Eigenlijk was het mijn voornemen om deze week een brief te schrijven aan onze vrienden de soixante-huitards. Die lui vieren per slot van rekening de veertigste verjaardag van wat toch een van de topmaanden uit hun leven was, en ze zijn zo langzamerhand pensioengerechtigd – dus ze mogen nog wel eens extra in het zonnetje worden gezet. Ik had in die brief twee vragen willen behandelen. Eén: wat hebben die sixties onze samenleving nu eigenlijk bijgebracht, behoudens de mannensandaal en de boekweitpannenkoek? En twee: was die slogan De verbeelding aan de macht wel zo slim, als je bedenkt dat de twintigste eeuw twee figuren heeft voortgebracht die hun verbeelding ten volle hebben botgevierd, te weten: Hitler en Stalin?

Maar net toen ik mij klaarmaakte om deze delicate kwesties aan te snijden, viel uw nieuwe boekje in mijn brievenbus. Prompt besloot ik om twee vliegen in één klap te slaan. U bent iets te jong om een echte soixante-huitard te zijn – u was pas dertien op het ogenblik van de feiten – maar u bent wel ontegenzeglijk een exponent van de levensbeschouwelijke traditie die rond mei 68 zo zichtbaar opflakkerde. Dat wil zeggen: u bent links, progressief, feministisch, milieubewust, politiek correct en ga zo maar door. U sorteert uw afval, bestrijdt het fascisme en sympathiseert met de allochtone medemens. Als de planeet ooit ontploft of de deportatietreinen weer beginnen te rijden, dan zal het zeker niet aan u gelegen hebben.

U hebt het goed met ons voor.

Getuige waarvan dat nieuwe boekje van u: De man, zijn penis en het mes. Het is een soort essay over seksueel geweld zoals dat door mannen wordt bedreven – niet alleen in de werkelijkheid maar ook in de fictie. U zet onthutsende cijfers op een rij en citeert scènes uit het werk van schrijvers zoals Jack Kerouac en John Coetzee, waaruit blijkt dat seksisme en seksuele agressie op onze planeet alomtegenwoordig zijn. En u vraagt zich af: hoe komt dat? Zit het in onze natuur? Of in onze cultuur? Ligt het aan onze biologie? Of aan de samenleving? Of een beetje aan allebei?

U stelt de juiste vragen. Maar voor een pamflet dat duidelijk de ambitie heeft om ook de juiste antwoorden te vinden, schiet het helaas tekort. Ja, u geeft toe dat onze biologie er wel mee te maken zal hebben. Dat onze cultuur in het verlengde ligt van onze natuur. Maar verder dan die algemene vaststelling komt u niet. Uw essay leest lekker weg, maar ontbeert intellectuele diepgang. En wel hierom: u mist de evolutionaire invalshoek.

Dat verbaast mij overigens niet. Ik herinner mij nog hoe ik u acht jaar geleden zat te interviewen. We hadden het over mannen en vrouwen, over het feminisme en over het glazen plafond. Toen ik u vroeg of u weleens kennisnam van de verklaringen die darwinistische denkers opdelven uit onze evolutionaire voorgeschiedenis, antwoordde u een beetje verontwaardigd: ‘Het interesseert mij toch niet wat er miljoenen jaren geleden is gebeurd, zeker! Ik leef vandáág.’

Uw pamflet nodigt uit tot debat. Laat dit mijn bijdrage zijn, niet zozeer aangaande de inhoud, maar aangaande uw werkwijze: wie iets zinvols wil zeggen over menselijk gedrag en wangedrag, moet zich eerst verdiepen in het darwinisme. Van godsvrucht tot geweld, van verliefdheid tot volkerenmoord: alles wat wij voelen, denken en doen verraadt dat wij producten zijn van miljoenen jaren evolutie. Lees Richard Dawkins, Geoffrey Miller, Steven Pinker, Frans de Waal, Judith Rich Harris – of, om in eigen land te blijven: Mark Nelissen en Griet Vandermassen. Vooral die laatste had niet in uw bibliografie mogen ontbreken, met Darwin voor dames, over feminisme en evolutietheorie.

Troost u evenwel. U bent niet de enige intellectueel die lijdt aan deze vorm van wetenschappelijk analfabetisme. Met name bij onze vrienden de soixante-huitards (m/v) komt die aandoening wel vaker voor. Van alle mythes die we uit de sixties hebben geërfd, is die van de nobele wilde nog altijd erg hardnekkig: de overtuiging dat de mens van nature goed en ongerept is, maar door de maatschappij wordt bedorven en gecorrumpeerd. Of het aanverwante idee dat je bijvoorbeeld, zoals opperfeministe Simone de Beauvoir het schreef, niet als vrouw wordt geboren, maar tot vrouw wordt gemaakt. Terwijl veeleer het omgekeerde waar is.

Patriarchale groet.

door Joël De Ceulaer

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content