wees gerust, ik val u niet lastig met nog eens een opinie, ik zal zelfs niet hardop lachen om de ontkerstende progressieven (in Vlaanderen is tegenwoordig bijna iedereen progressief) die Ratzinger zo diep doorgronden en het zo goed voorhebben met de Kerk. Kreten in plaats van kritiek, geen woord daarover, maar wil iemand eens uitleggen aan Yves Desmet dat de paus geen ‘kerkvader’ is?

De nieuwe pausnaam deed me naar een boek grijpen van een oude paus die wél tot de kerkvaders behoort, Gregorius de Grote (ca. 540-604). Zo’n veertienhonderd jaar geleden schreef hij zijn Dialogen, een bundel verhalen over Italiaanse heilige mannen. Auteur en publiek zijn in de tekst opgenomen: Gregorius zit op ‘een afgezonderde plek’ te praten tegen een vriend, die hem geregeld onderbreekt; het gaat dus om een raamvertelling, zoals in de Decamerone. Het werk omvat vier delen, waarvan het tweede helemaal gewijd is aan Benedictus van Nursia (ca. 480-547) – kloosterstichter en patroon van Europa, zoals u intussen wel weet. In 1980 maakten de geleerden G. Bartelink en F. van der Meer een vertaling van dat tweede deel; later, toen Van der Meer al gestorven was, vertaalde Bartelink ook de rest, en het geheel verscheen in een fraai geïllustreerde editie (SUN, Nijmegen, 2001). Het overigens uitstekende Nawoord getuigt van pre-conciliair katholicisme, maar daar valt mee te leven: de vertaling is mooi, de annotatie uitvoerig.

Iedereen die zich interesseert voor middeleeuwse cultuur en geschiedenis zou de Dialogen moeten lezen, maar ze zijn méér dan een document uit de voltooid verleden tijd; wie zijn oogkleppen aflegt, zal hier slimme literatuur vinden, werk van een echte schrijver. Prachtig is bijvoorbeeld het verhaal over Benedictus’ laatste ontmoeting met zijn zus, en prachtig het visioen waarin hij de hele wereld ziet ‘in één zonnestraal samengevat’ (wat vaag aan De aleph van Borges herinnert). Prachtig is ook hoe hij letterlijk staande sterft (wat vaag aan de vorige paus herinnert): ‘Zijn krachteloze leden op de handen van zijn discipelen overeind houdend stond hij daar, met ten hemel opgeheven handen; en midden in de woorden van zijn gebed ademde hij zijn laatste zucht uit.’

Ook de talrijke wonderen blijken fascinerender dan je verwacht. Mijn favoriet is het volgende. Een jongetje gaat water halen, valt in het meer, wordt meegesleept. Benedictus zit in zijn klooster maar weet wat er gebeurt, hij stuurt de monnik Maurus naar de plaats des onheils. Maurus handelt bliksemsnel, en dan gebeurt er ‘iets ongehoords sinds de apostel Petrus’: de monnik loopt, zonder het zelf te weten, over het water tot waar het kind zich bevindt. ‘Hij pakte het jongetje bij zijn haren en liep zo hard hij kon terug. Eerst toen hij de wal voelde, bedacht hij zich ineens, keek om, en ontdekte dat hij over water had gedraafd. Wat hij voor onbestaanbaar hield was, tot zijn verbijstering, toch gebeurd. Hij trilde op zijn benen.’ Achteraf wedijveren Benedictus en Maurus in bescheidenheid, ze schuiven elkaar de verdienste voor het mirakel toe. Petrus wordt in feite ruimschoots overklast, want die kreeg schrik tijdens het lopen en begon dus te zinken (Mat 14: 30).

Het zou uit Suske en Wiske kunnen komen, en Gregorius besefte zeker het komische aspect. Toch is het ook serieus, en ondanks de bovennatuurlijkheid heel herkenbaar: sommige dingen kun je alleen doen als je er niet bij nadenkt, en naderhand tril je op je benen. Een morele les zie ik hier niet, maar wel een bemoediging.

Joris Note is schrijver.

Joris Note

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content