Juan Filloy, een totaal onbekende auteur, schreef vijftig boeken ver van Buenos Aires. Hier is er één: “De Bende…”

Het begint onder die brug in Rio Cuarto of misschien ook niet:

“Ze zaten bij elkaar onder de brug. Ze hadden zich niet verzameld als kiezelstenen, die zomaar, willekeurig, naar elkaar toerollen… Maar op grond van een geheime stroom. Een geestelijke stroom die hen vanuit diverse uithoeken naar deze bedding had gevoerd. Schijnbaar zomaar, als rollende kiezelstenen… Ze zaten bij elkaar, onder de brug.

Onweersachtige lucht. Vanuit het noorden waaide een misselijkmakende, aanhoudende wind. In de klamme loomte van de middag raakte de atmosfeer gemakkelijk doordrenkt van stank; want op heldere, rimpelloze dagen verspreidt stank zich over uitgestrekte gebieden.”

Op dit moment moet je stoppen, anders lees je verder en dan is het eind zoek. Dan eindigt het ermee dat je naar Argentinië moet, waar Juan Filloy zoveel jaren rechter was in Rio Cuarto, een provinciestad. Filloy werd het voorbije jaar 104 jaar oud en is vastbesloten om voor hij weggaat door drie eeuwen te hebben gewandeld.

Hij verscheen in ons wereldbeeld in 1994, toen de wonderlijke uitgeverij Coppens & Frenks voor de eerste keer een roman van hem in het Nederlands uitgaf: “Op Oloop”, een modernistisch boek uit 1934. Tot dan was hij een mythe, iemand uit een roman, uit de mythologie van Zuid-Amerika-fanaten die koppig wil dat “de beste Zuid-Amerikaanse schrijvers niet bekend zijn”. Onzin uit Kuifje dus, iets voor het “Boek van de denkbeeldige wezens” van Jorge Luis Borges, een specialist op dit gebied. En een Argentijn. Iemand die Juan Filloy jarenlang gekend zou hebben en die nooit over hem sprak. De roman waarin hij voorkomt is, wat kan het anders zijn, “Rayuela”, het boek waaraan Julio Cortázar is gestorven. Daarin zou de eminente zeurkous Oliveira zeggen: “Maar zij missen een Juan Filloy om een Caterva voor ze te schrijven. Wat zou er trouwens van Filloy geworden zijn?” Wel, 104 jaar oud dus en in goeden doen. Cortázar is altijd de elegantste van de bende geweest.

“Caterva…” is het tweede boek van Don Juan dat in het Nederlands werd vertaald als “De Bende…”. Filloy geeft al zijn boeken (meer dan vijftig) titels van zeven letters. Hij houdt van kort en hij houdt van zeven. Meer dan zestig jaar werkte hij mee aan het literair supplement van het dagblad La Nación, en de commentator die dit vermeldt, Mempo Giardinelli, zegt er verbaasd bij: “Niemand lijkt daarvan op te kijken, maar het is hoogst zeldzaam dat een schrijver meer dan een halve eeuw publiceert in een van de meest vooraanstaande literaire supplementen van Latijns-Amerika.”

IN EIGEN BEHEER

Het is nog zeldzamer dat zo’n schrijver totaal onbekend blijft, ook in eigen land, tenzij bij maniakken en andere schrijvers. De “schrijver voor schrijvers”, dat is wat Juan Filloy op de zuiverste manier belichaamt. Dat komt wellicht omdat hij bijna al die boeken in eigen beheer heeft uitgegeven. Dat maakt het werk onvindbaar, al zijn er achteraf ook wel “commerciële uitgaven” van geweest – wat een vreemde term toch. Maar waarom dan die boeken in eigen beheer uitgeven, iets wat die Argentijnen blijkbaar normaal vinden? Je komt er niet achter, je moet ernaartoe.

“De Bende…” (1937) is een dik, traag lezend boek, waarin de ommegang door Argentinië wordt verhaald van een ongeregeld verbond van zeven zwervers, beroepsbedelaars die aan geld zijn geraakt en daar op hun manier iets voor willen kopen. Het is een wonderlijke roman en wie geen geduld heeft met schrijvers en zwervers moet er maar van wegblijven. Maar ook wie dat geduld wel heeft, krijgt af en toe zin om de gordijnen in te klimmen.

Het zijn zeven bedelaars, rollende stenen, elk met een eigen geschiedenis. Zoals de rest van de Argentijnse bevolking zijn zij afkomstig uit zeven verschillende landen en op z’n minst drie werelddelen. Ze hebben een gefortuneerde collega-bedelaarster, “de gierige Freya Bolitho, de Russische Zeug,” bestolen en zijn daarmee op reis gegaan.

Maar het is een rare reis, “een toeristische reis langs andermans idealen”, zegt de theoreticus onder hen. Zoiets kan aanleiding geven tot misverstanden. Zeker als men niet aandachtig genoeg het gedichtje leest dat als een soort motto het boek inleidt:

De zich ontwikkelende

heroïek van deze bende

onvermoeibare avonturiers

heeft geen ander doel dan

het overwinnen van de dood

in het licht van het

naderende terugtreden

van het leven.

Want wat doen de zwervers als ze onder die brug uit zijn? Ze gaan uiteen en begeven zich op professionele Kominternmanier naar hun afspraken, daarbij gendarmerie en gevangenis zoveel mogelijk vermijdend. Hun doel is de staking van de bouwvakkers te financieren die op het punt staat gebroken te worden. Waarna ze weggaan en iets anders doen. Om uiteindelijk, vijfhonderd bladzijden verder, weer bij een Secretaris van de Vakbond uit te komen. Die krijgt geld om de strijd van kleine eigenaars tegen grootgrondbezitters en monopolies voort te zetten. Maar dit alles is, zie het gedichtje, niet hun echte doel. Hun doel is de reis te maken, vrijblijvend als toeristen, langs de verschillende idealen waar zij in hun mislukte leven niet aan toe zijn gekomen. En om daar wat geld tegenaan te gooien, dat ook niet van hen is.

LABYRINT VAN BOSWEGEN

Maar begrijpt u dat mislukte leven van hen niet verkeerd. De één was een variété-artiest van het Houdini-genre, de andere een bankdirecteur in Praag. Het is niet zo dat ze van miserabilistische afkomst zijn: wat hen overkomt, kan iedereen gebeuren. De solidariteit die zij betonen met de verliezende stakers, de bedrogen keuterboertjes, de vader van het zieke kind, is een solidariteit die iedereen kan overkomen. Het volstaat om nergens meer in te geloven en de weldenkendheid van het veelbetreden middenpad achter zich te laten. De rechter van Rio Cuarto kende de weg ook toen al in het labyrint van boswegen dat zich daarachter uitstrekt.

Het spreekt vanzelf dat mislukte levens zich niet ten goede keren. Er zijn er zeven en één valt dood, al dan niet met opzet. Dat is het teken: de anderen zullen hem volgen, de betovering van de onkwetsbaarheid is verbroken. De bende zal worden ontbonden, het geld verdeeld. Zo gaat dat nu eenmaal in bendes. Maar met het verdeelde geld wordt nog een laatste daad van solidariteit gepleegd: een fascistisch complot, dat Argentinië en eigenlijk heel Zuid-Amerika in de macht van Nazi-Duitsland wil brengen, wordt door hen ontmaskerd en verhinderd. In 1937 dus. Zó vrijblijvend was de rechter toen ook niet. Maar daarna komen er geen verdere avonturen meer, de rol is op, en het is eigenlijk ook nooit de bedoeling geweest om avonturen te vertellen.

Want Don Juan is inderdaad het tegengestelde van de kleurrijke spannende verhalenverteller waar iemand als Gabriel Garcia Marquez voor doorgaat, en hij is ook geen politiek schrijver. “De Bende…”, ook al gaat het over zwervers aan de onderkant van de maatschappij, is niet echt een picareske roman en al evenmin een aanklacht tegen bestaande toestanden in Argentinië of Latijns-Amerika. Het is een grote en trage roman net als Argentinië, vol lieden die uit de onwaarschijnlijkste landen komen, de raarste dialecten spreken en van irrationaliteit en chaos hun huis hebben gemaakt. Daar zijn er dan inderdaad bij met en zonder idealen, ook in onze bende bedelaars-met-vakantie. Het is altijd de moeite waard om naar zulke idealen even te gaan zien, zijn cent bij te dragen en dan weer voort te lopen. Dat hij politiek correct was, heeft men Don Juan nooit verweten.

Juan Filloy, “De Bende…”, Coppens & Frenks, Amsterdam, 456 blz., 1700 fr.

Sus van Elzen

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content