BIG MAMA EN DE MASSAMOORDENAARS

FATOU BENSOUDA dankt haar bijnaam aan de autoriteit die ze uitstraalt.

Vijf jaar geleden kwamen na verkiezingen in Kenia meer dan duizend mensen om bij etnisch geweld. Het Internationaal Strafhof beschuldigt president Uhuru Kenyatta van misdaden tegen de mensheid. Het speelt daarmee hoog spel, maar hoofdaanklaagster Fatou Bensouda is zeker van haar zaak.

De weg was lang en hij verliep niet zonder hindernissen. Hoofdaanklaagster Fatou Bensouda (52) van het Internationaal Strafhof mag voor 122 landen op de ergste massamoordenaars jagen om ze voor de rechter te brengen. Ze is zo, bij manier van spreken, het Openbaar Ministerie van de wereld. Het opperste geweten van ons allemaal. Toch pakken zich nu donkere wolken samen boven het hof en zijn hoofdaanklaagster.

De aanklagers van het Strafhof – Fatou Bensouda en haar voorganger Luis Moreno-Ocampo – durfden het aan om president Uhuru Kenyatta van Kenia aan te klagen voor misdaden tegen de mensheid. Ze spelen daarmee hoog spel. Op dit moment lijken de advocaten van Kenyatta de juridische slag te winnen. Ze houden uiteraard vol dat hun cliënt onschuldig is en ze konden het begin van het proces midden juni voor een tweede keer laten uitstellen – dit keer met niet minder dan vier maanden. De diensten van Bensouda zouden hebben nagelaten om de verdediging tijdig hun bewijsmateriaal over te maken. Zeker in Afrika is de twijfel groot. ‘Dit proces wordt een farce’, schreef een belangrijke Keniaanse krant, Daily Nation. Een televisiestation in Nairobi sprak van de zelfmoord van het internationale recht.

Er staat in die zin veel op het spel voor Bensouda. Niet alleen omdat ze op geen weken na weet hoelang ze haar kroongetuigen in de zaak nog op een geheime plek moet houden en beschermen. Als dit proces mislukt, verliest het Internationaal Strafhof bovendien nog meer geloofwaardigheid. De droom dat misdaden tegen de mensheid en genocide nooit ongestraft blijven, dreigt aan scherven te vallen. En overigens wankelt niet alleen het vertrouwen in het permanente strafhof in Den Haag. Ook de tijdelijke internationale tribunalen, die onder de vleugels van de Verenigde Naties opereren, doen het de laatste tijd niet goed.

Het Cambodjatribunaal, dat verantwoordelijken voor de genocide van de Rode Khmer moet berechten, maakt pas op de plaats. Voor het Joegoslaviëtribunaal werden al wel zaken keurig afgehandeld. Maar nu beklaagde een rechter zich over de politieke druk, die recent tot de vrijspraak van hoge Servische en Kroatische officieren leidde. Er werd daarmee afgestapt van het basisbeginsel dat militaire commandanten verantwoordelijkheid dragen voor wat ondergeschikten onder hun bevel doen. Het verbittert nabestaanden van de slachtoffers van de massamoord in Srebrenica, bijvoorbeeld, dat de Bosnisch-Servische generaal Ratko Mladic er in zijn comfortabele cel in Scheveningen van overtuigd is dat hij straks vrijuit gaat.

Bescheiden balans

Fatou Bensouda wordt door haar medewerkers met veel respect ‘Big Mama’ genoemd. Niet omdat ze zo groot of zwaar is, maar voor haar verstandelijke capaciteiten en voor de autoriteit die ze uitstraalt. Het was voor haar als klein meisje al duidelijk dat ze later boeven in de boeien wilde slaan. Ze wist ook al snel dat het niet altijd meevalt om dat te doen. Ze vergezelde haar tante begin jaren zeventig regelmatig naar het politiekantoor in Banjul, de hoofdstad van haar West-Afrikaanse land Gambia, als die door haar man weer eens bont en blauw was geslagen. De agenten hadden nooit veel zin om daar iets aan te doen: het gold toen in Gambia als het recht van een man om zijn vrouw een pandoering te geven. Dat moest veranderen, vond Fatou Bensouda.

Ze maakte er daarna als tiener een gewoonte van om na schooltijd zo veel mogelijk zittingen bij te wonen in de rechtbank, welke zaken er ook werden behandeld. Ze maakte als bezeten aantekeningen en discussieerde daar dan over met haar moeders – meervoud: ze groeide op in een polygaam moslimgezin, haar vader had verschillende vrouwen.

Toen ze later in Nigeria en op het eiland Malta ging studeren, groeide de belangstelling voor internationaal recht. Toch werd de briljante juriste thuis vervolgens de eerste vrouwelijke procureur-generaal van Gambia, en zelfs minister van Justitie. Na twee jaar hield Bensouda de nationale politiek voor bekeken: ze botste met de maar halvelings democratisch verkozen regeringsleider en stapte op. De Verenigde Naties boden een uitweg en ze speelde onder meer een rol in het tribunaal dat de volkenmoord in Rwanda onderzocht. In juni van vorig jaar werd ze hoofdaanklaagster bij het Internationaal Strafhof in Den Haag en nam het Amerikaanse weekblad Time haar op in zijn lijst met de honderd meest invloedrijke mensen in de wereld. Fatou Bensouda geldt als een symbool voor de ontwikkeling van Afrika.

Het Internationaal Strafhof probeert ondertussen al elf jaar om misdaden tegen de mensheid en genocide te bestraffen. De balans is tot nog toe bescheiden. Dat is onder meer een gevolg van slordig onderzoek en van het arrogante optreden van de vorige hoofdaanklager, de Argentijn Luis Moreno-Ocampo. Het Strafhof kon alsnog maar één zaak helemaal afronden, en daarbij stond nog niet eens een zwaargewicht terecht. In 2012 werd de Congolese militieleider Thomas Lubanga tot 14 jaar cel veroordeeld voor het gebruik van kindsoldaten. Echte leiders tegen wie een aanklacht loopt, zoals de Sudanese president Omar Al-Bashir of de Ugandese warlord Joseph Kony, blijven op vrije voeten.

Het Strafhof onderzoekt op dit moment acht zaken, die allemaal in Afrika spelen. De Ethiopische premier Haile Mariam Desalegne verweet het hof op de top van de Afrikaanse Unie eind mei in Addis Abeba daarom dat het zich in zijn vervolgingsbeleid door racistische motieven laat leiden. De Afrikaanse regeringsleiders keurden een resolutie goed waarin ze vroegen dat het Strafhof het onderzoek tegen Kenyatta aan de Keniaanse justitie zou overlaten: een rechtbank in het Noorden zal niet oordelen over politici in het Zuiden.

Stambroeders

Fatou Bensouda vindt het verwijt dat ze racistisch zou optreden ‘ongehoord’. Om te beginnen, is ze zelf zwart. Ze benadrukt altijd weer dat ze haar werk doet, zonder onderscheid van huidskleur of nationaliteit. ‘Als Afrikanen geweld plegen tegen andere Afrikanen, als ze die folteren en als kindsoldaten gebruiken, moeten we dat dan door de vingers zien?’

Overigens staan nu ook Afghanistan, Honduras en Georgië op de lijst met landen die door het Strafhof aandachtig worden gevolgd. ‘Wat me altijd kwetst,’ zegt Bensouda, ‘is hoe gemakkelijk machtigen wegkomen, terwijl de miljoenen die geen stem hebben bijna vanzelfsprekend de rekening betalen. We kijken in ons werk echt niet naar naam of politieke rang.’ Toch hebben haar medewerkers haar nooit zo gespannen gezien als de voorbije weken. Aan strijdlust ontbreekt het niet. Bensouda: ‘We halen Kenyatta naar Den Haag en ik ben er vrij gerust op dat we zijn schuld zullen kunnen bewijzen.’

Het blijft wat dat betreft ondertussen wel bij woorden. Want Kenyatta woont nog altijd ongestoord in zijn prachtige residentie, naast het State House in Nairobi. Hij is nog altijd grootgrondbezitter, de grootste aandeelhouder van een belangrijke bank en van een leidende hotelketen. Zijn vermogen wordt op 500 miljoen dollar geschat en daarmee wordt hij tot de 25 rijkste en machtigste mannen van Afrika gerekend. Hoe weinig er in Kenia is veranderd, blijkt ook hieruit: zoals vorig jaar stonden ook vijftig jaar geleden, na de onafhankelijkheid van het Verenigd Koninkrijk, bij verkiezingen een Kenyatta en een Odinga tegenover elkaar. Toen ging het om de vaders, nu om de zonen – Yomo Kenyatta werd de eerste president van zijn land. En boven op dat nepotisme speelt de etnische factor. Het gaat de leiders van de clans niet om ideologie of politieke programma’s, maar om de belangen van hun stam. Ze binden hun ‘bloedbroeders’ aan zich met baantjes en andere voordelen. En ze schrikken er niet voor terug om etnische groepen tegen elkaar op te hitsen tot een echte stammenoorlog.

De Kenyatta’s behoren tot de stam van de Kikuyu, die in Kenia goed twintig procent van de bevolking uitmaakt. Ze is de grootste en de rijkste etnische groep van het land. Bij de verkiezingen van december 2007 was Uhuru Kenyatta zelf geen kandidaat. Hij steunde zijn stambroeder Mwai Kibaki. Na een zeer omstreden telling van de stemmen werd die tot overwinnaar uitgeroepen en beëdigd. Maar vervolgens brak de hel los. Leden van de Kalenjin, de Luhya en de Luo (de stam van de vader van Barack Obama) namen bloedig wraak op de ‘bedriegers’ – en de Kikuyu sloegen terug.

Snel vochten dorpen tegen dorpen en in regio’s waar de stammen door elkaar wonen, bond de ene straat de strijd aan tegen de andere. De rust keerde pas weken later min of meer terug, na een persoonlijke interventie in Kenia van de toenmalige secretaris-generaal van de Verenigde Naties, Kofi Annan. De balans was verschrikkelijk: 1100 mensen kwamen om het leven, meer dan een half miljoen waren op de vlucht en het hele land was verdeeld in haat.

Njamba Kenyatta

Op aansturen van een Keniaanse rechter ging het Internationaal Strafhof op zoek naar de aanstichters van de orgie van geweld. Begin 2012 accepteerde Den Haag de klacht tegen de Kikuyu Uhura Kenyatta en zijn Kalenjinrivaal William Ruto. De vraag is of juridisch kan worden bewezen dat ze zo gewetenloos zijn dat ze bewust etnische groepen tegen elkaar hebben opgezet. Toen duidelijk werd dat ze allebei in Den Haag zouden worden vervolgd, bedachten Kenyatta en Ruto een slimme zet: ze sloten een politiek verbond, de Jubilee Alliance, en gingen samen naar de volgende verkiezingen. Hun tegenstander, Raila Odinga van de Luo-stam, lag in de opiniepeilingen lange tijd voor. Tot de toenmalige baas van de Afrikadesk van het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken, Johnnie Carson, met ‘gevolgen’ dreigde als de Kenianen twee mannen zouden verkiezen die door het Internationale Strafhof werden vervolgd voor misdaden tegen de mensheid.

Meer had Uhura Kenyatta niet nodig. Bij elke verkiezingsmeeting daarna vroeg hij zijn ‘soevereine volk’ altijd opnieuw of het zich zo de les zou laten lezen. De verkiezingen werden een referendum tegen de buitenlandse inmenging en ‘het dictaat van het Westen’. Voor de meeste Kenianen bleef de ironie verborgen dat het hele concept van de campagne door een pr-kantoor in Londen was uitgewerkt. Kenyatta haalde met 50,07 procent van de stemmen een absolute meerderheid. Het viel waarnemers op dat de opkomst met 86 procent van de kiesgerechtigden spectaculair hoog was. Verliezer Odinga riep dat er bedrog was gepleegd en wendde zich tot het opperste gerechtshof. Maar zijn vraag om de uitslag ongeldig te verklaren, werd snel afgewimpeld.

Het aantreden van Kenyatta bleef uiteraard zonder ‘gevolgen’. Zowel Washington als Parijs en Londen willen Nairobi niet te veel tegen de haren in strijken. Kenia is strategisch belangrijk in de actie tegen de broedhaarden van terreur in Somalië en Sudan. Ze zijn ook bang dat ze door China aan de kant worden geschoven in Kenia. En dus gedraagt de nieuwe Keniaanse president zich zeer zelfbewust. Hij wil graag met het Strafhof samenwerken, verklaart hij. Hij wil de rechters door middel van een videoconferentie te woord staan en zelfs, indien nodig, naar Den Haag reizen om er persoonlijk voor het Internationaal Strafhof te verschijnen. Voor zijn entourage is hij nu een ‘Njamba’, een held.

In Den Haag wil zijn tegenspeelster Fatou Bensouda dat het proces zo vlug mogelijk begint. Ze rekent nog altijd op de moed en de offerbereidheid van haar getuigen, die onvermijdelijk onder grote druk staan. Ze zijn veelal afkomstig uit de Great Rift Valley, de grote vlakte die eruitziet als een vruchtbare tuin van Eden. Een paradijs voor neushoorns en flamingo’s. De plek waar, volgens oudheidkundigen, de wieg van de mensheid stond. Voor veel mensen in de dorpen en stadjes leek het begin 2008 ook alsof het einde van de wereld nabij was.

‘We hebben hier lang vreedzaam en in goede nabuurschap met de andere stammen samengeleefd’, vertelt de Luo-vrouw Monicah Akinyi. Haar stem breekt nog altijd als ze praat. ‘We huurden ons huis zelfs van een Kikuyu. Maar op een dag stormde een bende razende Kikuyu gewapend met messen en machetes door de wijk. Ik was zwanger van ons negende kind. Mijn man en ik werkten allebei in een groot tuincentrum, waar rozen voor de Europese markt worden gekweekt. De kinderen speelden met Kikuyu-kinderen.’

Monicah vluchtte met haar kinderen voor de razernij naar een politiekantoor. Haar man rende naar huis terug om vrienden te helpen. Hij keerde niet terug. De bende stortte zich op hem en stak hem dood. Omdat het dagenlang gevaarlijk bleef op straat, kon Monicah haar man zelfs niet begraven. Het enige wat haar overblijft, is een foto die een journalist maakte van zijn lijk op straat. Haar handen beven als ze de foto toont. Ze hoorde later dat het op andere plaatsen in de Rift Valley en ook aan de kust net zo brutaal toeging.

Wie treft schuld? ‘Ik leef vandaag nog slechts voor mijn kinderen’, zegt de nu 37-jarige Akinyi. Ze is oud voor haar tijd. Toen ze vernam dat een vrouw in een ver land schuldigen voor de rechter wil brengen, maakte dat haar kort blij. Maar hopen durft ze niet meer. ‘Het is ondertussen ook al vijf jaar geleden. De wereld is vergeten wat ons is overkomen.’

© Der Spiegel

Fatou Bensouda geldt als een symbool voor de ontwikkeling van Afrika.

Bensouda rekent op de moed en de offerbereidheid van haar getuigen, die onder grote druk staan.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content