Na anderhalf jaar regeren zit Silvio Berlusconi nog altijd stevig in het zadel. En dat is goed nieuws voor hem, niet voor Italië.

‘Je moet niet zo strak voor je uitkijken als ze je interviewen. Dan lijkt het wel of je er niet met je gedachten bij bent. Denk erom, zorg dat je geregeld een andere richting uitkijkt, dat maakt je blik levendiger.’ Zijn ministers zaten er als schooljongetjes bij toen Silvio Berlusconi hen tijdens de kabinetsraad vorige week uitlegde waarom hun optreden in het journaal hem niet had aangestaan.

De immer bruingebrande mediamagnaat kent de kracht van het beeld: hij heeft er in grote mate zijn politieke macht aan te danken. Je kunt dan ook geen land bedenken waar de mediatisering van de politiek zo ver is doorgeschoten als in Italië.

Het was tijdens een rechtstreekse uitzending op een van zijn eigen tv-stations dat Berlusconi vorig jaar zijn handtekening zette onder ‘het contract met de Italianen’. Daarin somde hij als kandidaat van het rechtse oppositiekamp Casa delle Libertà (Huis van de Vrijheden) zijn belangrijkste doelstellingen op: belastingverlaging, misdaadbestrijding, verhoging van de minimumpensioenen, anderhalf miljoen nieuwe arbeidsplaatsen en investeringen in grote openbare werken. Als de Italianen hem bij de verkiezingen hun vertrouwen gaven, mochten ze hem op die vijf punten afrekenen, zo beloofde Berlusconi.

Anderhalf jaar later moet eerste minister Berlusconi nog altijd werk maken van die ‘prioriteiten’. Zijn regering heeft onlangs wel een belastingverlaging van 7,5 miljard euro aangekondigd, alleen blijft onduidelijk hoe ze dat inkomstenverlies zal compenseren. Ze rekent daarvoor onder meer op de verlenging van de fiscale amnestie die in een eerste ronde de staatskas goed twee miljard euro heeft opgebracht. Maar dat is boter aan de galg, zo blijkt nu: in de eerste zeven maanden van 2002 heeft de Italiaanse staat namelijk ook twee miljard euro minder belastinggeld geïnd. De Italianen, zo voert de oppositie ter verklaring aan, geloven dat ze onder Berlusconi weer ongestoord de staat kunnen belazeren.

Het is maar één voorbeeld van hoe Berlusconi’s omstreden zakelijk verleden hem nu als regeringsleider in de nek slaat.

RODE CIJFERS

Behalve de belastingverlaging had de regering vorige week bij de voorstelling van de begroting voor 2003 weinig prettigs te melden. Net als andere landen wordt Italië getroffen door de mondiale slapte van de economie en veel budgettaire manoeuvreerruimte is er dus niet. Minister van Financiën Giulio Tremonti moest toegeven dat het begrotingstekort (2,1 % van het bbp) en de inflatie (2,6 %) dit jaar hoger uitvallen dan verwacht. En ondanks 20 miljard extra bezuinigingen, onder meer in het onderwijs en de gezondheidszorg, zal de begroting ook volgend jaar nog in het rood duiken. Rome mag dus blij zijn dat de Europese Commissie het Stabiliteitspact onlangs heeft versoepeld en pas in 2006 van de lidstaten een begroting in evenwicht verwacht.

De centrumlinkse oppositie van l’Ulivo had vanzelfsprekend geen goed woord over voor de regeringsplannen en deed de aangekondigde belastingverlaging af als een broekzak-vestzakoperatie. Sinds de verkiezingsnederlaag van vorig jaar zijn de middelpuntvliedende krachten in de Olijfboomcoalitie evenwel zo sterk geworden dat protest uit die hoek nog nauwelijks enige indruk maakt op de regeringsleider. ‘ Ogni giorno ha il suo Rutelli’ (iedere dag heeft wel zijn Rutelli) zei Berlusconi onlangs met veel dédain over de leider van l’Ulivo, wiens positie inderdaad wankeler is dan ooit.

Verrassender was de felle kritiek van de werkgeversorganisatie Confindustria. Die vindt dat er te veel op de kap van de bedrijven wordt bezuinigd en dat er te weinig initiatieven worden genomen om de economie in het arme zuiden van het land te stimuleren. De werkgevers, die Berlusconi altijd als ‘een van hen’ hebben beschouwd, voelen zich verraden. Zij moeten vaststellen dat de premier, die zelf indertijd handjeklap speelde met de corrupte kliek rond de socialistische leider Bettino Craxi, nu de rol van de overheid wil terugdringen en bijgevolg ook flink de schaar zet in allerlei vormen van staatssteun aan bedrijven.

Een uitzondering zal de regering wellicht maken voor het zieltogende Fiat. Het concern kondigde vorige week aan dat er 8100 banen geschrapt moeten worden, voornamelijk in de zwaar verliesgevende autoafdeling. Het slechte nieuws gaf al aanleiding tot verscheidene stakingen. De top van Fiat vraagt nu het statuut van bedrijf in crisis aan om een beroep te kunnen doen op overheidssteun. Het moet voor Berlusconi een ware genoegdoening zijn: de familie Agnelli, nog altijd voor dertig procent eigenaar van Fiat, is hem vroeger nooit welgezind geweest. Oud geld kijkt nu eenmaal neer op nieuw geld. En nu moeten de Agnelli’s, die in Italië een haast koninklijke aureool hebben, de hand ophouden voor deze mediaboer en hopen op zijn barmhartigheid.

RODE TOGA’S

Al moet Berlusconi zijn verkiezingsbeloften nog grotendeels vervullen, zijn regering heeft niet met de armen over elkaar gezeten. Zo heeft ze snel werk gemaakt van een nieuwe, strengere immigratiewet – een belangrijke eis van de extreem-rechtse coalitiepartners Lega Nord en Alleanza Nazionale.

Bij de openbare omroep RAI heeft Berlusconi de directiekamers volgestouwd met zijn eigen stromannen. Twee veelbekeken programma’s die de centrumrechtse regering geregeld op de hak namen, Sciuscià van Michele Santoro en Il Fatto van Enzo Biagi, zijn intussen van het uitzendschema afgevoerd. Daarmee lijkt Berlusconi zijn scherpste critici gelijk te geven: niet alleen weet hij bijzonder slecht om te gaan met kritiek – of je bent voor hem, of je bent communist -, hij slaagt er ook niet in onderscheid te maken tussen zijn privézaken en de publieke zaak. En als eigenaar van de grootste drie tv-zenders in Italië draagt hij de RAI vanzelfsprekend geen warm hart toe.

Schaamteloos bedient Berlusconi zich van de politiek om zijn eigen belangen te behartigen, en dat valt nog het meest op in het justitiebeleid. De goedkeuring van de wet-Cirami vorige week in het parlement vormde wat dat betreft een triest dieptepunt.

Die wet, vernoemd naar de indiener Melchiorre Cirami, voert het principe van de ‘legittimo sospetto’ in: als een beklaagde in een proces een ‘gerechtvaardigd vermoeden’ heeft dat de rechter niet onpartijdig is, kan hij vragen dat zijn zaak wordt overgeplaatst naar een andere rechtbank.

Het lijdt geen twijfel dat Berlusconi daar dankbaar gebruik van zal maken om de ‘rode toga’s in Milaan’ (de openbare aanklagers van de ploeg van Schone Handen, die hem al bijna tien jaar het leven zuur maken) het proces uit handen te nemen tegen zijn compagnon sinds vele jaren en nu ook kamerlid voor Forza Italia, Cesare Previti. Die wordt ervan verdacht in opdracht van Berlusconi’s Fininvest drie rechters te hebben omgekocht. Als het proces elders moet worden overgedaan, is de kans groot dat de hele zaak op een verjaring uitdraait.

Toen de wet-Cirami vorige week donderdag in de Kamer werd goedgekeurd, gingen vertegenwoordigers van meerderheid en oppositie letterlijk met elkaar op de vuist. De rechtstreekse tv-uitzending van het parlementaire ‘debat’ moest worden onderbroken.

Zowel in Kamer als in Senaat heeft de regering een ruime meerderheid achter zich. De belangrijkste fractie, Forza Italia, bestaat grotendeels uit (vroegere) werknemers en advocaten van Berlusconi, die zich ook in het parlement als zodanig blijven gedragen. Tegenover hen staat een hopeloos verdeelde oppositie die zoveel binnenbrandjes moet blussen dat ze er niet meer toe komt Berlusconi het vuur na aan de schenen te leggen. De ‘echte’ oppositie zal dus van elders moeten komen.

RODE VLAGGEN

Van de vakbonden bijvoorbeeld, met name van de grootste, linkse vakbond CGIL (Confederazione Generale Italiana del Lavoro), die in maart in Rome nog meer dan een miljoen mensen op de been wist te brengen tegen de regering-Berlusconi. Dat was een persoonlijk succes voor Sergio Cofferati. Algemeen wordt verwacht dat de onlangs afgetreden CGIL-voorzitter binnenkort in de politiek stapt: hetzij in een bestaan- de partij, hetzij in een nieuwe formatie.

Nieuw is ook de partijloze beweging van de girotondi of ‘rondedansers’: zij vormden bij hun eerste protestacties menselijke kettingen rondom de kantoren van de RAI en talloze gerechtsgebouwen – ter symbolische bescherming van de media en het gerecht. Nanni Moretti, de bekende regisseur van ietwat slome maatschappijkritische films als Palombella Rossa en Caro Diario, is een van de boegbeelden van de beweging, die wortels heeft in ecologische en pacifistische kringen. De aanhang van de girotondi is de laatste maanden sterk gegroeid, maar conservatieve politici zijn er gerust op dat de rondedansers ‘spoedig van duizeligheid zullen omvallen’.

Op korte termijn moet Berlusconi misschien nog wel het meest beducht zijn voor anti-globalisten en aanverwanten. Die hebben elkaar van 6 tot 10 november rendez-vous gegeven in Firenze voor het eerste Europees Sociaal Forum. Vijf dagen lang zullen 15.000 deelnemers daar debatteren over ‘oorlog, neoliberalisme en rechten’, maar nog veel grotere aantallen actievoerders en betogers zullen door de straten trekken. Voor Berlusconi komt het erop aan een herhaling van Genua te vermijden, waar het in de marge van de G8-top vorig jaar tot een heuse veldslag kwam tussen betogers en panikerende ordediensten.

Heeft hij dat allemaal achter de rug, dan vindt Berlusconi misschien eindelijk de tijd om in de opnamestudio te duiken: hij wil namelijk een kerst-cd met Napolitaanse liefdesliederen uitbrengen. Samen met de door hem ontdekte zanger Mariano Apicella. En met Bill Clinton op sax, als het even kan. De opbrengst van de door Unicef gesponsorde cd is voor kindjes in de derde wereld.

En daarmee keert Berlusconi terug naar een oude liefde: als student in de rechten placht hij immers een cent bij te verdienen door op een cruiseschip liedjes te croonen van zijn idool Frank Sinatra. I did it my way, nietwaar?

Joost Albers

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content