De Joodse gemeenschap in België telde enkele grote bankiersfamilies. Maar Belgische Joden brachten het ook tot de hogere regionen van de politiek en de wetenschap. Een overzicht.

Bankiers DE FAMILIE BISSCHOFFSHEIM

Jonathan-Raphaël Bisschoffsheim (1808-1883) wordt in 1836 bestuurder van de Bank van België, die hij in 1841 redt van het faillissement. Van 1850 tot 1874 bestuurt hij de nieuw opgerichte Nationale Bank van België. Hij is een van de oprichters van het Gemeentekrediet (nu Dexia) en de ASLK (nu Fortis). Bisschoffsheim is een overtuigde liberaal en hij zetelt vanaf 1848 tot zijn dood in het schepencollege van de stad Brussel. Vanaf 1862 is hij ook senator. Hij behoort tot de stichters van de Université Libre de Bruxelles (ULB). Hij pleit ook voor hoger onderwijs voor meisjes en draagt bij tot de oprichting van beroeps- en normaalscholen.

Zijn zoon Ferdinand-Raphaël (1837-1909) richt samen met zijn zwager baron Maurice de Hirsch een bank op. In 1872 fuseert ze met de door zijn oom Louis-Raphaël gestichte Nederlandse Banque des Pays-Bas. Uit die fusie ontstaat de Banque de Paris et des Pays-Bas (nu Dexia).

Clara (1833-1899), de oudste dochter van Jonathan-Raphaël Bisschoffsheim, trouwt met baron Maurice de Hirsch. Clara is vooral bekend om haar mecenaat en haar liefdadigheid. Na de dood van haar enige zoon Lucien (1856-1887) schenkt ze zijn verzameling munten en oudheden aan de Koninklijke Bibliotheek van België in Brussel.

DE FAMILIE ERRERA

Giacomo Errera (1834-1880), een telg van een Venetiaanse ban-kiersfamilie, trouwt in 1857 met Marie Oppenheim, een dochter van de Brusselse bankier Joseph Oppenheim. In 1864 richtte Errera met zijn schoonvader de nieuwe Bank Errera-Oppenheim op, die haar zetel heeft in het Hotel Errera in de Koningstraat in Brussel. Het gebouw doet vandaag dienst als de ambtswoning en de ontvangstruimte van de Vlaamse regering.

Léo en Paul, de zonen van Giacomo Errera en Marie Oppenheim, worden hoogleraren aan de ULB. Léo Errera (1858-1905) is de grondlegger van de moleculaire biologie. Hij steunt de zuidpoolexpeditie van Adrien de Gerlache (1897-1898). Op Antarctica wordt een kanaal naar hem vernoemd.

Paul (1860-1922) wordt in 1900 hoogleraar publiek recht aan de ULB. Van 1908 tot 1919 bekleedt hij de functie van rector. Van 1912 tot 1921 is hij liberaal burgemeester van Ukkel. Zijn echtgenote Isabelle Goldschmidt (1869-1929) schenkt haar kunstbibliotheek aan de staat – ze wordt nu bewaard in de kunstschool La Cambre in Brussel. Haar collectie stoffen en kant doneert ze aan de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis in Brussel.

De zoon van Léo, Alfred (1866-1960), is van 1926 tot 1950 hoogleraar wiskunde aan de ULB. In 1928 doceert hij als gasthoogleraar aan de universiteit van Stanford (Verenigde Staten). Hij heeft sympathie voor Mussolini, maar na de Duitse inval in België wordt hij lid van het Geheim Leger.

De zoon van Paul, Jacques (1896-1977), is hoogleraar chemie aan de ULB. Van 1959 tot 1970 vervult hij de functie van Hoog Commissaris voor Kernenergie. Zijn zoon Paul wordt in 1953 hoogleraar psychiatrie aan de universiteit van Yale.

DE FAMILIE LAMBERT

Samuel Lambert (1806-1875) werkt aanvankelijk als de Antwerpse agent van de Bank Rothschild. Hij wordt de raadgever van Leopold I en investeert in de aanleg van een spoorwegennet. In 1853 staat hij aan het hoofd van een bank die zijn naam draagt.

Zijn zoon Léon (1851-1919) trouwt in de familie Rothschild. Hij is een adviseur van Leopold II en treedt op als de stroman van de vorst bij de realisatie van diens grootse urbanisatieprojecten. Léon helpt de koning ook de Congo Vrijstaat op te richten. Hij krijgt daar de titel van baron voor.

De zoon van Léon, Henri (1887-1933), knipt de financiële banden met de Rothschilds door en maakt van de Bank Lambert een naamloze vennootschap. Hij behoort in 1923 tot de medeoprichters van Sabena.

Zijn zoon Léon (1929-1987) fuseert de Bank Lambert met de Bank van Brussel tot BBL (nu ING België), terwijl de Groep Brussel Lambert een onafhankelijke houdstermaatschappij blijft. Léon bouwt een bijzonder waardevolle kunstcollectie op, waarvoor hij in de Marnixlaan in Brussel een apart gebouw – tegelijk de hoofdzetel van de bank – laat optrekken.

DE FAMILIE PHILIPPSON

Franz Philippson (1851-1929) is een twintiger wanneer hij zijn eigen bank opricht. De huidige Bank Degroof is daarvan de opvolger. De naamsverandering is een gevolg van de Tweede Wereldoorlog. Jean Degroof neemt dan de leiding in handen, om te vermijden dat de bank door de nazi’s wordt overgenomen. Franz gelooft in het kolonisatieproject van Leopold II en speelt een grote rol in de ontginning van Belgisch Congo. Hij wordt directeur van de Congolese spoorwegen, richt de Banque du Congo op en runt verschillende mijnondernemingen.

Zijn zoon Jules (1881-1961) treedt als bankier in de voetsporen van zijn vader. Hij onderhandelt, samen met de directeur van de Generale Bank Emile Francqui, over de Duitse herstelbetalingen aan België na de Eerste Wereldoorlog. In 1926 werkt hij, alweer met Francqui, aan de hervorming van de Nationale Bank van België. Hij is een van de oprichters van de Belgische Vereniging van Banken.

De andere zoon van Franz, Maurice (1877-1938), is zakenman en hoogleraar zoölogie aan de ULB. Hij werkt mee aan de ontwikkeling van de draadloze telegrafie en is lid van de raad van bestuur van de nationale omroep NIR.

Paul (1910-1978), een zoon van Maurice, is een van de deelnemers aan het tweede Vaticaans concilie, waar hij samen met kardinaal Leo Suenens pleit voor de interreligieuze dialoog. Zijn zoon Alain (1939) is lid van de raad van bestuur van de Bank Degroof.

Politici ISABELLE BLUME-GRéGOIRE (1892-1975)

Als maatschappelijk werkster leidt Isabelle Blume-Grégoire in de jaren twintig het kader van de socialistische partij op aan de Arbeidershogeschool in Brussel. Van 1938 tot 1954 is ze volksvertegenwoordiger voor Brussel-Halle-Vilvoorde. Ze vecht voor vrouwenrechten, gelijk loon voor gelijk werk en voor een verandering van het huwelijksgoederenrecht, zodat een vrouw haar eigen loon en goederen kan beheren. Op 1 augustus 1950, de dag dat Leopold III troonsafstand doet, kan ze door haar prestige een gewelddadige mars voorkomen.

Haar zoon Jean Blume (1915-1987) overleeft het concentratiekamp van Buchenwald. Hij wordt journalist bij De Roode Vaan. Jean Blume is het laatste communistische gemeenteraadslid van Anderlecht.

JEAN GOL (1942-1995)

Jean Gol begint zijn carrière als advocaat, maar in 1971 gaat hij in de politiek. Hij wordt lid van het Rassemblement Wallon, waar hij pleit voor het federale model. Volgens Gol heeft Wallonië in een door Vlaanderen gedomineerd België baat bij autonomie. Hij treedt toe tot de Waalse liberale partij, die in 1979 na een door hem geleide fusie met de Brusselse liberalen de Parti réformateur libéral (PRL) wordt. Gol is voorzitter van de PRL van 1979 tot 1981. In 1981 wordt hij vicepremier, minister van Justitie en Institutionele Hervormingen. Vijf jaar later komt daar Buitenlandse Handel bij. Hij voert als minister de tweede fase van de staatshervorming uit, waarbij gewesten en gemeenschappen een eigen parlement en regering krijgen.

LOUIS FRANCK (1868-1937)

Louis Franck is advocaat, gespecialiseerd in zeerecht. Vanaf 1906 gaat hij in de politiek voor de liberale partij. Hij is een voorvechter van de Vlaamse zaak. Hij maakt de wet die het katholiek middelbaar onderwijs in 1910 gedeeltelijk vernederlandst en staat samen met Frans Van Cauwelaert en Camille Huysmans op de barricaden voor de vernederlandsing van de Rijksuniversiteit Gent. Tijdens de Eerste Wereldoorlog wijst hij de samenwerking met de Duitse bezetter af, omdat hij die gevaarlijk vindt voor de Vlaamse strijd. Van 1918 tot 1924 is Franck minister van Koloniën. In 1926 wordt hij gouverneur van de Nationale Bank. Hij slaagt erin de waarde van de frank te stabiliseren. In 1937 neemt hij ontslag na een perscampagne van Rex en de Vlaams-nationalisten.

LOUIS FRANK (1864-1917)

In 1888 verdedigt Louis Frank als advocaat de jonge juriste Marie Popelin, die door de Brusselse balie wordt geweigerd omdat ze een vrouw is. Hij verdedigt ook de Franse Joodse officier Alfred Dreyfus, die wordt beschuldigd van spionage voor Duitsland. Frank ontdekt dat de bewijzen tegen Dreyfus vervalst zijn. Geschokt door de houding van het Franse leger in die zaak, wordt hij een overtuigd pacifist. Hij wil dat België een werelddistrict wordt, dat door zijn centrale ligging de vrede en samenwerking in Europa bevordert.

CAMILLE GUTT (1884-1971)

De naam van Camille Gutt is vooral verbonden aan de geldsanering na de Tweede Wereldoorlog. Maar Gutt doet veel meer. Hij is een briljante onderhandelaar en krijgt als minister van Financiën Britse leningen los tijdens de grote economische crisis van de jaren dertig. Hij is de vicevoorzitter van de Conferentie van Bretton-Woods (1944), die de wereldmunten koppelt aan de dollar-goudstandaard. Dat systeem houdt stand tot in 1973. De conferentie leidt ook tot de oprichting van het Internationaal Muntfonds (IMF), dat de economische groei en de muntstabiliteit bewaakt. Gutt is van 1946 tot 1951 de eerste directeur-generaal van het IMF. Daarna keert hij terug naar de bankwereld.

DE FAMILIE HYMANS

Salomon Hymans (ca. 1798-1848) is Nederlander. Hij wordt Belg in 1836. Hoewel hij een gelovige Jood is, voedt hij zijn kinderen op tot het protestantse geloof. Vader Salomon is chemicus, maar de zonen kiezen vooral voor een artistieke carrière, in het voetspoor van hun moeder, de schilderes Sophie Josephs. Louis Hymans (1829-1884) wordt dichter, historicus, volksvertegenwoordiger en journalist bij de krant La Meuse. Henri (1836-1912) is een bekend kunsthistoricus.

De bekendste telg van de familie is Paul (1865-1941), de zoon van Louis. Na een carrière als hoogleraar aan de ULB gaat hij de politiek in. Van 1900 tot zijn dood is hij liberaal volksvertegenwoordiger voor Brussel. Hij vecht voor de invoering van de leerplicht en het algemeen stemrecht. In 1916 wordt hij ambassadeur in Londen en vanaf 1917 minister van Economische Zaken. Na de oorlog wordt hij minister van Buitenlandse Zaken (1918-1920, 1924-1925, 1927, 1934-1935). Paul Hymans is de belangrijkste architect van het Belgische beleid van neutraliteit en internationale samenwerking in het interbellum. Hij sluit de douane-unie met Nederland en legt mee de grondslag van de Volkenbond, waarvan hij de eerste voorzitter wordt.

ERNEST MANDEL (1923-1995)

Ernest Mandel is de theoreticus van het trotskisme. Zijn economische analyses leveren hem veel jonge aanhangers op. In 1963 treedt hij op als economisch raadgever van Che Guevara, die in Cuba als minister van Industrie de planeconomie ten uitvoer brengt. Door zijn bijdrage aan de communistische revolutie op Cuba en zijn rol in het turbulente jaar 1968 krijgt hij een verbod om naar Frankrijk, Duitsland, Zwitserland, de Verenigde Staten en Australië te reizen.

Hij wordt in 1971 hoogleraar economie aan de Vrije Universiteit Brussel (VUB). Hetzelfde jaar sticht hij de Revolutionaire Arbeidersliga (RAL), nu Socialistische Arbeiderspartij (SAP).

Kunst LéON-RAYMOND NATAN

De familie Natan handelt al in de 19e eeuw in stoffen. In 1923 ontstaat het modehuis Natan, dat Léon-Raymond Natan (1900-1965) in het interbellum tot enorme bloei brengt. Hij vestigt het in een prachtig herenhuis aan de Louisalaan 158 in Brussel. Vooral diplomatenvrouwen dragen zijn succes uit. Na zijn dood wordt het modehuis overgenomen. De derde overnemer, Edouard Vermeulen, kleedt de Belgische prinsessen, maar ook de Nederlandse prinsessen Maxima en Laurentien, en de Zweedse koningin Silvia. Vermeulen is sinds november 2000 officieel hofleverancier.

DAVID VAN BUUREN (1886-1955)

De Nederlander David van Buuren vestigt zich in 1909 in Brussel, waar hij werkt voor de bank Cassel & Co. Hij doceert ook financiële deontologie aan de VUB. Naast bankier is hij vooral een groot kunstverzamelaar. In 1922 bouwt hij aan de Léo Erreralaan in Ukkel een art-decohuis waar zijn verzameling helemaal tot haar recht komt. Tijdens de Tweede Wereldoorlog verblijft Van Buuren in de Verenigde Staten. Zijn vrouw Alice (1890-1973) schenkt haar woning en de kunstcollectie aan een stichting. Die beheert het huis sindsdien als een museum.

Wetenschap ILYA PRIGOGINE (1917-2003)

De in Rusland geboren Prigogine maakt een blitzcarrière. In 1947 is hij hoogleraar wetenschappen aan de ULB. In 1962 wordt hij directeur van het Internationaal Instituut voor Fysica en Chemie, en in 1967 directeur van het Center for Statistical Mechanics and Thermodynamics aan de University of Texas in Austin (Verenigde Staten). In 1977 krijgt hij voor zijn onderzoek naar onomkeerbare processen de Nobelprijs voor Chemie. Hij wordt beschouwd als de vader van de chaostheorie, die stelt dat in een situatie van instabiliteit elementen de neiging hebben om zich te organiseren tot structuren van een hogere orde.

DOOR MISJOE VERLEYEN

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content