Ik mag hopen dat de gebeurtenissen van de voorbije week u niet al te zeer van uw stuk hebben gebracht. Eerlijk gezegd: ik had niet in uw schoenen willen staan. Laten we de feiten nog eens nuchter onder ogen zien: op maandagmiddag 27 januari wordt uw treinrit van Hasselt naar Gent ernstig verstoord door een vrouw (van allochtone origine, moeten we daar helaas aan toevoegen) die doodgemoedereerd een telefoontje zit te doen (in het Engels dan nog), terwijl haar baby de hele wagon bij elkaar aan het krijsen is.

De dame in kwestie bevond zich blijkbaar nog in de beginfase van een integratietraject, want zij bekommerde zich niet om het ongemak dat zij en het kind aldus teweegbrachten bij haar medereizigers: allemaal hardwerkende Vlamingen, onder wie uzelf. Aangezien niemand het lef had om mevrouw erop te wijzen dat wij hier in onze genereuze regio benevens rechten ook plichten kennen, nam u het initiatief om haar tot de orde te roepen.

Op dit punt lopen de versies uit elkaar. Zelf beweert u op zeer respectvolle wijze te hebben gehandeld. U zegt dat het de vrouw was die u begon uit te schelden. Toen niemand het voor u opnam, voelde u zich bovendien terdege in de steek gelaten door de zwijgende meerderheid in de wagon: een gevoel, kan ik mij voorstellen, dat ook verzetshelden moeten hebben gekend in dorpen waar collaboratie zeventig jaar geleden de norm was.

Volgens Het Laatste Nieuws luidt de ware toedracht een tikje anders en was ú het die door het lint ging, de vrouw onheus bejegende en eiste dat zij zogoed als letterlijk uit de trein zou worden gegooid. Dat wordt bevestigd door nog een andere bron met wie ik contact had: iemand die zich ook in de wagon bevond en mij wil doen geloven dat uw gedrag veel storender was dan dat van de vrouw. De vraag is natuurlijk: weegt het woord van een Gewone Man op tegen dat van u? Tja. Doet de paus aan polsstokspringen?

Enfin. Na dat lasterlijke bericht in die ‘kutkrant’ (ik citeer hier uw entourage) werd op tal van sociale media de drek met emmers tegelijk over u uitgestort. Gelukkig sloten uw makkers in de andere media u terstond in de armen en bleef de reputatieschade beperkt. In het ranzige internetkrantje ’t Scheldt werd daar een beetje smalend over gedaan: men vergeleek u met Sien Eggers, die ook ‘door de linkse kerk werd ontzien’ nadat ze in een Antwerpse kroeg een zwarte vrouw had laten verstaan dat Vlaanderen niet het OCMW van de wereld is. Terwijl het toch tot de taak van de kunstenaar behoort om taboes de nek om te wringen.

Voor mij, mijnheer Meuris, bent u de robuuste belichaming van deze tijdgeest. U zou over het vermogen moeten beschikken om met gestrekte arm en gebalde vuist het luchtruim te doorklieven. Huilbaby’s? Sluikstorters? Talmende oudjes aan de kassa? U stelt er sofort paal en perk aan. Is het een vogel? Is het een vliegtuig? Nee, het is Superstijn, uw universele, vliegende GAS-ambtenaar. Superstijn, uw stok achter de deur.

Zo’n vier jaar geleden hebt u al eens uw nek uitgestoken met het oogmerk het volk te verheffen. Het land lag plat, omdat die zakkenvullers in Brussel er niet in slaagden om een regering te vormen. U riep op tot burgerlijke ongehoorzaamheid en een milde vorm van terrorisme. ‘Er ontploft niks’, stelde u in een interview vast. ‘Na vier jaar politieke crisis is er nog altijd geen beweging opgestaan die zegt: “Wij steken die Reynders in de kofferbak. We ontvoeren hem.” Die mens is voor een aanzienlijk deel mee verantwoordelijk voor wat er gebeurt. Met zijn afstotelijke body language, zijn minachting voor alles en iedereen. Vroeg of laat moet er toch één halve zot zijn die zegt: “Het is genoeg geweest, ik rijd ernaartoe en neem hem mee?” Soms denk ik: was in godsnaam de Baader-Meinhofgroep maar terug.’

Ook toen vielen u in sommige kringen louter spot en onbegrip ten deel. Nog een geluk dat u de kritiek altijd omarmt en niet lichtgeraakt bent, zoals de Joden – weet u nog, het filmpje dat u op 30 januari 2009 voor Man bijt hond had geschreven, over de ellendig lange tenen van die lui? Ook dat was pertinente en gedurfde maatschappijkritiek.

U moet, mijnheer Meuris, bij gelegenheid eens een gipsen afdruk van uw lichaam laten maken, zodat de werkzaamheden aan dat standbeeld van u alvast een aanvang kunnen nemen.

Met beleefde groeten,

Joël De Ceulaer

Het behoort tot de taak van de kunstenaar om taboes de nek om te wringen

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content