Met Alfred Cahen verdwijnt een van de laatste grote chefs van de Belgische diplomatie.

Zijn vrienden bij de Parti Socialiste noemden hem ‘ l’ami Alfred‘ – want ‘ camarade Alfred‘, dat bekte niet echt voor een dandy met een grandioze levensstijl als die van Alfred Cahen.

Afgelopen week donderdag overleed deze 70-jarige oud-diplomaat in het Brusselse Edith Cavell-ziekenhuis. En zoals het bij zijn status past, kreeg hij, volgens zijn laatste wilsbeschikking, een rustplaats op het kerkhof Montparnasse in Parijs, de stad waar Cahen van 1989 tot 1996 Belgisch ambassadeur was. Met Alfred Cahen verdwijnt een van de laatste grote patrons van de Belgische diplomatie, en een behoeder van vele staatsgeheimen.

Zijn opleiding genoot Cahen eerst aan het gereputeerde Brusselse atheneum Catteau, kweekschool voor de Université Libre de Bruxelles. Zijn origines waren nochtans Antwerps. Zijn grootvader was een joodse effectenmakelaar van Franse afkomst die zich in de Metropool had gevestigd. Zijn grootmoeder was een Nederlandstalige Antwerpse, een voorvechtster – althans volgens haar kleinzoon – van de Vlaamse beweging.

Via de ULB kwam Alfred Cahen in contact met de kringen rond de socialistische partij die graag ging – en nog gaat – rekruteren in dit Brusselse vrijzinnige bastion.

Als pas afgestudeerde jurist slaagde Cahen in 1956 in het diplomatieke examen. Onder zijn medepromovendi vinden we de latere ambassadeurs Paul Noterdaeme en Philippe de Schoutheete. Cahen belandde meteen als stagiair op de dienst Europese Zaken. Later werd hij assistent van Roger Ockrent, toen ambassadeur bij de Organisatie voor Europese Economische Samenwerking, en vader van de Franse mediaster Christine Ockrent.

Eind 1961 maakte de carrière van Cahen een eerste grote sprong toen hij werd uitgestuurd naar Congo als politiek secretaris op de pas opnieuw geopende ambassade in Leopoldstad. De keuze van Buitenlandse Zaken was niet toevallig. Het was binnen de dienst bekend dat Cahen op de ULB kennis had gemaakt met Congolese voormannen als Justin Bomboko, toenmalig minister van Buitenlandse Zaken.

Later zou hij vertellen hoe hij in Leopoldstad landde, waar Bomboko hem opwachtte: ‘Ik was op slag verliefd op dat land.’

Via Bomboko knoopte Cahen aan met Adoula en later ook met Mobutu, met wie hij tot diens trieste einde bevriend bleef.

In 1964 keerde Cahen terug naar België en werd kabinetschef van Henri Fayat, de socialistische adjunct-minister van Buitenlandse Zaken, die naderhand, met zijn zogeheten Fayat Boys, een einde maakte aan de Franstalige dominantie van de Belgische diplomatie.

In 1970 keerde Cahen, nu als ambassaderaad – dat is de nummer twee na de ambassadeur – terug naar Congo, dat intussen Zaïre heette en toen al met stevige hand werd geregeerd door zijn vriend Mobutu. Het was de periode dat de Zaïrese dictator op tijd en stond naar Brussel afzakte om er in naam van de goede betrekkingen de Belgische staatskas enkele honderden miljoenen lichter te maken. Want behalve de veiligheid van de landgenoten in Zaïre stonden ook grote economische belangen op het spel. En vooral dat laatste mocht wat kosten. Uit die tijd ook dateren de eerste rapporten van het Amerikaanse congres over de corruptie in Zaïre, rapporten waarin meermaals de naam van Alfred Cahen valt. Maar een kniesoor die daarop lette.

Vier jaar later werd Cahen de nummer twee op de Belgische ambassade in Washington. Alweer geen toeval, menen insiders te weten; in Zaïre al onderhield onze ambassaderaad niet alleen uitstekende betrekkingen met het Amerikaanse State Department maar ook met de inlichtingendiensten van dat land.

In 1977 vertrok Cahen uit Washington om kabinetschef te worden van minister van Buitenlandse Zaken Henri Simonet, de socialist die later uit onvrede met zijn partij overstapte naar de liberale PRL. In de wandeling bestempelde Simonet zijn briljante kabinetschef graag als ‘ mon abominable homme des nègres‘.

Maar toen al behoorde Cahen, die naderhand – ook niet toevallig – secretaris-generaal van de West-Europese Unie werd, tot een selecte groep waartoe, behalve Simonet, ook Etienne Davignon, de latere baas van de Generale Maatschappij, en NAVO-ambassadeur André de Staercke, behoorden. Die groep hield de Belgische diplomatie stevig in het spoor van de Amerikaanse buitenlandse politiek.

Zijn lange verblijf als Belgisch ambassadeur in Parijs – een van de meest prestigieuze aanstellingen in de dienst – mag daarom gerust worden beschouwd als een passende beloning van het Belgische diplomatieke establishment.

Alfred Cahen genoot een heel aparte status. Het maakte niet uit dat hijzelf even in opspraak kwam omdat hij geld ronselde voor Anne-Marie Lizin via de schimmige Académie Diplomatique Européenne, of omdat hij banden had met kopstukken van de Russische maffia. Dat zijn zoon Max Cahen het relatienetwerk van vader aansprak en betrokken raakte in allerlei duistere handeltjes met obscure Amerikaanse zakenlui of met de omgeving van Mobutu, kleurde evenmin af op Alfred Cahen. L’ami Alfred was onaantastbaar. Tot het einde.

R.V.C.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content