Als ik vandaag de spin doctor was van een linkse partij (een droevig lot waarvan ik hoop dat het mij bespaard mag blijven), dan zou ik een geldinzameling organiseren onder het motto: ‘Help Johnny de lente door.’ Ik zou alle militanten met een collectebus op pad sturen en de opbrengst in een grote, antieke schatkist kappen. Die kist zou ik, met een paar cameraploegen in mijn kielzog, persoonlijk bij u komen afgeven – inclusief een paar voedselpakketten en een voorraadje Kleenex, voor het geval de ontroering u te machtig zou worden.

Dat idee maakte zich spontaan van mij meester terwijl ik dinsdag naar Telefacts zat te kijken. U had een cameraploeg ontboden om de kijker deel-genoot te maken van uw grote verdriet en de precaire financiële situatie waarin u zich bevindt sinds u bent opgestapt als postbaas.

Laat ik uw jammerklacht even samenvatten. PS-minister Jean-Pascal Labille heeft, beweert u, woordbreuk gepleegd. Dat heeft u pijn gedaan, want u bent een gevoelig man. Na twaalf jaar met hart en ziel voor de Belgische post te hebben gewerkt, voelt u zich verraden. U was best bereid geweest om een substantieel deel van uw loon in te leveren, maar die 650.000 euro per jaar vond u, welja, te weinig. ‘Ik denk niet dat ik dat verdiend heb’, besloot u met een krop in de keel. Het enige wat de reportage miste, waren een paar strijkers op de achtergrond.

Omdat uw klacht de lekkerste clichés van deze tijd bevat – sinistere Waal dient hardwerkende Vlaming laffe kaakslag toe – trad de verontwaardiging in onze fiere regio meteen buiten haar oevers. Opiniemakers allerhande struikelden over elkaars veters om als eerste het ontslag van Labille te kunnen eisen. Zover is het dus gekomen. Ministers mogen modelburgers uitwijzen, daklozen laten doodvriezen, het onderwijs om zeep helpen, essentiële infrastructuurwerken op de lange baan schuiven, onze pensioenen in gevaar brengen – dat is allemaal geen probleem. Maar een minister die ocharme een steekje laat vallen in de communicatie met een Vlaamse grootverdiener, die moet terstond aan de hoogste boom worden opgeknoopt. Het is me toch wat met die tijdgeest, tegenwoordig.

Begrijp me niet verkeerd: ik vind het ook geweldig sneu voor u dat de miljoenen niet gewoon van overheidswege kunnen blijven binnenstromen. Het zou natuurlijk prettig zijn als ook uw achterkleinkinderen nu al virtueel zouden kunnen rentenieren. Maar het mede-dogen waar u naar hengelt, dat krijgt u niet van mij. En ik zal u uitleggen waarom.

Om te beginnen bekleedt u als multimiljonair een maatschappelijke positie die vergelijkbaar is met die van de aristocratie in ver vervlogen tijden. Aan die positie ontleent u rechten, maar uiteraard ook plichten: zo moet u de uitzonderlijke rijkdom die u in de schoot werd geworpen, compenseren met een even uitzonderlijke ethiek. Als u, een man met een voorbeeldfunctie, al begint na te trappen, wat moeten wij, gewone hansworsten, dan doen? Beschouw het als een compliment als ik zeg: dames en heren van stand dragen hun lot met waardigheid.

Maar de belangrijkste reden waarom ik u mijn medeleven ten stelligste wens te ontzeggen, is dat uw lot helemaal niet zo bijzonder of uniek is. Had de minister u meer centjes beloofd dan u uiteindelijk aangeboden kreeg? Tja, toon mij één Vlaming die nog nooit door zijn baas werd genaaid – er zijn arbeiders die jarenlang loon inleveren in ruil voor de belofte van jobbehoud, om dan alsnog op straat te worden gezet. Vindt u dat uw toegevoegde waarde hoger ligt dan 650.000 euro per jaar? Tja, toon mij één Vlaming die níét meer wil verdienen – mijn postbode vindt in elk geval dat hij ferm afgejakkerd wordt voor zijn loon. Wat ik maar wil zeggen: we worden allemaal weleens teleurgesteld. Het verschil is: bij u was dat in de prijs inbegrepen.

Zaterdag las ik in De Tijd dat u bereid bent om het land te helpen rechttrekken. Dat siert u dan weer. Ik wil u langs deze weg dan ook mijn oprechte steun betuigen. Word straks maar ineens eerste minister. U bent vast de geknipte man om het overheidsbudget te saneren. Ik hoor het u al zeggen, in uw eerste regeringsmededeling: ‘Het zal pijn doen, en iedereen zal het voelen.’

De schaterlach die u dan hoort, dat zal de mijne zijn.

Met zuinige groet,

Joël De Ceulaer

We worden allemaal weleens teleurgesteld, maar bij u was dat in de prijs inbegrepen.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content