Beestenboel: hoe Vlaams is de Vlaamse gaai?

© iStock
Dirk Draulans
Dirk Draulans Bioloog en redacteur bij Knack.

Ooit was hij Vlaams, nu is hij een wereldburger. De gaai is een slimme en moderne vogel.

Het is een raadsel waarom onze gaai ooit ‘Vlaams’ werd genoemd, want hij komt in het grootste deel van Europa, een deel van Azië en stukjes Noord-Afrika en het Midden-Oosten voor. Geen echte kosmopoliet dus, maar evenmin exclusief onderdeel van de Vlaamse identiteit.

Kunstenaar Johan Boussauw heeft bij uitgeverij Bitbook.be een leuk boekje uitgebracht over de rol van raven, kraaien, eksters en gaaien in het volksgeloof. Daarin speculeert hij over de oorsprong van het woord ‘Vlaams’ in de Nederlandse naam van de gaai – in andere talen is dat woord afwezig.

Een mogelijke verklaring schuilt in de oude Franse naam van de soort: gai flammant. Die naam zou verwijzen naar het ‘vlammende’ roodbruin van het verenkleed van de vogel. Aangezien het Nederlands in ons land pas in het zog van het Frans de voertaal van ornithologen is geworden, zou het om een slechte vertaling kunnen gaan.

Anderen vragen zich af of de prachtige helderblauwe veren op de vleugelranden niet geïnspireerd hebben tot een analogie met het kostbare ultramarijne pigment dat oude Vlaamse meesters voor hun schilderwerken gebruikten. Het klinkt wat vergezocht.

In de herfst kan één gaai tot 5000 eikels in de grond verstoppen als wintervoorraad.

Een prozaïscher verklaring ligt mogelijk in het gegeven dat gaaien invasief kunnen zijn. In de vroege herfst van 2019 was er zo’n gaaieninvasie in Vlaanderen. Op 21 september trokken liefst 3743 gaaien in lange slierten in noordelijke of oostelijke richting over een vogeltrektelpost in het Oost-Vlaamse Kruibeke. Het was een absoluut record in gaaienaantallen voor ons land, en zelfs naar Europese normen uitzonderlijk.

Gaaien kunnen tijdens zo’n invasie in alle mogelijke richtingen vliegen, op veel grotere hoogte dan gewoonlijk. Hoewel er sterke aanwijzingen zijn dat gaaienmigranten bij ons grotendeels uit Centraal-Europa komen, zouden Nederlandse waarnemers aanvankelijk gedacht hebben dat veel zwervende vogels uit Vlaanderen kwamen en zo de soortnaam hebben aangepast. In ieder geval is ‘Vlaams’ al enige tijd als adjectief voor de soortnaam verdwenen, al is onduidelijk wanneer en door wie het is geschrapt.

Gaaientrek is een vreemd gezicht, want de vogels zijn niet gemaakt om veel verder te vliegen dan van de ene boom in hun territorium naar de andere. Ze maken in de vlucht een nogal onbeholpen indruk. Sommige trekkende dieren zouden een eikel meedragen als snack voor onderweg. Vermoed wordt dat de voornaamste drijfveer achter massale verplaatsingen een tijdelijk tekort aan die vrucht is – eikels zijn het voornaamste voedsel van gaaien in de herfst en winter.

De Latijnse naam van de vogel zegt veel over zijn ware aard: Garrulus glandarius, min of meer te vertalen als ‘babbelzieke eikelzoeker’. Dat babbelen valt nogal mee: zeker in het broedseizoen kan de vogel relatief stil zijn. Hij is dan vooral insectenzoeker, want de meeste vogelkuikentjes verdragen geen zaden of noten.

Zonder jongen is een gaai een echte noten- en eikelliefhebber. In de herfst kan één vogel tot vijfduizend eikels in de grond verstoppen als wintervoorraad. Ze recupereren vergt een vorm van intelligentie die uitzonderlijk is voor vogels. Aangezien hij de eikels, ondanks zijn slimheid, niet allemaal terugvindt, draagt een gaai bij tot de verjonging van een bos. Zoals veel vogels levert hij nuttige ecosysteemdiensten aan onze leefomgeving.

Partner Content