De banken kampen met een slecht imago bij het publiek en een verzuurde relatie met de overheid. Een gesprek daarover met Willy Breesch, de voorzitter van de Belgische Vereniging van Banken.

De Belgische banken staan voor geweldige uitdagingen. Niet dat ze slecht boeren, integendeel. Maar de hele Europese financiële wereld is in volle beweging en dat voelen ze tot in Brussel. De lancering van de Europese eenheidsmunt euro vertegenwoordigt een operatie zoals de financiële wereld er in zijn geschiedenis nooit eerder een meemaakte. En net nu kampen de bankiers met een maatschappelijk probleem, dat grote onrust, zelfs lichte paniek in hun kringen veroorzaakt : hun vervuilde imago bij de publieke opinie en hun verzuurde relatie met de federale overheid.

Willy Breesch, de directievoorzitter van de Cera Bank, is nog maar een paar maanden voorzitter van de Belgische Vereniging van Banken. De no nonsense-bankier stelt de verbetering van het bankklimaat als topprioriteit.

WILLY BREESCH : De cliënten zijn tevreden over hun bank. Gelukkig, anders zaten wij met een reuzengroot probleem. Maar de bankwereld als geheel ligt in de vuurlinie. Ons imago bij de publieke opinie is inderdaad minder goed. Onze commercie lijdt daar wel niet onder, maar wij voelen er ons toch ongemakkelijk bij. Hoe slechter het imago, hoe gemakkelijker de overheid ons pakt. Met een sector die sympathiek overkomt bij de burger, springt de overheid voorzichtiger om. Ik denk dat de banken nu delen in de maatschappelijke crisis die alle gevestigde instellingen treft : de politiek, de justitie, de rijkswacht, de scholen. Alles wat tot het establishment behoort, deelt mee in de klappen. De banken hebben het altijd al moeilijk gehad, omdat de mensen een ambigue houding hebben tegenover geld. Ze zijn zeer positief over hun eigen geld, niet zo over het geld van anderen.

Is de relatie met de overheid zo verslechterd ?

BREESCH : Wij hebben het gevoel dat we zelfs met onze gerechtvaardigde zorgen nog moeilijk toegang krijgen tot de overheid. Bij de politieke overheid dan, want onze relaties met de Nationale Bank en met de Commissie voor het Bank- en Financiewezen zijn relatief goed. Maar sommige regeringsbeslissingen deden de banksector echt pijn.

Vandaar de kritiek op vice-premier en minister van Financiën Philippe Maystadt (PSC) ?

BREESCH : Wij hebben niet het gevoel dat de minister van Financiën een vriend van de banken is. Hij is voor ons niet de meest gemakkelijke minister. Fiscaal zijn wij een paar keer onheus behandeld. Met de taks op de spaarboekjes, bijvoorbeeld. En het komt nu allemaal een beetje samen. Zijn collega van Economische Zaken, Elio Di Rupo (PS), bekijkt de bankwereld nogal eenzijdig vanuit het standpunt van de consument en ziet vaak onze belangen over het hoofd.

De bankwereld waarschuwde al dat ze geen fiscale melkkoe wil zijn. Is de belastingdruk dan zo gestegen ?

BREESCH : Op drie, vier jaar is ze quasi verdubbeld : van een 25 procent naar zo’n 43 procent, op een belastbare basis die zeer ruim is.

Was ze voordien wellicht te laag ?

BREESCH : Dat is een discussie zonder einde. De minister vond dat wij te weinig belastingen betaalden, wij vonden van niet. Wij zijn zeker niet beter gediend dan de banken in de andere landen.

Het zette bij sommige banken veel kwaad bloed dat Maystadt de Ierse route afsneed, die nogal wat gemakkelijke fiscale voordelen opleverde.

BREESCH : Het is moeilijk gelukkig te zijn met maatregelen die de bewegingsvrijheid beperken.

Hebben intussen niet bijna alle banken problemen met de fiscus ?

BREESCH : De fiscus behandelt onze bezwaarschriften niet. Er liggen nog bezwaren te wachten van 1989, maar intussen zijn die belastingen wel betaald. Bij Cera hebben wij bezwaarschriften van 1994. In het beste geval weten wij tegen 2002 of wij de te veel betaalde belastingen terugkrijgen. Dat is onredelijk. De overheid legt de belastingplichtigen termijnen op, maar zelf neemt de fiscus alle tijd. Er steken serieuze bedragen in de pijp.

Niettemin gaat het nog niet zo slecht met de banken.

BREESCH : De jaarverslagen zijn nog niet gepubliceerd, maar de cijfers over 1996 zullen goed zijn voor de grote en waarschijnlijk zelfs voor de meeste banken. Wij krijgen daar waarschijnlijk weer kritische bedenkingen over. De uitleg is nochtans eenvoudig. Bij de steile rentecurve van vorig jaar konden de banken betere winst maken in het omzetten van kort geld in lang geld. De vraag is hoe lang die situatie duurt. Iedereen hoopt in eternam, maar dat is natuurlijk ijdele hoop. Als morgen de rentecurve tuimelt, ziet het er voor ons slechter uit.

Blijft de rentabiliteit van de banken nu nog te laag ?

BREESCH : In 1995 beliep ze voor heel de sector iets minder dan acht procent. Dat moet hoger, we staan de komende jaren voor zware uitgaven.

Dat slaat op de Europese Monetaire Unie met de invoering van de euro. Wordt dat voor de banken hét grote avontuur ?

BREESCH : De euro is op verschillende gebieden een groot probleem. Vooreerst de overgangskosten : vijftien miljard frank op vier, vijf jaar. Voorts verliezen de banken twintig miljard frank inkomsten uit het wegvallen van de deviezenoperaties alles wat met geldwisselen te maken heeft. Wij moeten onze hele interne organisatie aanpassen en 75.000 mensen herscholen. Ons stockbeheer houdt er al rekening mee geen overschrijvingsformulieren voor vijf jaar te laten drukken. Zeker zo zwaar als de berekenbare kosten zijn de opportuniteitskosten. Wij zullen een paar jaar met dingen bezig zijn zonder veel commercieel nut. Het oplossen van euro-problemen zal alle tijd van onze medewerkers opslorpen.

Spartelen de banken nog altijd tegen in de kwestie van de gratis omzetting van Belgische frank in euro ?

BREESCH : De discussie daarover met de overheid is niet rond. Wij gaan ermee akkoord om alle conversies op rekeningen gratis te doen. Maar wij willen geen engagement aangaan voor de gratis omruiling van de biljetten en zeker niet van de munten. Men moet dat in zijn juiste perspectief zien. De overheid eist als het ware de banken op om gratis iets te doen dat eigenlijk haar taak is.

Volgens de politici staan de mensen positief tegenover de eenheidsmunt. Hoe reageren de cliënten aan de loketten ?

BREESCH : Een aantal mensen ligt er niet van wakker, maar zij die erover nadenken, zitten toch met een zekere ongerustheid en stellen vragen die wij nog niet kunnen beantwoorden. Wij kunnen, bijvoorbeeld, de koers van de Belgische frank ten opzichte van de euro niet voorspellen. Maar een grote ongerustheid valt ons niet op. Hoewel het toch een hele mentale omschakeling zal vergen vooraleer men spontaan zal denken dat een brood 1,28 euro kost in de plaats van 50 frank.

De tarifiëring van de bankdiensten blijft een heikel probleem. De cliënten klagen erover dat zij steeds nieuwe en weer hogere kosten aangerekend krijgen. Waarom vertellen de banken niet in één keer het hele tariefverhaal ?

BREESCH : Ik begrijp dat de mensen wrevelig zijn omdat ze moeten betalen om te kunnen betalen. De economische boekjes leren inderdaad dat de bankier zijn winst haalt uit de rentemarge, maar zo werkt dat nu niet meer. Twintig jaar geleden was het betalingsverkeer een aanhangsel van het gewone bankieren. Nu is dat een echte business, die zeer veel investeringen, inspanningen en mensen vergt. Die dienstverlening is een van de succesverhalen van het Belgisch bankieren. Met ons elektronisch bankieren staan wij aan de wereldtop met de nieuwe Isabel ook voor de ondernemingen : daar kunnen andere landen alleen maar van dromen. Uiteindelijk betalen de cliënten niet veel voor de dienstverlening, maar zij realiseren zich dat niet.

Betalen de cliënten nu volgens de banken een faire prijs ?

BREESCH : De tarieven zijn inderdaad flink gestegen, maar wij kwamen van nergens. Een bank moet er als normale commerçant van uitgaan dat de prijs voor elke dienst tenminste kostendekkend is. Dat is lang niet het geval. De concurrentie onder de banken de fronten bestaan niet meer, jammer zou ik zeggen… , houdt de tarieven artificieel laag. De meeste banken zouden wel liever hogere kosten aanrekenen, maar wie cavalier seul gaat spelen, prijst zich uit de markt. Bijgevolg doen de banken inzake tarifiëring geen drastische dingen. Ze krabben wat in de marge.

De overheid en de consumentenorganisaties aanvaarden het stelsel van de valutadagen niet langer. Dat u gestort en overgeschreven geld een paar dagen tot eigen profijt in het luchtledige houdt, is ook een vorm van tarifiëring. Doen de banken nu vrijwillig afstand van die inkomsten ?

BREESCH : Wij stellen daar nu een charter voor op. De valutadagen verdwijnen voor de elektronische verrichtingen die worden dus de dag zelf geboekt, niet een dag voordien of een dag later , maar ze blijven bestaan voor de manuele bewerkingen. Die herschikking vergt zware computeraanpassingen. Wij vragen de minister dat tegen 1 januari 1999 te kunnen doen, samen met alle aanpassingen voor de euro.

Telefonisch bankieren is nu meestal gratis. Komt daar ook een prijs op ?

BREESCH : Uiteindelijk moet alles een tarief hebben. Cera en enkele andere banken hebben zopas de domiciliëringen getarifieerd, maar met die éne frank komen wij bijlange niet uit de kosten.

Waarom verteren de banken het niet dat de warenhuizen vijf frank aanrekenen voor elektronische betalingen ? Als uw dienstverlening geld kost, kost die van hen ook geld.

BREESCH : Ik versta dat zij het doen, maar het is niet logisch. Hadden wij vroegen de juiste prijs gerekend voor het ophalen van geld en het verzilveren van de cheques tien tot twintig frank bijvoorbeeld , dan hadden de warenhuizen een zucht van opluchting geslaakt als ze de mogelijkheid tot elektronisch betalen kregen.

Nu betalen alleen de particulieren voor het gebruik van bankdiensten. Waarom tarifiëren de banken de ondernemingen niet ?

BREESCH : Er bestaan een paar kleinigheden voor bedrijven. De logica van de kostenaanrekening voor betalingsverkeer vereist dat de banken ook voor de ondernemingen tarifiëren. Ik hoop dat het er van komt, maar het zal niet snel gaan. De onderlinge concurrentie is zo sterk dat een bank die zijn nek te veel uitsteekt, de kop wordt afgehakt.

Minister van Economie Elio Di Rupo en met hem de hele sociale sector klagen erover dat de banken minder aantrekkelijke cliënten uitstoten.

BREESCH : Ik geloof niet dat die verhalen over buitengesmeten bestaansminimumtrekkers en geweigerde OCMW-cheques allemaal juist zijn. De minister vindt dat er een probleem is, maar een bewijs legde hij nooit voor. Ik zeg niet dat er geen banken zijn die minder interessante cliënten trachten kwijt te spelen, maar dat banken massaal cliënten buitengooien, is niet waar. Er zijn echter ook dingen die niet abnormaal zijn : iemand die tien keer met een postassignatie aan een banklokket geld komt ophalen, maar weigert een rekening te openen, zal niet welkom blijven. Banken die zich richten tot KMO’s en vermogende particulieren nemen natuurlijk niet iedereen aan. De Bank Degroof, bijvoorbeeld, biedt nu eenmaal geen universele bankdienst aan.

Komt er dan niets van die banken-basisdienst ?

BREESCH : Jawel, het duurt nog slechts een paar maanden. Wij trachten nu ons ontwerpcharter aan te passen aan de wensen van de minister. Ons principe luidt dat iedereen tegen de gewone tarificatie recht heeft op een bankrekening met de normale dienstverlening als stortingen en overschrijvingen, met een debetkaart zelfs, maar niet per se de mogelijkheid om onder nul te gaan dat behoort niet tot de basisdienst. Er moet inderdaad geld op de rekening staan, anders kan de cliënt geen operaties doen.

Sedert vele jaren pleiten gouverneur Alfons Verplaetse van de Nationale Bank en minister Maystadt voor fusies onder de banken. Zij hebben het over de enorme voordelen van de bankenfusie. Maar de pogingen tot de vorming van de Grote Belgische Bank mislukten. Zijn de Belgische banken nu nog bezig met fusiepogingen ?

BREESCH : Ik wou dat ik het wist. Er is een beetje beweging tussen grote en kleine banken : de ASLK nam de NMKN op, BBL de Luikse spaarbank SEFB en wij normaal Indosuez België. Maar het debat gaat natuurlijk over fusies van grote banken, zoals in het beroemde Nederlandse voorbeeld. Men zegt dat fusie tot een grote bank voordelen heeft. Mijn vraag is dan : voor wie ? Ik heb daar nog nooit een fatsoenlijk antwoord op gekregen. Kent men de voordelen van een fusie voor de cliënten, het personeel, de aandeelhouders, de overheid ? Wellicht zijn er ook nadelen. Mocht het allemaal zo positief zijn, dan zouden er al fusies geweest zijn. Van alle fusies die er gebeuren, ook in de Verenigde Staten, valt de helft tegen. Het succes is zeker niet van tevoren gegarandeerd.

Toch heet België overbanked, een land met te veel kantoren. Drijft dat de kostprijs niet omhoog ?

BREESCH : Wie over fusie spreekt, bedoelt eigenlijk : afschaffing van bankkantoren. Dat is een groot verschil. Als een buitenlandse bank een grote Belgische bank zou overnemen, dan blijft het kantorennet gewoon bestaan. Bij een fusie onder Belgische banken zijn rationalisaties in het kantorennet mogelijk. Anders heeft ze trouwens geen zin. Maar wie heeft er voordeel bij dat duizend bankkantoren verdwijnen ? In vergelijking met het buitenland hebben wij inderdaad zeer veel kantoren elke bank denkt dat zijn concurrenten er te veel heeft , maar ze zijn kleiner. Bovendien geloof ik niet dat bankcliënten in Nederland, Frankrijk, Duitsland en de Scandinavische landen zowel wat dienstverlening als kosten betreft beter gediend zijn dan de Belgische. Is een bankfusie beter voor de aandeelhouders ? De aandeelhouders van de banken die vorig jaar over de Grote Belgische Bank spraken, zullen het wel niet zo interessant gevonden hebben. Anders was die fusie er wel gekomen.

De banken verdedigen het bankgeheim met hand en tand : nog zo’n controversieel dossier.

BREESCH : Dat is geen probleem van de banken in Nederland en Frankrijk kunnen de banken zonder bankgeheim leven , dat is een probleem van de burgers, een maatschappelijk probleem. In België bestaat er eigenlijk ook geen bankgeheim, enkel een discretieplicht. Wenst de burger dat zijn bank op elke vraag van de fiscus naar zijn financiële toestand moet antwoorden ? Wenst de meerderheid van de Belgen big brother ? Ik weet hoe het antwoord zal luiden. Men discuteert daar te doctrinair over. Wij zouden met het bankgeheim de grote kapitalisten beschermen. Het gaat niet over grote kapitalisten, het gaat om de gewone cliënt. Iedereen zegt dat hij niets te verbergen heeft en toch is er een zwart circuit van vijftien procent. De overheid poogt het bankgeheim te verzwakken. Dat is een verkeerd beleid. Het gevolg zal zijn dat de mensen de overheid niet meer vertrouwen en een plaats zoeken waar er wel bankgeheim bestaat.

Beginnen de cliënten nu niet te mopperen over de erg lage rente op hun boekjes en voor hun kasbons ?

BREESCH : Wij krijgen daar wel reacties op. Vooral van mensen die vijf, tien jaar geleden een kasbon kochten en met rendementen in hun hoofd zitten van acht en tien procent. Die zijn niet gelukkig om een kasbon te vernieuwen die maar 4,5 of 5 procent opbrengt. Ze maken ook geen onderscheid tussen de nominale en de reële rente. De inflatie is nu ook zeer laag.

Uit de cijfers blijkt dat veel gewone spaarders via beleggingsfondsen een grotere rendement op de beurs zoeken. Groeit er nu inderdaad een nieuwe beurscultuur ?

BREESCH : Wat wordt daarmee bedoeld ? De beursfondsen met gegarandeerd rendement kennen het meeste succes, de klik- en de indexfondsen. Dat is voor een beurscultuur een contradictio in terminis. Vele mensen horen al die verhalen over de beurs en proberen een graantje mee te pikken. Maar dat is geen beurscultuur, dat is een gokje wagen dat geen verlies mag opleveren.

De banksector blijft met enorme veiligheidsproblemen kampen. De rijkswacht moet nu al de geldtransporten begeleiden.

BREESCH : Ja, dat is een heel serieus probleem en de overheid gaat met de oplossing ervan helemaal niet snel vooruit. De financiële instellingen investeerden grote bedragen in de veiligheid van hun eigen winkel. Maar meer dan onze mensen opleiden, goede procedures opzetten, veiligheidsinstallaties bouwen en via betaalsystemen de cash uit de markt pogen te halen, kunnen wij niet doen. De rest is een taak van de overheid. Nu betalen wij de overheid voor de beveiliging van de geldtransporten. Een tijdelijke situatie, hoop ik, want dat is niet normaal. De algemene veiligheid is de verantwoordelijkheid van de overheid. De banken kunnen daar niets aan doen. Het repressief apparaat werkt niet goed. In vergelijking met de ons omringende landen worden in België het minst aantal overvallers gepakt.

Het wordt straks met de invoering van de euro wellicht nog erger. Tussen 1 januari en 30 juni 2002 moeten voor vijfhonderd miljard Belgische frank in liquide geld voor euro geruild worden. Dagelijks gaan dan miljarden oude biljetten naar de bank en komen als euro terug. Dat betekent : duizend miljard frank op straat. Moeten wij voor de beveiliging daarvan het leger niet inzetten ? Met het huidig amateurisme zal het niet gaan. De muntstukken, dat is nog een ander probleem. Hoeveel vrachtwagens zijn er nodig voor driehonderdduizend ton geld ?

Suggereert u dat er te veel liquide geld in omloop is ?

BREESCH : Wij zijn nog een echt cashland. Er is tussen de 350 en de 500 miljard frank aan geld in omloop. Het beroemde zwarte circuit verloopt in cash. Om dat geld te bannen, zou het zwarte circuit moeten verdwijnen. De banken zijn niet geïnteresseerd in cash. Het kost ons veel geld en het is onveilig. Liquide geld zou best de wereld uitgaan. Voor ons mag alles elektronisch. Op vraag van de banken heeft de bankencoöperatieve Banksys trouwens van het elektronisch bankieren een succes gemaakt.

En hoe dicht nadert nu dat sociaal bloedbad dat enkele topmensen uit de bankwereld aankondigden ?

BREESCH : Ik heb nog nergens een sociaal bloedbad gezien en ik verwacht er ook geen. De meeste grote banken bouwen hun personeelsbestand niet af. Er is een stabilisatie en bij enkele een groei. Onze medewerkers hebben nu wel een hogere kwalificatie. Het zijn universitairen en A1’s. Hoger middelbaar onderwijs volstaat voor aanwerving niet meer. Het personeel moet veel doen om bij te blijven en de overgang naar de euro zal van de medewerkers veel inspanningen vergen. Het wordt een moeilijke tijd.

Guido Despiegelaere

De glorie van de tradingzalen (hier van de Generale Bank) gaat tanen : bij de eenheidsmunt euro verliezen de banken tientallen miljarden winst uit valutahandel.

Geldtransportoverval : veiligheid op straat is de taak van de overheid.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content