Het broeikaseffect is een feit. Maar wat de effecten op het landschap zullen zijn, is minder duidelijk. Een gesprek met de Britse expert Andrew Goudie over orkanen, de Belgische kust en barstende huizen.

De kracht van de natuur valt niet te onderschatten. Daar is iedereen opnieuw van overtuigd na de tsunami’s die eind vorig jaar over een aantal Aziatische kustgebieden rolden. Kustzones zijn kwetsbaar voor drama’s vanuit de zee. Toch vestigen steeds meer mensen zich in kustgebieden. In een land als Bangladesh groeit de helft van de rijst op velden die minder dan één meter boven de zeespiegel liggen.

Op termijn dreigen ook sluipende krachten, die niet plots dood en verderf zaaien, een steeds grotere invloed op het milieu te zullen gaan uitoefenen.

De Britse geoloog Andrew Goudie van de befaamde universiteit van Oxford specialiseert zich in de gevolgen van het broeikaseffect op het landschap. Goudie was eind vorig jaar, vlak vóór de tsunami’s, in ons land op uitnodiging van Jean Poesen van de Katholieke Universiteit Leuven.

De man gaat er bij zijn werk van uit dat het broeikaseffect een feit is en dat de aarde opwarmt als gevolg van menselijke activiteiten. Een verhoging van het koolstofdioxidegehalte in de atmosfeer heeft in het verleden altijd tot hogere temperaturen geleid. Hoeveel de temperatuur precies zal stijgen is niet exact te voorspellen, maar volgens de meeste modellen zal het ergens tussen 2 en 6 graden Celsius zijn gedurende de volgende zeventig jaar.

Voor Goudie maakt dat allemaal niet zoveel uit: ‘Zelfs de laagste van beide waarden is belangrijk. De voorbije honderd jaar is het aardklimaat met 0,7 °C opgewarmd, en nu al zijn we in de Alpen de helft van de gletsjers kwijt. Dus bij een opwarming met 2 of 3 °C zullen de gevolgen heel groot zijn. Voor ons werk hanteren wij een gemiddelde waarde. Een stijging met 2 of 3 °C in het leven van onze kinderen.

Zijn er buiten de gletsjers nog tekenen dat het landschap verandert?

ANDREW GOUDIE: Het peil van de zeespiegel stijgt, met twee millimeter per jaar. Dat zal een effect hebben op de erosie: de kustzones zullen teruggedrongen worden. Voorts zijn er al effecten op planten en dieren beschreven. Vogels en vlinders komen vroeger terug uit de wintergebieden en beginnen vroeger aan de voortplanting. En in de tuinen van de colleges van Oxford groeien olijven.

Hoe verschillend zullen Engeland en België zijn voor onze kinderen?

GOUDIE: De veranderingen zullen bij ons niet zo extreem zijn als op andere plaatsen in de wereld. Het belangrijkste is misschien dat de regen anders zal vallen. Er zal zo’n 10 tot 15 procent meer regen vallen in de winter. En als het regent, zal het intenser zijn dan nu. Dat zal leiden tot zware overstromingen, die de erosie zullen versnellen waardoor velden aan kwaliteit inboeten. In de zomer zal het droger zijn, wat tot meer bosbranden zal leiden, en tot meer problemen met gebouwen, vooral als ze op klei gebouwd zijn. Kleigrond wordt heel onstabiel als hij uitdroogt, waardoor er op grote schaal barsten in huizen gaan komen. Zo’n zomer als in 1976, die vroeger eens om de duizend jaar voorkwam, zal zich tegen 2070 gemiddeld eens om de vier jaar manifesteren.

Twee jaar geleden hadden we hier een provençaalse zomer. Dat was toch fantastisch.

GOUDIE: Inderdaad. En dat soort zomers zullen we steeds vaker krijgen. Er is evenwel een kritische temperatuur waarboven het leven minder vanzelfsprekend wordt. Temperaturen van 36 °C of meer – dus in de buurt van onze lichaamstemperatuur – zorgen onvermijdelijk voor hittestress en een minder goed functioneren. Er zal dus meer nood zijn aan airconditioning, wat meer verbruik van elektriciteit impliceert en dus een versterking van het broeikaseffect. Anderzijds zullen we in de winter minder verwarming nodig hebben. Er zijn altijd pro’s en contra’s.

Is de balans in te schatten?

GOUDIE: Nee. We spreken over verandering, en elke verandering is destabiliserend als ze te vlug gebeurt. De wereld is nu ook geglobaliseerd door de moderne communicatiemiddelen. Watertekort in het zuiden van Spanje zal een invloed hebben op de Europese landbouweconomie. We zullen in een wereld terechtkomen waarin steeds meer mensen door de veranderingen beïnvloed worden. We zullen moeten leren leven met een groeiend aantal ecologische vluchtelingen. Vooral de stijging van het zeepeil zal een enorme impact hebben.

Wat zal er op wereldschaal nog veranderen?

GOUDIE: De gletsjers van Groenland en Alaska zullen smelten en het zeepeil verder doen stijgen. De grens van de permafrost in gebieden als Canada en Siberië zal honderden kilometers naar het noorden opschuiven, waardoor grote oppervlakken land gedegradeerd achterblijven. Woestijnen zullen nog droger worden dan nu, en een hele resem problemen veroorzaken, zoals watertekort en stofstormen. In de tropen zullen koraalriffen het moeilijk krijgen, en zal de frequentie van orkanen toenemen. In vergelijking met wat er zich in de rest van de wereld afspeelt, zullen wij het hier redelijk rustig hebben.

Is de evolutie van de veranderingen te voorspellen?

GOUDIE: Moeilijk, maar één ding is zeker: het zal allemaal nog veel sneller gaan dan nu. De zeespiegel zal uiteindelijk met vijf tot zes millimeter per jaar stijgen. Dat zal onder meer een effect hebben op de snelheid waarmee rivieren stromen. De uitgestrekte prairies in de Verenigde Staten leveren brood voor een groot deel van de wereld. Maar ze liggen in een regio waarin een minimale vermindering met bijvoorbeeld twee procent van de hoeveelheid neerslag door allerhande mechanismen zal leiden tot een vertraging met zestig procent van de stroomsnelheid van rivieren. Dat zal een enorme impact hebben op de watervoorziening. Hetzelfde zal gebeuren in West-Australië en Zuid-Afrika. Hele regio’s zullen er virtueel uitdrogen.

Zullen we de tijd hebben om ons aan te passen?

GOUDIE: Het zal toch heel snel moeten gaan, want we spreken over fundamentele aspecten van de natuur. We hebben momenteel bijvoorbeeld een brede zone noordelijke, boreale wouden, die zich uitstrekt van Vancouver tot Vladivostok, en die heel Scandinavië bedekt. Wel, dat woud zal nog verder naar het noorden oprukken en bijna volledig uit Scandinavië verdwijnen. Wat onder meer betekent dat veel natuurreservaten op de verkeerde plaats liggen. Wij beschermen altijd speciale gebieden, maar die zullen verschuiven. Daarom zullen we een heleboel soorten bomen, vlinders en vogels verliezen.

Sommige mensen zullen zeggen: so what, er komen er andere in de plaats.

GOUDIE: Ja, ik ken dat argument. Maar ondertussen zijn de koraalriffen, de zones met de grootste mariene biodiversiteit, op grote schaal aan het afsterven. Er is een kritische watertemperatuur waarboven koralen niet in leven kúnnen blijven. Hetzelfde geldt voor een aantal vogels in Europa. Vooral arctische soorten zullen het kwaad krijgen. In Engeland zullen we de voor ons land zo typische berkenbossen verliezen, want die kunnen niet tegen zomerdroogte. Men kan daar losjes overheen gaan, maar ik vind dat verschrikkelijk.

U focust in uw werk op extreme situaties. Omdat die beter te bestuderen zijn?

GOUDIE: Gedeeltelijk. Gemiddelden betekenen niet altijd zoveel. Extreme situaties zoals orkanen en stofstormen, of droogtes en overstromingen, zullen ook veel mensen beïnvloeden. In België en Engeland zullen we misschien meer goede wijngaarden hebben, en zonnebloemen kunnen kweken, en zal het niet zo erg lijken. Maar elders in de wereld zullen er gemeenschappen zijn die ongelooflijk in de problemen komen. En weer zullen vooral de armste het meeste te lijden krijgen.

Blijft het niet moeilijk om mensen met voorspellingen te overtuigen?

GOUDIE: Dat maakt het inderdaad niet makkelijk. Sommige mensen gebruiken het gebrek aan zekerheid als argument om niks te hoeven doen. Maar een van de gevolgen van een gebrek aan zekerheid is dat we voor grote verrassingen zullen komen te staan. Niemand had er ooit bij stilgestaan dat de chloorfluorkoolwaterstoffen (CFK’s) uit spuitbussen de ozonlaag zouden aantasten. En toch is dat gebeurd.

Zullen wij hier de gevolgen zien van de fameuze stofstormen die u bestudeert?

GOUDIE: Als de droge gebieden in de wereld nog verder opdrogen, zal er minder vegetatiedekking zijn, en zal er meer stof de atmosfeer ingeblazen worden. We weten uit het verleden dat zulke situaties dramatisch kunnen zijn voor de voedselvoorziening. We weten nu ook dat stof in de atmosfeer gezondheidsproblemen veroorzaakt, en waarschijnlijk ernstige communicatiestoornissen in de hand kan werken. We gaan ervan uit dat er vanaf 2030 steeds meer stofstormen zullen zijn. En dat ze de hele wereld zullen beïnvloeden.

Zal meer stof in de atmosfeer niet tot een afkoeling leiden, door een scherm- effect?

GOUDIE: Dat zou in heel extreme gevallen zo kunnen zijn. Sommige mensen gebruiken dit soort argumenten graag om te zeggen dat het allemaal zo’n vaart niet zal lopen. Wel, ik ga ervan uit dat ze het mis hebben. En als het dan toch kouder zou worden, is dát dan wenselijk? Ik meen van niet.

Krijgen wij hier ook orkanen?

GOUDIE: Waarschijnlijk niet. In de Ver- enigde Staten zal de orkaanactiviteit wel verergeren, en ook zones treffen die er niet op voorbereid zijn, en waar veel mensen leven, zoals New Jersey en New York. Ze zouden zich daar beter bewust van worden, in de plaats van te doen alsof het allemaal zo erg niet zal zijn. De Amerikaanse maatschappij draait natuurlijk heel sterk op het verbranden van fossiele brandstoffen – de voornaamste motor van het broeikaseffect. Het zal haar veel geld kosten om dat om te buigen.

Maar wij hoeven ons geen zorgen te maken?

GOUDIE: Als de atmosfeer opwarmt, wordt ze energieker. België zal met meer stormen af te rekenen krijgen. En dat gekoppeld aan een hogere zeespiegel kan op termijn voor ernstige problemen zorgen – denk maar aan de watersnood van 1953. Voor elke meter dat het zeepeil stijgt, zal er honderd meter kustzone verdwijnen.

Het zal onmogelijk zijn de zee binnen haar huidige grenzen te houden?

GOUDIE: Het zal in ieder geval steeds moeilijker worden. En het zal onwaarschijnlijk veel geld kosten om het te doen. De zee is bijna niet in te dijken, en als dat ergens ten koste van veel geld toch gebeurt, zullen de problemen zich verschuiven naar niet beschermde zones. Er zijn zelfs mensen die denken dat ze Bangladesh helemaal kunnen indijken – stel je voor.

We zullen ons op een gegeven moment moeten terugtrekken?

GOUDIE: Er zal niks anders op zitten. Onze kinderen zullen met die situatie geconfronteerd worden. Op sommige laaggelegen plaatsen in bijvoorbeeld Engeland zal de Noordzee tientallen kilometers diep het land binnendringen.

Is het nog wel nodig het regenwoud te redden als het dreigt uit te drogen?

GOUDIE: Regenwouden zullen vooral uitdrogen omdat mensen er te veel kappen. Het kappen van wouden beïnvloedt de transpiratie van vochtigheid uit de bodem, omdat bomen vochtigheid de lucht in pompen. Er zullen dus grotere effecten op het regenwoud zijn als gevolg van menselijke kapactiviteiten dan als gevolg van het broeikaseffect. En als er ergens in de wereld méér regen zal vallen, zal het in de moessonzone zijn.

Is er eigenlijk nog een weg uit deze scenario’s?

GOUDIE: Ze zullen in ieder geval niet makkelijk te stoppen zijn, niet zo makkelijk als het effect van de cfk’s op de ozonlaag. Maar waar een wil is, is een weg. De maatschappij moet veranderen. Het is mijn ervaring dat jongeren gevoelig zijn voor deze problematiek. Ook de Europese regeringen zijn zich van de gevaren bewust. De Amerikaanse federale regering doet alsof er niets aan de hand is, maar vele staten werken er wél maatregelen uit om het tij te keren. Een groot probleem is de groei van de economie in China. Die kan niet gestopt worden, en die zal steeds meer koolstofdioxide de atmosfeer in blazen.

We kunnen ons dus maar beter voorbereiden op de veranderingen, in plaats van ze te willen stoppen?

GOUDIE: We moeten proberen de uitstoot van broeikasgassen zoveel mogelijk te beperken, al was het maar omdat die maatregelen ook andere gunstige effecten op milieu en volksgezondheid hebben. Tegelijk moeten we nagaan hoe we de gevolgen van de opwarming onder controle kunnen krijgen. Je kunt beginnen te kijken hoe je je infrastructuur het best verplaatst. Ik denk dat het verstandiger is zoveel mogelijk met de natuur mee te werken, zoveel mogelijk zachte technologie te gebruiken in de plaats van harde.

Zachte technologie?

GOUDIE: De beste bescherming tegen erosie van een kustlijn is een mooi strand met hoge duinen vol vegetatie. Dat werkt stukken beter dan een betonnen dijk. Zachte technologie is de toekomst.

Een wat bizarre stelling, in een wereld die bijna blind gelooft in harde technologie.

GOUDIE: Grote technologieprojecten zijn enorm duur, en als niet alle factoren goed ingecalculeerd zijn, kunnen ze totaal verkeerde effecten hebben. Dijken kunnen niet alleen de zee buiten houden, maar ook de activiteit van rivieren hinderen, zodat er geen sediment meer op het land wordt afgezet en de vruchtbaarheid van landbouwgrond vermindert. Het is heel gevaarlijk om te veel in te grijpen in de natuur.

Door Dirk Draulans

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content