Een gesprek met Nobelprijswinnaar voor de Literatuur J.M.G. Le Clézio over zijn roman Ritournelle de la faim, de derde wereld, de toekomst van het Westen in het algemeen en die van de roman in het bijzonder.

Strak, mooi, raadselachtig. Hij lijkt wel een beeld van het Paaseiland dat een blauwe blazer heeft aangetrokken, en enorme witte gympen. We treffen Jean-Marie Gustave Le Clézio op doorreis bij zijn Parijse uitgever Gallimard, twee dagen voordat hij de Nobelprijs voor de Literatuur zou krijgen. Le Clézio wist van niets, of anders deed hij uitstekend alsof.

U bent net terug uit Korea. Uw interesse voor de Nieuwe Wereld is bekend, die voor de Indische Oceaan ook, maar niet die voor het Verre Oosten.

J.M.G. LE CLÉZIO: Ik kom al zeven jaar geregeld in Korea. De eerste keer was voor een schrijversontmoeting met Kenzaburo Oë, de Japanse Nobelprijswinnaar van 1994. Het land ligt me wel. Vorig jaar heb ik zelfs een semester lang een cursus gegeven aan de universiteit van Seoul over poëzie en over schilderkunst, met als uitgangspunt een cd-rom van het museum van het Louvre. Mijn studentes – het is een universiteit voor vrouwen -, die volmaakt Frans spraken, waren vooral geïnteresseerd in de plaats van de vrouw in de westerse schilderkunst: ze schreven verhandelingen over de Mona Lisa, over Marie-Antoinette geschilderd door Mme. Vigée-Lebrun. Lesgeven is interessant als je zelf ook iets leert van je leerlingen.

Vindt u, die de woestijn hebt bezongen in uw roman Désert, Korea niet te verwesterst, te druk, te gekerstend naar uw smaak?

LE CLÉZIO: De wereld wordt westerser. Maar zoals Hwang Sok-Yong zei, de schrijver van wie in 2006 bij ons de roman Meneer Han verscheen: wie zegt dat Christus geen Koreaan is? Seoul is niet hectischer dan andere steden van 10 miljoen inwoners elders in de wereld.

Korea, New Mexico, Frankrijk – waar gaat u vanaf nu wonen? In Bretagne, wordt gefluisterd.

LE CLÉZIO: Ik heb geen plannen op de wat langere termijn, en op de écht lange termijn zijn we allemaal dood. Ik woon nog altijd in de Verenigde Staten. New Mexico is een plek waar je goed kunt schrijven, dat blijft mijn thuishaven. Ik kan er ontkomen aan de waanzin van de moderne wereld. Voor mijn huis is er een braakliggend stuk land, en niet ver daarvandaan de Rio Grande, een leeg gebied in het meest verstedelijkte en vervuilende land van de wereld. Bretagne? Ik denk er inderdaad over om me daar te vestigen. Ik heb er een huis, familiebanden, en ik voel wel verwantschap met de Bretonse manier van leven.

Wat vindt u van het Frankrijk van nu, als u in het land bent?

LE CLÉZIO: Zeer verwesterst! Nee, serieus, ik ben een beetje verbaasd door het heersende pessimisme. In Korea, een land waar de levensstandaard veel minder hoog is, zijn de mensen niet zo somber. Ze weten dat het leven niet makkelijk is en zijn eraan gewend te moeten sappelen.

U hebt gezegd dat u ‘het tijdperk van de wraak’ achter u had gelaten, maar uw laatste boek, Ritournelle de la faim, is beenhard en verre van bedaard, over de schuld van de Franse samenleving tegenover de Joden of de gekoloniseerde volkeren.

LE CLÉZIO: Bedaardheid is me vreemd. Zoals de bioloog Jean Rostand zei: ‘De waarheid smaakt onvermijdelijk naar wraak.’ Als kind heb ik de laatste trillingen gevoeld van de aardbeving die de Tweede Wereldoorlog was geweest. Ik herinner me racistische of antisemitische uitspraken te hebben gehoord van nabije of verre familieleden: er had een oorlog gewoed, en ze hadden er niets uit geleerd. Als kind kun je dat niet plaatsen, maar instinctief ben je toch geschokt.

Terwijl uw familie, die van het eiland Mauritius afkomstig is, toch kosmopolitisch was.

LE CLÉZIO: Het was een universeel verschijnsel. Datzelfde geweld heb ik ook in Mexico gezien – dat trouwens eventjes een bondgenoot van Hitler is geweest! Tot op de huidige dag is die fascinatie voor kracht, voor autoriteit niet verdwenen, de sintels gloeien nog altijd na. Neem het neonazisme in Duitsland, de nostalgie naar een autoritair bestel die hier en daar de kop opsteekt.

Daar middenin heb je het personage Ethel, geïnspireerd door uw moeder. Zij is bij het verzet, ook al draagt ze zelf geen wapens.

LE CLÉZIO: Ja. De enige herinneringen die ik zelf aan het verzet heb, zijn de maquisards uit het achterland van Nice, waar wij woonden. Toen ik een jaar of vier was, speelde ik met een jongen van zestien, zeventien. Ik hoor nog de knal van de bom die hij bij zich had en die in zijn handen ontplofte. Alleen zijn haar hebben ze nog van ‘m teruggevonden – hij was ros. Mario heette hij. En dan had je ook het passievere, verborgen verzet, zoals dat van mijn moeder, dat tegenover een zekere lafheid voor, tijdens en na de oorlog stond. Ik heb in de roman scènes waar ik zelf getuige van ben geweest gemengd met wat mijn grootmoeder en mijn moeder me vertelden, in die wereld zonder mannen die wordt opgeroepen in Raymond Radiguets Van de liefde bezeten. Ik heb de wereld ontdekt door de ogen van vrouwen.

Iets anders: hoe ziet u de huidige betrekkingen tussen het Westen en de derde wereld?

LE CLÉZIO: Ik geloof niet dat het tot een confrontatie komt. Ik verfoei Samuel Huntington en zijn theorie van de ‘botsende beschavingen’. Ik heb zelfs een pamflet geschreven met de titel Tegen Samuel Huntington, maar ik heb het niet gepubliceerd.

Waarom niet?

LE CLÉZIO: Omdat het dat dus was: een pamflet. Ik geloof niet dat je ‘ons’ hebt en ‘de anderen’, aan de ene kant het Westen en aan de andere een soort wereld van de barbarij, die op de loer ligt om toe te slaan bij ons geringste teken van zwakheid. In Botsende beschavingen voorziet Huntington een militaire invasie van de ‘Sino-marxis-ten’ via Marseille, terwijl de Sovjets uit het noorden zullen binnenvallen! In werkelijkheid zijn alle beschavingen mengculturen, ook de westerse, ze bestaan uit vele verschillende elementen uit Afrika en Azië. Je kunt geen dam tegen die vermenging opwerpen. En de moderniteit is evenzeer Japans, Koreaans, Chinees als Europees of Amerikaans.

Zou u zichzelf militant groen noemen?

LE CLÉZIO: Er zit een hoop hypocrisie in de erg autoritaire ecologie die je vandaag hebt. Nadat ze de aarde geplunderd hebben, zouden de westerse landen nu willen verhinderen dat de andere landen zich ontwikkelen, hun grondstoffen gebruiken. Je kunt een land als Brazilië niet verbieden alle middelen aan te wenden om uit de armoede te raken. Ik stond eens naast de Maline-se schrijver Amadou Hampâté Bâ toen hij een literaire prijs kreeg. Er kwam een dame op de grote man, met zijn heel Afrikaanse verschijning, toe en vroeg hem: ‘Wat bent u van plan te doen om de olifanten te redden?’ Hij antwoordde: ‘Mevrouw, olifanten zijn rotbeesten die onze aanplant plattrappen.’ De dame was erg gechoqueerd.

Ja, maar de biodiversiteit…

LE CLÉZIO: In New Mexico doet het me echt wat dat ik er elke dag voorbij het huis van Aldo Leopold kom, een Amerikaanse ecoloog die aan de wieg staat van de natuurparken in de VS. Hij zei tegen de Amerikanen: ‘Je moet denken als een berg.’ Maar dat doen de mensen niet, jammer genoeg. Het is te gemakkelijk om tegen andere landen, die zich ondanks totale armoede moeten zien te redden, te zeggen: ‘Zorg voor je wolven, je beren, wij zullen foto’s komen maken…’

U zit in verschillende literaire jury’s, zoals die van de Prix Renaudot. Van wie houdt u het meest onder de schrijvers van nu?

LE CLÉZIO: Ik hou erg van Marie Darrieussecq, met wie ik veel verwantschap voel. Ik waardeer haar manier om de wereld op te schrijven als was die een uitbreiding van haarzelf, iets waar ze via haar zenuwbanen contact mee heeft en niet via haar intellect. Ik hou ook van de literatuur van de Franstalige landen buiten Frankrijk. Alain Mabanckou is een verbazingwekkende schrijver, net zoals Wilfried N’Sondé, de Congolese auteur van Le C£ur des enfants léopards (‘Het hart van de luipaardkinderen’). Je hebt daar tegelijk een sterke identiteit en het gevoel van marginaliteit, door hun situatie in Europa. Wat ook opmerkelijk is bij hen is dat het schrijvers zijn die ook echt iets doen: N’Sondé werkt met kwetsbare jongeren in Berlijn.

Vorig jaar hebt u het manifest voor een ‘wereld-literatuur’ ondertekend.

LE CLÉZIO: Ja, en zelfs twee keer, als dat had gekund! Het Frans heeft het geluk dat de volkeren die het eeuwenlang gedomineerd heeft dat de taal niet kwalijk hebben genomen. Ik denk dat dit te maken heeft met de schoonheid van de Franse literatuur, met de prachtige boeken die ze heeft voortgebracht, waardoor mensen hun pijn te boven hebben kunnen komen, en het Frans geaccepteerd hebben, eerder dan het Engels, als communicatiemiddel. Dankzij deze ‘wereld-literatuur’ kan het Frans zijn boodschap nog laten klinken.

Is de roman tegenwoordig niet het slachtoffer van zijn eigen succes? Elk boek wordt voor het gemak een ‘roman’genoemd.

LE CLÉZIO: Dat is de vraag die Raymond Queneau opwierp: welke kant gaat het op met de literatuur als iederéén schrijft? Zoals ieder voortbrengsel van de mens zal de roman maar een zekere tijd bestaan. Aanvankelijk was het onduidelijk wat dat nu precies was, een roman: het was gewoon een verhaal geschreven in de taal van alledag. Wat ik waardeer in de roman is dat je het erin over jezelf kunt hebben zonder het erover te hebben, dat je er filosofische gedachten in kunt ontvouwen zonder een filosoof te zijn. Het is een praktisch genre, waar je alle kanten mee uit kunt. Vandaar het succes van de roman in de laatste honderd jaar. Hij is een soort kortere weg om kennis te nemen van hoe het met de wereld gaat, eventueel hoe het met jezelf gaat. Maar wie leest vandaag nog Le Grand Cyrus of L’Astrée, de bestsellers van de zeventiende eeuw?

In de negentiende eeuw is de roman bevallen van het psychologische genre; nu is hij bezig dat te verlaten. Ik ben er niet van overtuigd dat de literatuur in het algemeen een blijvertje is. Dat is een bijna biologische kwestie, afhankelijk van natuurlijke cycli waaraan de menselijke samenleving onderworpen is – misschien is dát wel ecologie. De vermenging van mensen, genres, culturen hou je niet tegen. Als het het lot van de roman is te verdwijnen, dan zal ook de Académie française hem niet redden.

HET WERK VAN J.M.G. LE CLéZIO VERSCHIJnT IN HET NEDERLANDS BIJ UITGEVERIJ DE GEUS EN UITGEVERIJ VRIJDAG. RITOURNELLE DE LA FAIM, GALLIMARD, PARIJS, 208 BLZ., 18 EURO.

DOOR FRANçOIS DUFAY

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content