Biologische veeboer Kurt Sannen, ook voorzitter van de koepel BioForum, gelooft heilig in de toekomst van zijn sector. Niet uitsluitend als nichemarkt, maar als model voor de landbouw van morgen. ‘Goed mesten is een kunst.’

Het is even zoeken naar de koeien van bioboer Kurt Sannen in het natuurgebied Webbekomsbroek bij Diest. De dieren liggen gezapig te herkauwen in een natte weide. ‘Als je koeien laat leven in een natuurlijke omgeving, etaleren ze snel natuurlijk gedrag’, vertelt Sannen. ‘Er is een matriarch: een koe die de leiding heeft en die beslist waar er gegeten wordt. Er worden kindercrèches opgezet, waarbij één koe op alle kalfjes past terwijl de rest gaat grazen. Als het te lang duurt, wordt de oppas afgelost. Mooi om te zien hoe ze zich spontaan organiseren.’

Sannen heeft 60 runderen en 150 schapen rondlopen op 120 hectare land, waarvan 100 hectare echt natuurgebied. Het kan uren duren voor hij al zijn beesten gevonden heeft. Soms gebeurt er een ongeluk: tijdens een zwaar onweer knapte onlangs een boom af, en die viel op een kalf – morsdood. ‘De moeder leek te verwachten dat ik haar beestje nieuw leven zou inblazen toen ik het van onder de boom haalde. Heel vreemd was dat.’

Sannens grootouders waren kleine boeren met een vijftal koeien, wat varkens en kippen en wat akkerbouw. ‘Het was het harde Kempische boerenbestaan. Maar ik hield er als kind al van, ik zei altijd dat ik boer zou worden. Ik hoorde hoe mijn overgrootvader en grootvader konden profiteren van een soort microkrediet, verleend door de aan de Boerenbond gekoppelde Raiffaisenkas, waarmee boeren kunstmest konden kopen en kleine investeringen doen. Zo konden ze een inkomen verwerven, en verdween de honger van het Vlaamse platteland. Een systeem dat we nu hier en daar in derdewereldlanden zien verschijnen.’

Sannens vader boerde niet, maar werkte wel bij de Boerenbond – ‘Ik kijk nog elke vrijdag uit naar mijn exemplaar van het blad Boer & Tuinder‘, grinnikt Sannen. Hij studeerde landbouwwetenschappen en kwam voor zijn scriptie in het toenmalige Zaïre terecht, waar hij in 1991 door Belgische para’s moest worden ontzet – ‘héél bevorderlijk voor mijn wereldbeeld’. Hij werkte in de beleidscel van Natuurpunt, op het kabinet van groene ministers en bij het Agentschap Natuur & Bos. ‘Je kunt me beschouwen als de vader van de instandhoudingsdoelstellingen’, zegt hij. ‘Dat zijn instrumenten om de topnatuur in Vlaanderen duurzaam te beheren – een must om te voldoen aan de vereisten van de Europese Commissie. Ik ben nog altijd blij dat we dat voor elkaar hebben gekregen, hoewel het een moeizame oefening was, een lange weg naar het compromis. Sindsdien geloof ik niet meer in het grote eigen gelijk.’

Sannen had vanaf de eerste rij meegemaakt hoe de boerenlobby daarvoor vakkundig de Groene Hoofdstructuur had afgeschoten: het ambitieuze plan waarmee SP.A-politicus Norbert De Batselier destijds de Vlaamse natuur wilde beschermen. ‘Toen was ik geschokt, maar nu begrijp ik waarom het niet lukte. De Groene Hoofdstructuur was vooral een bundeling van wensen van de natuurbeweging, en zo werkt het natuurlijk niet. Later besefte ik dat ons landschap voor een belangrijk deel gevormd wordt door de manier waarop wij eten, dus kon het niet anders dan dat de landbouwers actief bij het verhaal betrokken zouden worden. Er is nog altijd animositeit, vooral tussen natuurbeschermers en boeren van de oudere generaties, maar ik merk toch dat er op veel plaatsen ondertussen héél goed wordt samengewerkt.’

Oost-Europese varkensboer

Twaalf jaar geleden kocht Sannen een kleine boerderij en werd hij zelf boer. Zeven jaar later maakte hij de overstap naar de biolandbouw met zijn natuurboerderij Het Bolhuis, die ook hoevetoerisme aanbiedt. ‘Het was een kwestie van goed kijken wat we met ons bedrijf wilden’, legt hij uit. ‘In natuurgebieden moet er anders gewerkt worden dan in een klassiek veebedrijf. We hebben sterke Kempische koeien, echte dubbeldoelrunderen die zowel melk als vlees leveren. Hun maag is krachtig genoeg om met het taaie hooi van natuurgebieden melk en vlees te maken. Voor het afmesten gebruik ik een mengeling van hooi en grasklaver, dat een met maïs vergelijkbare voederkwaliteit heeft, maar véél milieuvriendelijker is. Mijn dieren halen zo na één jaar bijna hetzelfde gewicht als koeien op krachtvoer, maar met veel minder kosten. Zo kan ik mijn bedrijf rendabel maken, zeker omdat ik ook aan thuisverkoop doe, waarmee ik extra toegevoegde waarde creëer. Dan helpt het natuurlijk dat mensen graag wat meer betalen voor biologische producten. Het voordeel aan een verstedelijkt gebied als Vlaanderen is ook dat je klanten dichtbij zijn.’

Sannen zag hoe zijn buurman, een varkensboer, onderuitging als gevolg van de marktomstandigheden en het starre voedselproductiesysteem. ‘Als consumenten in supermarkten veel te goedkope koteletten kopen, moeten ze beseffen dat boeren daar het slacht-offer van worden. Ons koopgedrag dwingt boeren te intensifiëren, te investeren in steeds grotere en dure stallen. Als de varkensprijs dan zakt, komen ze in de problemen. Mijn buurman zag zich verplicht zijn eigendommen te verkopen aan een groot bedrijf, waar hij nog even als loonwerker in dienst was. Nu werkt daar een Oost-Europeaan voor een mager loon. Maar zijn koteletten zullen wel goedkoop zijn.’

Het stuit Sannen tegen de borst dat de markt én het landbouwbeleid boerenbedrijven nog altijd stimuleren om groter te worden, maar zo verdwijnen er bij ons duizend boeren per jaar. ‘Wij krijgen soms het verwijt dat wij idealisten zijn, ideologen zelfs, terwijl anderen zeggen dat ze gewoon de markt laten spelen. Maar een vrijemarkteconomie is uiteraard ook een ideologie, en dan nog één die niet altijd vriendelijk is voor de spelers in het systeem. Een maatschappij kan keuzes maken, ze kan kiezen voor een duurzamere aanpak, ook in de landbouw. Ik kan een inkomen genereren met een bescheiden aantal dieren, terwijl een boer in de intensieve sector er tien keer meer nodig heeft. Kiezen voor een duurzame landbouw is kiezen voor een voedselproductiesysteem dat nu en in de toekomst, hier en in het Zuiden, zorgt voor gezond voedsel voor iedereen, geproduceerd op een milieu-, natuur- en diervriendelijke manier, én met een verantwoord in-komen voor alle betrokkenen in de keten.’

Vanwege zijn beleidservaring, en door het feit dat hij moeilijk kan stilzitten, werd Sannen gevraagd om voorzitter te worden van BioForum Vlaanderen: de sectororganisatie van biologische producenten, verwerkers en verkopers, die een duizendtal bedrijven vertegenwoordigt. Dat is een bescheiden deel van de markt. In Vlaanderen mag amper 1 procent van de landbouwers zich bioboer noemen – het Europese gemiddelde ligt op bijna 6 procent. Bio heeft een aandeel van 2 procent in onze voedingsmarkt. Slechts 18 procent van de consumenten koopt geregeld bio. De markt van bioproducten groeit wel gestaag, vooral in de sector groenten en fruit, maar blijft vooral iets voor hoger opgeleide goede verdieners die de gemiddelde meerprijs van 30 procent graag betalen, uit engagement voor de betere wereld waar biologische landbouw voor staat. ‘Toch kan ik u meenemen op een winkeltocht voor een kar producten die voor 80 procent bio is, zonder dat u dat een euro extra kost’, zegt Sannen met klem. ‘U moet dan wel uw koop- en kookgedrag wat bijsturen: meer groenten, minder vlees en meer aandacht voor seizoensproducten.’

Geen technologische kwestie

Langs het terras van Sannens boerderij vliegen een koninginnenpage en veel hommels. In de lucht spelen zeldzame roofvogels: wespendieven – welke boer kan zeggen dat hij wespendieven vanaf zijn erf kan zien? Maar Sannen ziet vooral het grote beeld, het globale verhaal: ‘Het duurzaamheidsdebat is geen einddoel, wel een verbintenis voor de toekomst, een verantwoordelijkheid voor iedereen, ook de consument. Uiteraard kennen wij nog niet alle antwoorden op de vraag hoe het moet met het voeden van de wereld van morgen. Maar ik haal veel inspiratie uit de filosofie achter biologische landbouw. Ik pas mijn bedrijfsvoering aan de natuur aan, en niet omgekeerd. Ik ben ook een groot promotor van maatschappelijk verantwoord ondernemen, wat in de biosector bij uitstek het geval is.’

Voor Sannen is biologisch boeren geen bovengrens, maar een vertrekpunt om tot duurzame landbouw te komen. Toch twijfelen veel experts eraan dat biologische landbouw in staat zal zijn om een substantieel deel van de wereldbevolking te voeden, zeker in het licht van de bevolkingsgroei met verstedelijking en hogere comfortwensen die er aankomt. ‘Honger is geen technologische kwestie, het is een kwestie van koopkracht en toegang tot markten’, meent Sannen. ‘Voedsel gaat naar waar er het meeste voor betaald wordt, waardoor je de paradoxale situatie kunt krijgen dat landen met hongersnood toch belangrijke voedselexporteurs zijn. Wij moeten mensen op plaatsen waar honger heerst een inkomen geven. Maar zolang er maximaal 30 procent van de verkoopprijs van voedsel naar boeren gaat, krijgen we dat probleem niet opgelost. Het is toch om te huilen dat melkveehouders soms onder de marktprijs moeten produceren? Het zal helpen als de productie in Afrika vervijfvoudigt, maar tegelijk moet ze, volgens academische experts, in Europa met 10 procent omlaag. De focus op lokaal produceren en consumeren kan daarbij helpen. We moeten in België niet de hele wereld van varkensvlees willen voorzien.’

Over de aanvallen op de biosector, als zou hij per hoeveelheid geproduceerd voedsel niet milieuvriendelijker zijn dan klassieke landbouw, als zouden biologische producten niet voedzamer of gezonder zijn dan klassieke, is Sannen kort: ‘Ik lees al die studies, en als wetenschapper zie ik dikwijls meteen de tekortkomingen. Het is in bepaalde hoeken mode om aan bio-bashing te doen. Maar vooringenomenheid is nooit een goede basis voor wetenschappelijkheid. Het bioverhaal is een holistisch concept, met aandacht voor veel criteria, waaronder dierenwelzijn en sociale aspecten.’

Past een veeboer wel in een biologisch verhaal? ‘Als wij allemaal vegetariër zouden worden, zou dat een ramp zijn voor natuur en cultuur, en voor de voedselhoeveelheid’, countert Sannen. ‘Vegetarisch zijn mag voor mij, maar je moet mensen de keuze laten. In de Ardennen, maar ook in de Sahel en veel andere streken, kan er bijna niets anders dan veehouderij. Koeien en schapen kunnen gras omzetten in iets wat verteerbaar is voor een mens. Ik creëer met mijn dieren mooie natuur, en dat levert goed vlees op. Je hebt ook mest nodig om planten te laten groeien – goed mesten is een kunst. Ik ben het er wel mee eens dat de agro-industriële veehouderij niet de veehouderij van de toekomst is.’

Sannen is het er uiteraard niet mee eens dat de wereld gered kan worden met kunstvlees of genetisch gemanipuleerde organismen: ‘Kunstvlees zal problemen met dierenwelzijn oplossen, maar er blijven veel vragen open. Met ggo’s zul je wat minder pesticiden op bepaalde aardappelen moeten spuiten, maar gaat dat een duurzaam inkomen opleveren voor een boer? Ik heb niets tegen technologie als dusdanig, maar je moet de effecten ervan durven te bekijken met het oog op de doelstellingen. Ik geloof er niet in dat technologische innovatie al onze problemen zal oplossen. Landbouwontwikkeling is de voorbije eeuw inderdaad vooral een zaak van hoogtechnologie geweest, maar die heeft niet tot een globaal leefbaar systeem geleid. Ik meen dat we het roer moeten omgooien en naar betaalbaarder oplossingen zoeken, zowel hier als in derdewereldlanden, met eenvoudige technologie die uitgaat van de kracht van de natuur. Alleen zo zullen we meer boeren een eerbaar bestaan kunnen geven, mét aandacht voor milieu en dierenwelzijn.’

DOOR DIRK DRAULANS, FOTO’S LIES WILLAERT

‘Er zijn boeren die hun eigendom moesten verkopen aan een groot bedrijf, waar nu Oost-Europeanen werken voor een mager loon. Maar de koteletten zijn wel goedkoop.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content