Vlamingen en Franstaligen verwijten elkaar het einde van België te versnellen. Tot groot jolijt van de blauwvoeterie en de francofonie. Een analyse.

In België krijgt iedereen wel eens gelijk, als hij maar zijn beurt afwacht. Vandaag is José Happart (PS) de gelukzak. Het timmerwerk dat de regering- Dehaene in januari 1995 verrichtte om de zoveelste Voeren- crisette te bezweren, werd vorige week door de Raad van State onderuitgehaald. De inkt van dat akkoord, door enkele CVP-kopstukken op het moment zelf al “een lege doos” genoemd, was nog niet droog of het werd in het noorden en het zuiden van het land totaal anders uitgelegd. Eenzelfde lot was menig ander communautair akkoord in het verleden beschoren.

Zo’n hardnekkige spraakverwarring kan geen toeval zijn. Sinds de trein van de federalisering dertig jaar geleden op de sporen werd gezet, heeft de Belgische wetgever zich vooral bekwaamd in damage control. Verschillen werden niet uitgeklaard, maar bevroren. De grondwet werd telkens op zo’n manier herschreven dat iedereen zijn gelijk erin kon terugvinden. Daardoor was elke staatshervorming zwanger van een volgende. Bij elk rondje van de Voerense carrousel werd de flos getrokken voor een nieuwe rit. Zo werd ook dertig jaar lang gedoogd dat Vlamingen en Franstaligen op basis van dezelfde grondwet er totaal verschillende lezingen van de faciliteiten konden op na houden. Dat proces – verschillen bevriezen om de lieve vrede te bewaren – wordt wel eens “pacificatie” genoemd. Een eufemisme, een woord dat in België een heel bijzondere betekenis krijgt, net zoals de woorden “communautair” en “compromis”.

VERENIGING VAN WATER EN VUUR

Voor woordkunstenaars is die Belgische semantiek best vermakelijk. “Wonderlijke synergie, huwelijk van tegengestelde krachten, vereniging van water en vuur. Alchemie zelfs, de verandering van lood in goud, de schoonheid van het onmogelijke. Kortom, België.” Zo definieerde auteur Koen Peeters het woord “compromis” in het Woordenboek van Belgische Gemeenplaatsen, verschenen in een themanummer van het literaire tijdschrift Yang (1994). Dichters kunnen de schoonheid daarvan inzien. Zij mogen dat, ze moeten niets. Staatslui die wel iets moeten – een beleid voeren – zien die verschillen vaak als een verspilling van tijd en energie.

Het gaat daarbij niet eens om verschillen in de visies op hoe België er institutioneel moet uitzien. Als een Vlaamse politicus jaren nodig heeft om aan een Franstalige uit te leggen waarom er op de A12 onbemande camera’s moeten komen, en waarom privacy een relatief begrip is als je het over doodrijders hebt, is dat meer dan vervelend. Zeker als achteraf blijkt dat een federaal akkoord eigenlijk overbodig was, want alleen Vlaanderen gebruikt die camera’s. Niet alleen spelen hier objectieve verschillen die leiden tot een andere inschatting van het dossier – de verschillende verkeerssituatie. Ook het subjectieve is bepalend voor de begripsverwarring. De Franstaligen zijn veel gevoeliger voor grote principes als privacy.

Op dergelijke gevoeligheden is de afgelopen jaren al menig Vlaams politicus en jurist, zoals Renaat Landuyt (SP) of Chris Van den Wijngaert, afgeknapt. Landuyt zei onlangs bij wijze van boutade dat hij “als flamingant” uit de commissie- Dutroux was gekomen. “Er is in het gerechtelijke systeem van België een kloof gegroeid”, vertelt hij. “Steeds meer Vlaamse juristen leggen naar Nederlands voorbeeld het accent op efficiëntie en zijn bereid om de grote principes zoals de rechten van de verdediging bij te spijkeren als die op het terrein tot ongewenste neveneffecten leiden. De verjaring bijvoorbeeld is een mooi principe – het was bedoeld om een tijdige berechtiging te garanderen -, maar in een dossier als dat van de Securitas-bende zien wij niet hoe het mordicus vasthouden aan die verjaring ook maar één belangrijke humanistische waarde zou dienen. We zien wel hoe in naam van die waarden, misdadigers ontsnappen. Juristen van de PS verwijten juristen van de SP dat ze repressievelingen zijn. Nonsens, strafrecht moet voor ons resultaten opleveren voor het slachtoffer en meer nog voor de samenleving. Zonder een splitsingsmaniak te zijn zou je op den duur flamingant worden als je systematisch vaststelt hoe Franstaligen soms blind blijven steken in een statisch referentiekader. Des te meer als je ervaart dat er zelfs geen moeite meer wordt gedaan om te luisteren naar jouw redeneringen. In de commissie-Dutroux werd de taalbarrière op een gegeven moment zichtbaar. Franstaligen grepen steeds minder vaak naar de hoofdtelefoons om te luisteren naar de vertaling van wat je vertelde.”

Evenveel overredingskracht was er de afgelopen twee jaar nodig om uit te leggen dat je kunt remediëren aan de manifeste, dramatische uitwassen van de politieoorlog, zonder dat je kiest voor een niet democratisch gecontroleerde eenheidspolitie.

“Gerechtigheid bindt beter dan cultuur”, schreef de Leuvense professor Frans De Wachter in een essay over postnationale identiteit. Maar wat als de visies op gerechtigheid van culturen binnen eenzelfde samenleving uit elkaar groeien? Universele concepten zoals de rechten van de mens worden in Vlaanderen en Wallonië steeds vaker anders ingevuld. Concreter in Vlaanderen, theoretischer in Franstalig België. Die invulling verschilt omwille van eerbiedwaardige intellectuele overtuigingen die niet tot stand zijn gekomen uit puur binnenlandse politieke berekeningen. We praten hier over visies van juristen zoals Roger Lallemand (PS) en Fred Erdman (SP) en dus niet over het FDF dat pour le besoin de la cause het Europees Verdrag van de bescherming van minderheden doorbladert op zoek naar een koevoet voor de Brusselse rand. Die finesses zijn al niet gemakkelijk uit te leggen in eigen land, laat staan aan een Zwitser zoals Dumeni Columberg van de Raad van Europa.

TWEE KAMERS ONDER ÉÉN DAK

“Blijkbaar evolueren de geesten in Vlaanderen en Franstalig België ook inzake het asielbeleid uit elkaar”, zei Louis Tobback (SP) in het enige interview na zijn ontslag als minister. Het woordje “ook” is belangrijk en werd over het hoofd gezien door mensen die het communautaire beschouwen als iets wat uit de kast wordt gehaald als de politici geen raad meer weten met dossiers ‘waar de mensen wél van wakker liggen’ en ‘die er echt toe doen’. Nochtans zijn kwesties als de wapenhandel, de onbemande camera’s, de tabaksreclame, de loonnormen, de hervorming van politie en justitie, de financiering van politieke partijen en straks de mobiliteit stuk voor stuk échte dossiers. En de breuklijnen die zich in deze dossiers soms tussen de taalgroepen aftekenen, worden niet geïnspireerd door splitsingsdada’s.

Het communautaire is al lang niet meer communautair, en daarom zal de kloof in dit land ook niet gedicht worden door petities en banvloeken tegen de boedelscheiding. Of waarom de betoging Tegen het Separatisme van 25 april 1993 niet zo historisch en de rouwende massa voor Boudewijn niet zo’n politiek feit werden als sommigen op het moment zelf hadden gehoopt. Hier is iets anders aan de hand. De federalisering heeft verschillende realiteiten in hetzelfde land gecreëerd. Het heeft de gewesten de kans gegeven om een apart beleid te voeren. En dat heeft dan weer al latent aanwezige verschillen in visies op economie en alle mogelijke andere terreinen aangescherpt. De verwijdering tussen SP en PS illustreert dat. Zonder de staatshervorming had de SP wellicht nooit zo snel de sprong kunnen maken naar de sociaal-democratie. De inbedding van de socialisten in Vlaanderen heeft de herijking van het SP-programma vorig jaar op het Toekomstcongres heel anders ingekleurd dan dat van de PS.

Ook de ecologisten zijn door de federalisering in een andere realiteit verzeild. Dat Agalev zichzelf “de Vlaamse groenen” ging noemen, hield daarbij evenmin strikt communautaire verzuchtingen in. Meer en meer politici die je niet kunt verdenken van België Barst-fantasieën zijn minder bang geworden van verschillen. Het is niet omdat je de kamers in een huis anders inricht, dat het dak naar beneden komt, redeneren ze. Tegelijkertijd zijn ze wel als de dood voor het veelvuldig misbruik dat van die verschillen wordt gemaakt voor louter nationalistische doeleinden. Dat laatste escaleert de jongste tijd door een ander effect van de staatshervorming waarvan de volle draagwijdte elke dag duidelijker wordt: samen met de instellingen zijn ook de informatiekanalen gescheiden.

Ingrid Van den Berghe, directeur van de christen-democratische studiedienst Cepess: “De staatshervorming heeft geleid tot afzonderlijke sociale weefsels. Daardoor krijgen misverstanden vrij spel. Er zijn steeds minder kanalen om neutrale en dagdagelijkse informatie uit te wisselen, en zo kom je terecht in twee virtuele werelden. Zo wordt het ook makkelijker om elkaar te stigmatiseren. Ook de mechanismen om een vertekend beeld te corrigeren ontbreken. Luc Van den Brande zegt niet dat België barst, ook al zou voorzitter Matthias Storme van het Overlegcentrum van Vlaamse Verenigingen dat graag in zijn discours willen horen. Het tragische is dat de Franstaligen zich laten leiden door wat iemand als Storme zegt en zo rolt de bal verder. Die non-communicatie voedt de verdere splitsingsdrang. Dat mechanisme schatten de Franstaligen gewoonweg niet goed in en ze verergeren het juist vaak door hun onhandige reacties.”

HET BLOK IN HET EMOTIONEEL BAD

Het is dit soort spraakverwarringen dat de relaties tussen SP en PS de laatste tijd behoorlijk heeft verzuurd. “België is efficiënt geweest om het sociale Vlaanderen op te bouwen”, zegt Renaat Landuyt. “Mocht Vlaanderen al eerder autonomer zijn geweest, dan leefden we nu wellicht in een rechts-reactionaire regio. We hebben met de steun van de PS de sociale zekerheid kunnen vrijwaren, we zitten in de Europese Muntunie. Nu die toekomst gevrijwaard is, kunnen we veel rustiger nagaan wat in de toekomst nog op welk niveau moet gebeuren: regionaal, federaal, Europees. Er bestaat in de SP een grote groep die zich sterk genoeg voelt om in Vlaanderen de sociaal-democratische maatschappij te handhaven en te verbeteren. We gaan ervan uit dat we het zonder de PS kunnen doen, en in de mate dat die partij zich verder communautair blijft opstellen, zijn we ook meer geneigd om te zeggen: salut en merci.”

“Als de PS blijft beweren dat wij het Vlaams Blok achternahollen en als ze niet eens de moeite meer doet om te luisteren naar onze kijk op de zaak, word ik daar nijdig van. De Franstalige socialisten profileren zich op onze kosten en ze staan niet stil bij het marketingeffect van hun houding, ze maken reclame voor het Blok.”

Fred Erdman en zijn voorganger, Louis Tobback, waren het al geruime tijd moe om nog pogingen te ondernemen om Philippe Busquin en de zijnen uit te leggen waarom het Vlaams parlement met het decreet- Suykerbuyk géén amnestie heeft goedgekeurd. Of waarom de strikte toepassing van de faciliteiten niet betekent dat je de taal en het gedachtegoed van het Vlaams Blok overneemt, of waarom er in de strijd tegen extreem-rechts meer nodig is dan fraaie ideologische teksten. “Je mag Filip Dewinter op droog zaad zetten, hij zal voortdoen”, zegt Vlaams minister Leo Peeters (SP). “Je mag het Vlaams Blok negeren, maar je kunt er niet om heen dat het bestaat, in het parlement en in de samenleving. Ik word door de Franstaligen in de hoek van het Blok gesitueerd. Wel, ik schrik als ik merk hoe een stedelijk beleid in Wallonië zo goed als ontbreekt. Nochtans is dat een zeer concreet instrument om extreem-rechts te bekampen. De Franstaligen ageren vanuit grote filosofische principes en vaak zeer emotioneel. En dat moet je juist niet doen in deze materies. Het Blok voelt zich als een vis in zo’n emotioneel bad.” Alweer dus dat verschil tussen het concrete en het theoretische.

De misverstanden tussen SP en PS escaleerden met de perikelen rond het Vlaams Blok-congres. Erdman, goed wetend wie daar vooral rijker van wordt, probeert nu op de valreep toch nog met de PS een gezamenlijke strategie tegen extreem-rechts uit te werken. Het wordt in de SP als een “testcase” beschouwd. Wellicht heeft Erdman een gelijkaardige afweging moeten maken als Jos Geysels van Agalev: “Ik steek nog altijd liever meer energie in mijn meningsverschillen met Ecolo dan in de eensgezindheid met Vlaamse partijen.”

DE SCHADUW VAN DE SCHERPSLIJPERS

“Het probleem zit ‘m niet in de verschillen”, zegt CVP-voorzitter Marc Van Peel. “Dat er communicatiestoornissen zouden ontstaan zodra de gewesten hun eigen parlementen hadden, was voorspelbaar. Sommige politici kennen hun collega’s tegenwoordig enkel nog uit de krant of van de televisie. We zitten elk aan onze kant van de taalgrens gevangen in de beeldvorming, en dat zijn dan meestal ook nog vijandbeelden. Dat is natuurlijk vragen om Babelse toestanden. Maar veel problematischer is de manier waarop dat wordt misbruikt als een politiek wapen. Het FDF en het Vlaams Blok getuigen niet eens van een gebrek aan politiek maar puur menselijk respect. De trucs van het eng nationalisme kun je je niet veroorloven in een beschaafd land. En het wordt pas echt gevaarlijk als mensen met meer gezond verstand daar ook in trappen. Ik ben niet voor het einde van België. Als we in dit landje nog niet kunnen samenleven in een zindelijk verband met goede afspraken, hoe moet dat dan in Europa? Ik ben heel zeker dat een federalisering van de gezondheidszorg niet het einde van België betekent. En je kunt nog meer federaliseren. In een aantal Vlaamse sectoren is het perfect verantwoord om de loonnorm los te laten, in Wallonië nog niet. Waarom pakken we dat dus niet verschillend aan? Alleen kun je dat bijna niet meer rustig zeggen doordat zoveel mensen zich laten intimideren door de schaduw van de scherpslijpers.”

Jos Geysels: “Verschillen onder de mat schuiven is het domste wat je kunt doen. Dat is de fout die sommige nieuwe Belgen en unitaristen maken. Je kunt objectief vaststellen dat de gezondheidszorg in Vlaanderen en Wallonië anders gestructureerd is, en ik heb het dan niet over de transfers. Het loopt mis als je dat gegeven omzet in een absolute politieke categorie in de zin van: ‘We splitsen de hele santeboetiek’. Het is die houding die ook de nuchtere kijk op het federalisme verdacht maakt. Ik geloof dat je én de solidariteit kunt behouden én de verschillen tot uiting kunt laten komen. In de gezondheidszorg kan je dat door enerzijds de financiering federaal te houden, en anderzijds de gewesten meer verantwoordelijkheid te geven over de besteding van de centen. Dat krijg je niet uitgelegd zolang het communautaire debat niet op een andere leest wordt geschoeid, zolang het niet wordt ontvet van etnisch en cultureel verabsolutiseerde verschillen zoals ze doorklinken in beelden als: ‘elk jaar betaalt een Vlaming een auto aan een Waals gezin’. Een staatshervorming moet vertrekken van premisses over democratie, efficiëntie en decentralisatie. Het volk als demos moet centraal staan en niet het volk als etnos, om het met De Wachter te zeggen. Het moet gaan om de bevolking van Vlaanderen en niet om ‘het Vlaamsche volk’. Het één is een natuurlijke gemeenschap, het geheel van burgers. Het ander is een abstracte politieke ruimte.”

“Als je die dubbelzinnigheid uit het debat krijgt, kun je hard zijn in taal en cultuur, zonder voor nationalist te worden uitgekreten. Ik voel mij gekrenkt als Olivier Maingain denigrerend doet over ‘le flamand’. Dan zeg ik: nee, het is Nederlands. Ik maak me ook bijzonder boos over Carrefour, een Franstalig tijdschrift dat in de Brusselse rand verschijnt. Eén keer heb ik het voor Luc Van den Brande (CVP) opgenomen, toen hij in dat blaadje voor fascist werd versleten. Mijn gedrag is verwarrend voor Franstaligen en voor Vlaams-nationalisten. Die zien mij de ene keer opereren als ‘goede Vlaming’, de andere keer als ‘slechte Vlaming’. Ze zien gewoon niet in dat er een consequentie in mijn denken zit omdat ze vanuit totaal andere en voor mij verwerpelijke categorieën redeneren.”

“De perceptie van Franstaligen is vaak een spiegelbeeld van het Vlaamse discours dat zijzelf menen te ontwaren. Als ik uitleg aan een Franstalige krant dat ik niet voor amnestie ben, wel voor verzoenende maatregelen, wordt dat uitgegomd. Je krijgt dan in de berichtgeving geen ontkrachting, maar juist een illustratie van wat ze jou verwijten. De Franstalige media beantwoorden daardoor onbewust aan het procédé dat Hans Magnus Enzensberger beschreef en dat door zoveel anderen met kwade bedoelingen wordt aangewend: maak van je tegenstander een karikatuur en ga die vervolgens te lijf. Dat is een lawine waar je moet tegen blijven vechten. Maar ik hou mijn hart vast voor het moment waarop er maar twee mogelijkheden meer zullen zijn: ter plaatse bedolven worden of je laten meeschuiven.”

DISCRIMINATION IS NIET: ONDERSCHEID

Het Cepess probeert binnen de eigen dienst nog wel de anderstaligen te voorzien van achtergrondinformatie in de hoop misverstanden te kunnen bijsturen. En ook Renaat Landuyt is opnieuw Franstalige kranten beginnen te lezen om “mijn collega’s beter te begrijpen”. “Zo kun je makkelijker scheve redeneringen tijdig rechtzetten. Maar niemand vindt het nog nodig om die correcties op een globale manier te doen. Ik behoor tot een generatie socialisten die geen enkel structureel overleg heeft gekend met Franstalige socialisten.”

De structurele scheiding van het land heeft ook het historische probleem van de taalbarrière verder uitvergroot. “Soms wordt er vaak nodeloos geraaskald”, zegt Landuyt. De discussie van vorige week over de partijfinanciering van extreem-rechts werd ontsierd door een blunder in de vertaling van het wetsvoorstel: “discrimination” werd vertaald door “onderscheid”. Uren ben je er dan mee zoet vooraleer de violen weer een klein beetje gelijker gestemd zijn. “Als je even de moeite neemt om ook inzake justitie de Franstalige teksten naast de Nederlandse te leggen, blijken er onder de dikke laag retoriek dan toch vaak gelijkenissen te zitten. Maar dat zie je pas als je de taal kent, in twee richtingen. Ook het Octopus-akkoord ging vrij snel, eens de communicatiekloof was overbrugd. Eigenlijk was de politiehervorming in de eerste vijf minuten al gedeblokkeerd. Justitie volgde vrij snel.” Tony Van Parys (CVP) trok met zijn voorzichtige suggestie om justitie te federaliseren dan ook een voorbarige conclusie, vindt Landuyt.

Het neemt niet weg dat de toenemende spraakverwarring het wederzijds geduld op de proef stelt. En in de mate dat de gewesten in België sowieso al een heel eind hun eigen weg kunnen gaan, wordt de verleiding om foert te zeggen des te groter.

Ten slotte stelt er zich een bijkomend immens politiek probleem. Komt de Belgische kloof niet voort uit splitsingsdrang, het wordt door de publieke opinie wel als zodanig geïnterpreteerd. Van Peel: “Belgen die bijna niet in aanraking komen met anderstaligen, en dat zal zo’n negentig procent van de bevolking zijn, hebben geen notie van de spraakverwarring.” Vandaar dus de logische reactie van mensen om te denken dat de politici “aan het communautariseren” zijn in plaats van zich bezig te houden ‘met de dingen die er echt toe doen’. Vandaar dus ook dat die krachten die de spraakverwarring politiek uitbuiten en reële verschillen verabsolutiseren zo vrijelijk hun gang kunnen gaan.

Heel zeker zijn er in dit land gedachten die met de dag zwarter worden, maar dat heeft bitter weinig uitstaans met interbelgisch racisme. Wel met een slecht begrepen federalisme en met dat handjevol echte racisten dat dit Babels onbegrip maar wat graag uitbuit. Emotionele spiegelbeelden maken die onruststokers alleen maar groter.

FILIP ROGIERS

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content