Iran staat op de rand van een burgeroorlog. Zijn de dagen van de Islamitische Republiek geteld?

door Piet Piryns

Het aanhoudende protest in de straten van Teheran heeft langzamerhand het karakter aangenomen van een regelrechte opstand, die zich over het hele land uitbreidt. De volkswoede richt zich niet alleen meer op de frauduleus verkozen president Mahmoud Ahmadinejad, maar ook op diens beschermheer, de geestelijke leider ayatollah Ali Khamenei, en daarmee op het regime zelf. Maar mogen we daaruit concluderen dat er ‘een tweede Iraanse revolutie’ op til is, naar analogie van de demonstraties die in 1979 het einde van de sjah inluidden? En dat dus de dagen van de Islamitische Republiek geteld zijn?

Een regime dat in zijn voortbestaan bedreigd wordt, kan twee kanten op. Een eerste mogelijkheid is dat het probeert de gemoederen te bedaren door een aantal hervormingen door te voeren – het scenario van de perestrojka in de Sovjet-Unie onder Mikhail Gorbatsjov. Maar niets wijst erop dat de Iraanse theocratie geneigd is de teugels te vieren. De tweede mogelijkheid is brute repressie – het scenario van het Tiananmenplein in Peking. Daarvoor moet het regime natuurlijk kunnen rekenen op de loyaliteit van de militairen. Er zijn (moeilijk te controleren) berichten dat Iraanse politieagenten geweigerd zouden hebben op betogers te schieten. Maar de Revolutionaire Garde, het elitekorps van het leger dat ook een groot deel van de Iraanse economie in handen heeft, staat pal achter Khamenei.

Tijdens de demonstraties van de voorbije weken vielen minstens acht doden, al kunnen dat er ook een veelvoud zijn. Honderden of misschien wel duizenden opposanten werden opgepakt. Het regime duldt geen internationale verslaggevers, maar censuur is in tijden van internet nog moeilijk te organiseren: de gruwelijke beelden die via YouTube de wereld in werden gestuurd laten er weinig twijfel over bestaan dat de ayatollahs vast van plan zijn de oppositie in bloed te smoren.

Een buitenlandse vijand komt in dit soort omstandigheden altijd goed van pas. De controverse met het Westen over het Iraanse atoomprogramma versterkt de positie van het regime, zo valt te vrezen. Ahmadinejad noemde de demonstranten niet alleen ‘vijanden van God’ maar ook ‘handlangers van de zionisten en de Amerikanen’, wat in de retoriek van de Islamitische Republiek overigens op hetzelfde neerkomt. De nieuwe Grote Satan heet Barack Obama.

Voor de westerse diplomatie wordt het een moeilijke evenwichtsoefening. Vanuit zijn vakantieoord op Hawaï veroordeelde Obama in scherpe bewoordingen het optreden van de Iraanse veiligheidstroepen en zegde hij ‘het moedige Iraanse volk’ zijn steun toe. Maar het zal moeten blijken of dat volk daar veel mee opschiet. In 1991, na de nederlaag van Saddam Hoessein in de Golfoorlog, moedigde George H. Bush de sjiieten in Zuid-Irak aan om in opstand te komen tegen de dictator in Bagdad. Toen de opstandelingen vervolgens door Saddams Revolutionaire Garde in de pan werden gehakt, keken de Amerikaanse troepen ostentatief de andere kant op.

Het zal moeten blijken of het Iraanse volk veel opschiet met de steun van de Amerikaanse president.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content