong. Wie heeft er last van als ik eens gek doe met mijn haar?’

U bent nu in totaal dertien jaar bij deze club. Wat maakt Anderlecht tot Anderlecht?

HASI: Dat de club zich een druk oplegt die ze bij andere ploegen niet kennen. Of toch niet in die mate. Bij Anderlecht móét je winnen, móét je domineren. Wie dat aankan, wordt er sterker van. En anders zak je genadeloos door het ijs. Het is altijd afwachten hoe iemand op die uitdaging reageert. Je mag de beste speler zijn bij een kleinere ploeg, niets zegt dat je bij Anderlecht overeind blijft.

De beste spelers van kleinere Belgische ploegen komen niet meer automatisch bij Anderlecht terecht. Een Hans Vanaken, in veel opzichten een volbloed Anderlechtspeler, blijkt onhaalbaar.

HASI: Ja, en dat is voor deze club een situatie waar wij ons aan hebben moeten aanpassen. Ik kom uit de generatie Koller-Radzinski-Vanderhaeghe. Wij blonken uit bij kleinere teams en toen Anderlecht ons kwam halen, vroegen wij echt niet hoeveel we konden verdienen. We waren dolgelukkig dat we de kans kregen om jaar in jaar uit voor de titel te spelen. Wie weet kon het zelfs leiden tot een grote buitenlandse transfer.

De Belgische spelers van nu redeneren dat ze Anderlecht niet nodig hebben om een mooie carrière te maken. Via Genk of Lokeren raak je ook wel in het buitenland. Geld verdienen werd ook belangrijker. Het komt erop neer dat wij als Anderlecht niet meer kunnen zeggen: we halen de besten uit de Jupiler Pro League en daarmee zijn wij in België altijd de te kloppen ploeg. Nee, we moeten onze sterren zelf vormen. Dat is een grote cultuuromslag geweest voor deze club, onderschat dat niet. De vraag is nu: hoe breng je piepjonge talenten in een omgeving waarin er vanaf dag één moet worden gepresteerd?

Clubliefde, bestaat dat nog?

HASI: Bij sommige jongens, wegens hun tekortkomingen: wie niet hoger raakt, blijft in België. Niet uit liefde voor de club of zo, daar geloof ik niet meer in. Je moet realistisch zijn: België is een opleidingsland voor de grote competities geworden. Niet meer, niet minder. De kans dat Mitrovic, Praet, Mbemba en Tielemans de rest van hun carrière bij Anderlecht blijven, is onbestaande. Hoe zet je die talenten op weg terwijl je er zelf ook beter van wordt, zowel financieel als sportief: daar gaat het nu om.

Wat is op internationaal vlak uw voorbeeld? Het Duitsland van Joachim Löw, het Barça van Pep Guardiola, of Ajax met zijn continue stroom jonge talenten?

HASI: Qua ritme hou ik van Engeland. Zelfs de kleinere Engelse teams spelen met een overgave en een tempo waar in België weinig ploegen toe in staat zijn. Italiaans voetbal vind ik niks, Frans trouwens ook niet. Het meest veeleisende voetbal is zeker het Duitse, maar waar ik als liefhebber het meest van geniet, dat zijn de Spaanse topclubs. En vooral dan Real Madrid. Dat is de supporter die spreekt; ik ben een grote Real-fan.

We hadden in u eerder een aanhanger van stadsgenoot Atletico gezien.

HASI: (enthousiast) Het Atletico Madrid van vorig seizoen was fan-tás-tisch! Ik zal u iets verklappen: het spel van Atletico van vorig seizoen is voor mij het voorbeeld van waar ik met Anderlecht naartoe wil: top in de organisatie, dominant op het middenveld, superefficiënt in de aanval. En alles zo vloeiend alsof het geen moeite kost.

Het was ook een fel voetbal, haast bits.

HASI: Naar het karakter van trainer Diego Simeone, hè: scherp, intimiderend zelfs, maar met genoeg ervaring om net niet te ver te gaan.

Is uw karakter zichtbaar in het Anderlecht van vandaag?

HASI: Stilaan. Kijk, het is geen geheim dat ik een man van de organisatie ben, een trainer die vooral ideeën wil zien, zowel offensief als defensief. Anderlecht heeft spelers die met één flits een match beslissen en dat is fantastisch, maar ik ben niet graag afhankelijk van toeval, van ingevingen die er die avond misschien eens niet uitkomen. Waar val je op terug als de sterren het niet doen: dát is voor de trainer van Anderlecht de cruciale vraag. Ik denk dat we daar stilaan een antwoord op hebben. Er staat nu een systeem dat ook resultaat haalt wanneer Matias Suarez niet zijn beste dag heeft, om maar een voorbeeld te noemen. Daardoor zouden we ‘kleinere’ matchen makkelijker naar onze hand moeten kunnen zetten. Al is makkelijk misschien het verkeerde woord, want het is een systeem waarbij je hard voor elkaar moet willen werken.

In feite weerspiegelt dat hoe ik zelf als speler was. Ik was een verdedigende middenvelder, maar wel een fan van mooi voetbal, zeker niet de ruwe breker. Ik wou mijn aanvallers laten schitteren, zonder daarom de remmen los te laten, vanuit het idee: de nul houden is het halve werk, maar met half werk ben je op zich nog niet klaar. Zelf een goal maken blijft het allerbelangrijkste in voetbal. Wie dat niet kan, wint nooit.

Hoe anders is het om hoofdtrainer te zijn? Gaat het u goed af, de baas spelen?

HASI: Het is totaal anders. Een assistent concentreert zich op bijzaken, een hoofdcoach is met alles tegelijk bezig. Je werkritme is oneindig veel intenser. Leiding geven ligt mij van nature, al kick ik zeker niet op macht. Ik hou van controle, ik wil alles weten en begrijpen, om mee mijn stempel te kunnen drukken. Een beetje het tegendeel van hoe Dennis Praet tot voor dit seizoen was. (lacht)

Anderlecht zag in u de ideale eeuwige assistent, de nieuwe Jean Dockx.

HASI: (knikt) In het laatste gesprek voor ik hoofdcoach werd, zei Roger Vanden Stock: ‘Ik ben vandaag triest, Besnik, want dit betekent dat je dagen op Anderlecht geteld zijn.’ Zo is het ook, vroeg of laat zal ik hier moeten vertrekken, door een ontslag of misschien omdat ik zelf weg wil. Ik had ook kunnen kiezen om assistent te blijven, maar dan kwam ik in de clinch met mijn eigen ambitie. Het zou eeuwig aan mij zijn blijven knagen als ik die stap niet had gezet. Dit was nochtans niet een plan dat altijd bij me geleefd heeft. Het is een proces, een langzaam gegroeide overtuiging, die John van den Brom erg versneld heeft. Hij gaf mij veel verantwoordelijkheid en zag mij vanaf het begin als meer dan ‘zomaar een assistent’.

Het klikte echt tussen jullie tweeën.

HASI: Enorm. We zijn totaal verschillende karakters met een heel andere achtergrond. Hij de zelfverzekerde Hollander, ik de vurige Balkan-man. Ik een liefhebber van structuur, hij veel minder. Maar op de een of andere manier paste dat heel goed samen.

Hadden jullie niet een totaal andere visie op voetbal?

HASI: Dat is zo. Maar je hoeft het niet honderd procent met elkaar eens te zijn om goed samen te werken. Toen John de baas was, ging ik met volle overtuiging voor zijn visie. Die zou ik altijd met hand en tand verdedigd hebben. We vulden elkaar aan op een manier die ik daarvoor nog nooit had meegemaakt.

Waarom vraagt u hem niet als uw assistent?

HASI: Dat zou ik hem niet kunnen aandoen. (lacht) Nee, John is een Trainer, met hoofdletter t. Die kan nooit gelukkig zijn in een rol waarin hij de eindbeslissing niet heeft.

DOOR JEF VAN BAELEN, FOTO’S LIES WILLAERT

‘Ik had ook kunnen kiezen om assistent te blijven, maar dan kwam ik in de clinch met mijn eigen ambitie.’

‘De kans dat Mitrovic, Praet, Mbemba en Tielemans de rest van hun carrière bij Anderlecht blijven, is onbestaande.’

‘Het spel van Atletico van vorig seizoen is voor mij het voorbeeld van waar ik met Anderlecht naartoe wil: top in de organisatie, dominant op het middenveld, superefficiënt in de aanval.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content