Beestenboel: de doornhaai

In Groot-Brittannië vormt de doornhaai het basisingrediënt voor fish-and-chips.

De stekels van zijn twee rugvinnen, waaraan de doornhaai zijn naam dankt, functioneren vreemd genoeg als een soort automatische versnellingsbak.

Ooit was hij de algemeenste haai ter wereld, en misschien is hij dat nog altijd, maar overbevissing heeft de populaties van de doornhaai gedecimeerd, vooral in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan – dat is dus in onze buurt. De biomassa van doornhaaien is er met liefst 95 procent afgenomen. Toch is de Noordzee momenteel de enige plek waar het verboden is doornhaaien te vangen. Ondanks de alarmerende bestandsafname blijft de Europese vraag naar doornhaai groot. Dat zorgt voor extra druk op populaties elders in de wereld. Het globale bestand zou de laatste 75 jaar met een derde verminderd zijn.

De doornhaai is niet bepaald een leverancier van exquise visbereidingen. In Groot-Brittannië (en elders in Europa) vormt hij het basisingrediënt voor de snack fish-and-chips. Zijn vlees wordt meestal niet als ‘haai’ gelabeld, want dat vinden consumenten niet aantrekkelijk, maar bijvoorbeeld als zeepaling. In China worden zijn vinnen verwerkt in de goedkoopste haaienvinnensoep. De vleesoverschotten komen terecht in meststoffen en kattenvoer. Zo lijkt de doornhaai wel de laagste onder de vissen.

De soort is bijzonder kwetsbaar voor overbevissing, omdat ze een aantal kenmerken heeft die herstel in de weg staan. Een doornhaai groeit uiterst traag, amper drie millimeter per jaar, hoewel hij tot twee meter lang kan worden. Hij wordt makkelijk vijftig jaar oud, maar plant zich pas na een jaar of twintig voort. De jonge haaien kruipen uit hun ei in de buik van hun moeder en kunnen daar twee jaar blijven zitten, wat de zwangerschap van de doornhaai een van de langste in het dierenrijk maakt. Het kan dus eeuwen duren voor een populatie uit een diep dal is gekropen.

Wetenschappers zijn wel verbluft over de aanpassingen die de doornhaai gemaakt heeft om beter te kunnen zwemmen. Haaien gaan al 420 miljoen jaar mee in de geschiedenis van het leven. Ze hebben dus voldoende tijd gehad om een efficiënte zwemtechniek te ontwikkelen. Ter vergelijking: de eerste wezens die iets van een mens hadden, doken pas 3 miljoen jaar geleden op. Zelfs de doornen die het dier zijn naam gaven, verfijnen zijn zwemkunst, zo blijkt uit een publicatie in The Journal of Experimental Biology.

Tot dusver werd aan de doornen een verdedigingsfunctie toegeschreven, zeker omdat ze licht giftig zouden zijn. Maar blijkbaar dienen ze vooral om een energievriendelijke versnelling mogelijk te maken. De doornen worden stijver als de haai sneller gaat zwemmen, waardoor hij zijn energie efficiënter kan inzetten. Tegen lage snelheden zijn stijve doornen hinderlijk, omdat ze een stabiele positie in het water bemoeilijken. Om dat te vermijden, worden ze zachter. De stijfheid van de doornen wordt dus, als een soort automatische versnellingsbak, aangepast aan de zwemsnelheid.

Het skelet van haaien bestaat uit kraakbeen: een flexibel type been dat bij ons grotendeels vervangen is door hard been. Met hard been zouden de doornen nooit als een versnellingsbak kunnen werken. Wetenschappers hopen die inzichten te vertalen naar menselijk gebruik, bijvoorbeeld voor de ontwikkeling van materialen met eigenschappen die zich aanpassen aan de omstandigheden. Zo levert de doornhaai de mens misschien ook iets op zonder dat hij massaal moet worden afgeslacht.

Door Dirk Draulans

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content