‘Europa heeft dringend nood aan een Europese industriële politiek, wil het niet in incivisme vervallen’, vindt de Waalse economieminister, Jean-Claude Marcourt (PS), naar aanleiding van de fusie van Suez en Gaz de France.

In een column in ‘Le Soir’ pleitte u ervoor, dat Europa maar eens eindelijk werk moet maken van een economisch en sociaal project dat de simpele regels van de concurrentie en de liberalisering overstijgt. U haalde daarbij zwaar uit naar de delokaliseringspolitiek van de Leuvense bierbrouwer InBev. Hoe staat u tegenover de aangekondigde fusie van Suez en Gaz de France?

JEAN-CLAUDE MARCOURT: De fusie is een zeer specifiek dossier, waarbij we in de eerste plaats zullen moeten nagaan of de concurrentieregels niet overtreden zijn en of de strategische belangen van ons land nog wel gerespecteerd worden. Het zal aan de Europese Commissie en aan de bevoegde federale concurrentieautoriteiten zijn om daar eventueel tegen op te treden. Maar ook hier zien we een verschuiving van de beslissingscentra, in dit geval naar Parijs. Al moeten we daar meteen aan toevoegen dat België zijn controle over zijn elektriciteitsmarkt al veel eerder opgegeven heeft, namelijk bij de overname van Electrabel door Suez, een paar maanden terug.

De Belgische regering heeft op dat moment onvoldoende ingegrepen?

MARCOURT: De federale regering, en meer bepaald de premier, heeft toen zekere garanties uit de brand weten te slepen. Maar vandaag moet hij ervoor zorgen dat ze overeind blijven. Hij zal trouwens ook meer moeten eisen. Nu Gaz de France onrechtstreeks Fluxys, Distrigas en de gasterminal van Zeebrugge controleert, en alles in dezelfde handen is, kan er in ons land een strategisch probleem van gasbevoorrading ontstaan. De regering zal daarom eventueel bij Suez moeten aandringen om bijvoorbeeld Distrigas te verkopen.

De fusie die zich vandaag aandient, is een onderdeel van het Europese model van liberalisering dat u fel bekritiseert?

MARCOURT: De fusie past in het Europese model van laisser faire. Op sociaaleconomisch vlak zou Europa veel ambitieuzer moeten zijn. De Europese Unie mag zich niet tevredenstellen met het opblazen van de landsgrenzen. Ze zou een sociaaleconomisch model moeten opzetten dat aan de aspiraties van de bevolking beantwoordt. Aan het eind van de Tweede Wereldoorlog hebben we in Europa een model van sociale bescherming uitgebouwd dat de levensstandaard van iedereen verbeterd heeft, maar vooral van de zwaksten in de bevolking. Vandaag moeten zij de prijs voor de liberalisering betalen, ten voordele van puur financiële belangen van de ondernemingen.

De Europese Commissie heeft nochtans zwaargewicht Günter Verheugen als Commissaris voor Bedrijven en Industrie aangesteld.

MARCOURT: Dat klopt, en ik dacht ook dat hij al snel meer gewicht in de schaal zou werpen dan Ecofin (de raad van ministers van Financiën van de lidstaten, nvdr.). De macro-economische benadering op Europees niveau is nog steeds veel te doorslaggevend vergeleken met de micro-economische, die niet bestaat.

Zou Europa in verband met een dergelijke fusie, naast de liberaliseringsregels, ook regels moeten opleggen die dergelijke concentraties van energiebedrijven voorkomen?

MARCOURT: Europa zou inderdaad moeten verhinderen dat nieuwe concentraties, na de politiek van liberalisering, tot nieuwe monopolies leiden. De versmelting van de twee nutsgroepen toont in die zin nog maar eens aan dat er te weinig overlegd wordt over Europa. Nu zijn het de Fransen die het voor het zeggen hebben. Maar de fusie is een nationalistische reactie geweest van de Fransen tegen een overnamebod van het Italiaanse Enel. Europa is duidelijk nog onvoldoende in de geesten doorgedrongen. Als er al sprake is van een Europees industrieel model, denkt niet iedereen daarbij aan hetzelfde concept.

Voormalig Europees commissaris Karel van Miert zegde in de krant ‘De Tijd’, dat de nationale weerstand tegen de overnames een bewijs is dat de liberalisering zich doorzet. We beseffen het nog niet goed, maar we stevenen af op Europese ondernemingen.

MARCOURT: Misschien wel, maar men heeft te sterk gegokt op het feit dat de economische operatoren wel redelijk zouden zijn, en dat men dus de markten kon opengooien, zonder parallel daarmee regels op te leggen. Ik denk dat het een slechte gok was. De economische operatoren zijn egoïstisch. Hun individuele voordelen stemmen absoluut niet overeen met het collectieve belang.

De Leuvense bierbrouwer verwijt u ‘incivisme’ en ‘cynisme’, op een hoogtepunt van zijn rendabiliteit.

MARCOURT: InBev heeft zijn herstructurering op een bijzonder cynische manier aangekondigd: de dag voor de publicatie van zijn jaarresultaten, die bovendien bijzonder gunstig waren. Maar het wilde een signaal geven aan zijn aandeelhouders en heeft daarom banen opgeofferd. Om kosten te besparen, zal zijn delokalisatie naar Hongarije en naar Tsjechië België 200 banen kosten. InBev vervangt werknemers van wie de kwaliteiten niet in vraag gesteld worden om ze te vervangen door goedkopere werkkrachten die minder sociale bescherming genieten. InBev is een bedrijf naar Belgisch recht dat ook in België gevestigd is, een van de oudste Belgische bedrijven met zowel Vlaamse als Waalse aandeelhouders en met meer economische macht dan de Brazilianen. Als zo’n bedrijf de bevolking niet aan zich bindt, moeten we ook niet verbaasd zijn dat diezelfde bevolking het Europese model op een dag verwerpt.

INGRID VAN DAELE

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content