‘ Beltonen, wachtmuziekjes… Wie luistert er nog écht naar muziek?’

MAX RICHTER 'In mijn hoofd is er geen onderscheid tussen elektronica en klassieke muziek.' © Wolfgang Borrs / GF

Elektronica en field recordings op een oerklassiek label? Op het eerste gezicht een vreemd muzikaal huwelijk, dat tussen Max Richter en Deutsche Grammophon. ‘Voor hetzelfde geld had ik moeten onderduiken, met een valse naam en plastische chirurgie erbovenop.’

Componist Max Richter tekent bij Deutsche Grammophon. Het is alsof twee puzzelstukjes eindelijk in elkaar klikken. Nochtans heeft de in Duitsland geboren Brit geen vanzelfsprekend parcours afgelegd. Zijn pianostudie werkte hij af aan The Royal Academy of Music in Edinburgh, waarna hij het neoklassieke ensemble Piano Circus oprichtte, een groep die zich toespitste op het werk van minimalisten als Arvo Pärt, Brian Eno en Steve Reich. Halverwege de jaren negentig verkende Richter de opkomende elektronicascene door samen te werken met de ambient-band The Future Sound of London en drum-‘n’-basslegende Roni Size.

Beide invloeden, klassiek en elektronica, combineerde Richter in 2002 op zijn solodebuut Memoryhouse, een haast epische hervertelling van de donkere Europese geschiedenis. Verschenen op Fat Cat Records dan nog, een indielabel waar alternatieve rockbandjes hun eerste platen uitbrengen. Niet meteen de ideale stek voor een klassieke compositie, maar Richter bereikte er wel een jong publiek mee en opende zo de deur voor andere hedendaagse componisten als Johann Johannsson en Sylvain Chauveau. Op Memoryhouse werkte Richter samen met het huisorkest van de BBC, die zijn stukken later ook gebruikte in een documentaire over de Holocaust. Zijn grimmige en tegelijk bloedmooie compositie wordt tegenwoordig als een mijlpaal in de modern klassieke muziek beschouwd.

Andere albums volgden, en Richter bleef experimenteren met field recordings en spoken word. Op The Blue Notebooks liet hij actrice Tilda Swinton voorlezen uit Franz Kafka en het album Infra, oorspronkelijk gecomponeerd voor een dansvoorstelling van choreograaf Wayne McGregor, was gebaseerd op de lectuur van T.S. Eliots TheWaste Land.

In 2012 verscheen Richters eerste samenwerking met Deutsche Grammophon: een herwerking van De Vier Seizoenen van Antonio Vivaldi. Deutsche Grammophon had een paar jaar daarvoor de Recomposed-reeks in het leven geroepen: technogod Carll Craig nam Maurice Ravel onder handen, en Matthew Herbert haalde een symfonie van Mahler door de mangel. Maar vooral Richters deconstructie van Vivaldi maakte indruk.

Dit jaar viel alles op zijn plaats: Richter tekende bij Deutsche Grammophon. Het klassieke label bracht zijn volledige oeuvre weer op de markt en herlanceerde De Vier Seizoenen, compleet met bijbehorende documentaire en iPad-app. Het is niet voor niets een ontspannen, bijna guitige veertiger die we te zien krijgen.

Van alle mogelijke klassieke stukken die u kon herwerken koos u uitgerekend voor De Vier Seizoenen. Vanwaar die keuze?

MAX RICHTER: Toen Deutsche Grammophon me benaderde om mee te werken aan de Recomposed-reeks dacht ik meteen aan De Vier Seizoenen. Het is de ultieme klassieker. Zelfs mensen die nooit een voet in een operahuis binnenzetten, hebben er thuis wel een opname van liggen, al is het maar om een diner wat klasse te geven. Ik liep al lang rond met het idee om dat werk terug te claimen, te herwaarderen, om de focus weer op de muziek te brengen. Het was een jingle of een reclamewijsje geworden. Zo zijn er nog stukken – Eine kleine Nachtmusik of de Vijfde van Beethoven – die heel populair zijn en als het ware gedegradeerd worden tot beltonen of wachtmuziekjes, maar wie luistert nog écht naar de muziek? Vivaldi behoort tot ons culturele landschap, en ik wou dat landschap herontdekken; graven en zoeken, en achterhalen waar de muziek vandaan komt.

Sommigen zouden uw keuze voor Vivaldi eerder gedurfd noemen.

RICHTER: Wel, vermetel is het zeker. Het is dansen op het slappe koord, zonder vangnet, maar ik probeer mezelf niet te veel te censureren, me niet te laten afschrikken. Het vergt enige moed, maar zodra je zo’n stuk op de dissectietafel legt, vergeet je de potentiële heiligschennis. Dan kijk je alleen nog naar de technische kant, en je met Vivaldi meten, is als jonge componist een vruchtbare aangelegenheid: ik heb artistiek veel geleerd van mijn werk aan De Vier Seizoenen. Het is een heel cinemato-grafisch werk, héél breed en verbeeldend, wat waarschijnlijk verklaart waarom zoveel verscheidene luisteraars ervan houden – ik incluis. En ja, ik had zéker verwacht dat ik neergesabeld zou worden. Gelukkig hebben de meeste mensen mijn interpretatie goed ontvangen, hebben ze de geest waarin ik het geschreven heb begrepen, namelijk als een daad van affectie, als een vorm van gemoedelijke conversatie met het origineel. Daar ben ik blij om. Voor hetzelfde geld had ik moeten onderduiken, met een valse naam en plastische chirurgie erbovenop.

Was u verrast toen Deutsche Grammophon u een contract aanbood?

RICHTER: Vereerd vooral. Hoe je het ook wendt of keert, Deutsche Grammophon is hét huis van vertrouwen, de Mount Everest van de klassieke muziek. Niet alleen vanwege de indrukwekkende geschiedenis, maar ook vanwege de huidige creatieve geest – ze blijven verwoed op zoek naar de juiste muziek uitgevoerd door de beste muzikanten, begeleid door de beste dirigenten.

Voelt dit aan als erkenning voor de modern klassieke muziek?

RICHTER: Ja.Voor hen is het ook een sprong in het duister. Mijn publiek bestaat toch vooral uit mensen die zich qua muzikale smaak meer richten op minimalisme, elektronica, drone en postrock, terwijl hún gemiddelde luisteraar meer het traditioneel klassieke oeuvre koestert – zij zijn de bewakers van de vlam, mijn werk moet zorgen dat die gevoed blijft. Ik vind het boeiend om die twee werelden verenigd te zien.

Niemand die verwonderd opkeek toen u voor de eerste keer het podium betrad met een laptop of een Moog-synthesizer?

RICHTER: Nee, toch niet in mijn gezicht. De computer valt gewoon niet meer weg te denken uit ons alledaagse leven, het is ermee verweven, en het kan een interessant instrument zijn als je weet hoe je ermee moet omgaan. De ideeën erachter blijven menselijk – jij moet het hulpmiddel aansturen, uit zichzelf doet dat ding niets -, dus zie ik het probleem niet om er muziek mee te maken.

Keert u nog terug naar het populairdere genre?

RICHTER: Mijn roots liggen in de klassieke muziek – ik ben heel traditioneel geschoold, dus in zekere zin is tekenen bij Deutsche Grammophon net een terugkeer naar de oorsprong. Maar in die tijd, eind jaren tachtig, begin jaren negentig, was de opkomst van de elektronica muzikaal bijzonder boeiend. Ik heb die muziekstromingen ook nooit als ‘anders’ beschouwd, mijn interesse voor dat genre was altijd organisch verweven met mijn algemene nieuwsgierigheid naar muziek. Vakjes zijn niet aan mij besteed. In mijn hoofd bestaat er geen onderscheid tussen elektronica en klassieke muziek, ze kunnen elkaar alleen maar positief besmetten.

Waar werkt u op dit moment aan?

RICHTER: Ik legdelaatste hand aan de nieuwe soundtrack van de HBO-serie The Leftovers, wat een interessante eerste kennismaking met televisiescores was. Daarnaast componeer ik een ballet voor Covent Garden, opnieuw een samenwerking met Wayne McGregor, en ondertussen werk ik verder aan een soloalbum. Over dat laatste wil ik nog niet veel kwijt, maar je kunt het, net als Memoryhouse, een conceptalbum noemen, op de ouderwetse progrockachtige manier.

Max Richter & Daniel Hope, Berlin by Overnight, komt op 29/09 uit bij Deutsche Grammophon. Richter-special op 26/10 op Canvas.

DOOR RODERIK SIX

‘Iedereen heeft Vivaldi in huis om een diner wat klasse te geven. Ik wou zijn werk terugclaimen.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content