‘De kieswetgeving is een staaltje van Belgische loodgieterij, die minderheden overal op een verschillende manier behandelt. Een gelijkwaardige bescherming van het kiesrecht van alle minderheden kan een oplossing bieden voor het dossier B-H-V.’ Dat zegt professor Hendrik Vuye.

Tegen Pasen volgend jaar moet premier Yves Leterme (CD&V) een akkoord hebben over een staatshervorming, en vooral over het dossier Brussel-Halle-Vilvoorde (B-H-V). Op dat moment loopt de termijn af van het vierde belangenconflict – dit keer ingeleid door het parlement van de Duitstalige Gemeenschap – tegen een eenzijdige Vlaamse goedkeuring in de Kamer van de splitsing van het kiesarrondissement B-H-V.

Om tot dan de handen vrij te houden voor de aanpak van de huizenhoge sociaaleconomische en budgettaire problemen, die ook na het vertrek van Herman Van Rompuy (CD&V) naar Europa alle aandacht opslorpen, kan Leterme rekenen op ‘koninklijk opdrachthouder’ Jean-Luc Dehaene (CD&V). Die laatste moet achter de schermen zijn eigen politieke wijsheid en die van anderen benutten om een voorstel ‘inzake institutionele problemen en in het bijzonder B-H-V’ uit te werken. Aan Leterme zal het dan zijn om samen met de voorzitters van de vijf meerderheidspartijen (CD&V, Open VLD, PS, MR en CDH) de laatste knopen door te hakken.

Met dat scenario is de regering-Leterme II vorige week althans aan de slag gegaan. Maar na alle communautaire blokkeringen van de voorbije twee jaar zijn er geen garanties voor een resultaat. ‘De taalwetten hebben in België voor een pacificatie gezorgd, maar niet in de Rand rond Brussel. Daar jagen de taalwetgeving en de faciliteiten Franstaligen en Nederlandstaligen voortdurend tegen elkaar in het harnas. Typisch voor ons land is dat die spanningen en andere communautaire problemen het regeringswerk volledig verlammen. Dat is dramatisch, zeker in tijden van economische crisis’, zegt Hendrik Vuye. Hij leidde vorig jaar de nieuwe opleiding rechten aan de Universiteit Hasselt, maar heeft intussen zijn academische opdracht als professor staatsrecht en mensenrechten aan de Universiteit Namen weer opgenomen. ‘Dat Leterme II kan voortdoen met het normale regeringswerk, is daarom een goede kant van de opdracht van Dehaene. Maar aan zijn taak kleeft toch voornamelijk een democratisch deficit. Een koninklijk opdrachthouder past niet in ons staatkundig landschap. Hij valt buiten iedere politieke verantwoordelijkheid en hij kan niet worden gecontroleerd door het parlement.’

De splitsing van B-H-V staat al een eeuwig-heid op de agenda en telkens wordt een compromis gezocht via het toekennen van een inschrijvingsrecht voor de Franstaligen in de Brusselse randgemeenten.

HENDRIK VUYE: Wat eerst opvalt, is dat er twee verschillende onderhandelings-assen zijn. Bij de grote communautaire akkoorden die in 1970 tot de Brusselse Agglomeratie en in 1989 tot het Brussels Gewest hebben geleid, kregen de Vlamingen in Brussel dezelfde rechten als de Franstalige minderheid op federaal niveau. Denk onder meer aan de taalgroepen en de gegarandeerde vertegenwoordiging van de Vlamingen in de Brusselse regering. Voor de Franstaligen in de Rand rond Brussel daarentegen wordt telkens geprobeerd om hen dezelfde rechten toe te kennen als de Vlamingen in Brussel. Dat is gebeurd met het gekelderde Egmontpact in 1977-1978 en ook in het B-H-V-akkoord dat de regering-Verhofstadt II in 2005 bijna had bereikt. Twee keer was het Vlaamse verzet te groot.

In ruil voor de splitsing van B-H-V gaf het Egmontpact aan de Franstaligen in de zes faciliteitengemeenten in de Vlaamse Rand rond Brussel voor parlementsverkiezingen een inschrijvingsrecht in het Brussels Gewest. Dat recht was onbeperkt in de tijd en had ook gevolgen op administratief, gerechtelijk en fiscaal vlak. Daarnaast kregen ook inwoners van zeven andere gemeenten (en wijken) in Vlaams-Brabant een inschrijvingsrecht dat na 20 jaar zou uitdoven. De oplossing die in 2005 werd uitgewerkt, herkauwde slechts het Egmontpact, met inbegrip van de uitbreiding van de bevoegdheden van de Franse Gemeenschap in de faciliteitengemeenten rond Brussel. Als men nu opnieuw bij dat inschrijvingsrecht zou uitkomen, was dat beter al in 1978 gebeurd. Dan hadden we 30 jaar communautair geruzie vermeden.

Maar is er een andere mogelijkheid dan een ‘onderhandelde oplossing’?

VUYE: Het enige realistische antwoord is nee. Een eenzijdige splitsing van B-H-V door een Vlaamse meerderheid in de Kamer is niet mogelijk door de vele grendels in onze institutionele wetgeving. Er zijn belangenconflicten mogelijk tussen parlementen en regeringen. Er is de paritaire samenstelling van de federale ministerraad en er is de alarmbelprocedure. Door al die grendels komt het dossier B-H-V steeds weer op de tafel van de federale regering, die valt als ze niet tijdig een uitweg vindt. Op die manier verzeilen we in een chronische politieke crisis. En wat dat betekent, weten we sinds de verkiezingen van 2007.

Wat kan een Vlaamse pasmunt voor een splitsing van B-H-V zijn?

VUYE: Er zijn diverse mogelijkheden, maar die stuiten allemaal op juridische of politieke bezwaren. Het inschrijvingsrecht bijvoorbeeld werd al in 1978 door de Raad van State ongrondwettelijk genoemd. Politiek gezien is het ook een absurd recht. Men kan toch moeilijk in Vlaanderen wonen en tegelijk Vlaanderen de rug toekeren? In feite is het een uitschrijvingsrecht, dat aan Franstaligen een soort politiek paspoort geeft. In de praktijk zal het in Brussel en de Rand ook niet resulteren in een pacificatie, maar in een nog meer militante opstelling.

Een ander alternatief is een zogenaamde horizontale splitsing, die de stemmen van Nederlandstalige kiezers in B-H-V en in de kieskring Leuven samentelt. Dat was de uitkomst van de paars-groene kieswetwijziging van 2002. Die voerde overal provinciale kieskringen in, behalve in B-H-V en Vlaams-Brabant. Zoals bekend, heeft het Grondwettelijk Hof daarover in 2003 gezegd dat dit een schending van het grondwettelijk gelijkheidsbeginsel is.

Ook denkbaar is dat de beruchte rondzendbrief-Peeters, die de faciliteiten voor de Franstaligen in de Brusselse Rand strikt en beperkend uitlegt, wordt afgezwakt. Of dat de Franstalige burgemeesters in Kraainem, Linkebeek en Wezembeek-Oppem benoemd zouden worden. Maar dat zijn Vlaamse bevoegdheden en dan dreigt de crisis over te slaan naar de Vlaamse regering, want dergelijke oplossingen zal de N-VA als Vlaamse meerderheidspartij niet over haar kant laten gaan.

Op het Vlaamse pasmuntlijstje staat voorts de invoering van een federale kieskring, maar dat lijkt sterk op een uitbreiding van B-H-V over heel Vlaanderen. En nog een mogelijkheid is apparentering of een systeem van lijstverbinding tussen de Franstalige partijen in de kieskringen Vlaams-Brabant en Brussel. Het is echter weinig waarschijnlijk dat de Franstaligen dat voldoende zullen vinden.

Eigenlijk draagt geen enkel alternatief uw goedkeuring weg?

VUYE: Wat in elk geval moet worden vermeden, is een compromis dat de vorm van een institutioneel monster aanneemt en dat wel het kiezerskorps, maar niet de kieskring splitst. Dat zal de problemen in B-H-V alleen maar groter maken en de sfeer op het terrein zeker niet bedaren. Overigens is er nog een extra moeilijkheid: met uitzondering van het idee over een apparentering, vergen alle andere voorstellen een wijziging van de grondwet en die moet worden goedgekeurd met een tweederdemeerderheid.

Maar daarover beschikken premier Leterme en zijn regering niet.

VUYE: Dat is juist, en ik zie geen redenen waarom de oppositie die tweederdemeerderheid wel zou leveren, ook niet als men B-H-V wil verdrinken in een ruimere staatshervorming. Met de zwakte van de regering-Leterme zie ik geen oplossing. Ik kan me moeilijk voorstellen dat Leterme een regeling voor het Vlaamse symbooldossier B-H-V door het parlement zou jagen, terwijl hij daar in de Nederlandse taalgroep niet eens over een meerderheid beschikt (CD&V en Open VLD hebben in de Kamer samen slechts 41 van de 88 Vlaamse zetels, nvdr). Voor een onderhandelde oplossing moet tenslotte niet alleen met de Franstaligen, maar ook met de Vlamingen onderhandeld worden.

Een ander probleem is dat in twee Franstalige meerderheidspartijen, MR en CDH, het voorzitterschap ter discussie staat. Tegelijk zijn hun twee voorzitters, Didier Reynders (MR) en Joëlle Milquet (CDH), nu ook vicepremier. Daardoor kunnen ze niet genoeg afstand nemen om voor het dossier B-H-V knopen door te hakken.

Als er geen oplossing komt, zullen de parlementsverkiezingen van 2011 ongrondwettelijk zijn.

VUYE: De voorzitters van het Grondwettelijk Hof, Marc Bossuyt en Paul Martens, zijn daarover al meerdere keren heel duidelijk geweest. Desondanks zijn die verkiezingen mogelijk en kunnen de Kamer en de Senaat ze nadien geldig verklaren door de geloofsbrieven van de gekozenen te aanvaarden. Daar bestaat geen rechtsmiddel tegen. Vaste rechtspraak van de Raad van State, het Hof van Cassatie én het Grondwettelijk Hof is daarover eenduidig. Het Grondwettelijk Hof is ook niet bevoegd om zich uit te spreken over bijvoorbeeld de erkenning van geloofsbrieven of andere procedurekwesties. Het beoordeelt enkel de inhoud van wetten, decreten en ordonnanties op zijn grondwettelijkheid.

Dat neemt niet weg dat nieuwe parlementsverkiezingen zonder een oplossing voor B-H-V in de praktijk nagenoeg onmogelijk zijn. Ze zullen worden aangevochten bij de Raad van State en bij burgerlijke rechtbanken. En hoewel die laatste niet bevoegd zijn, volstaat één vonnis opdat het hek van de dam zou zijn. Burgemeesters in de Brusselse Rand zullen ook hun medewerking weigeren om de verkiezingen te organiseren. Kiezers zullen niet gaan stemmen. Zulke electorale chaos kan een democratie zich niet veroorloven.

Kan een noodwet over een eenmalige terugkeer naar de vroegere kiesarrondissementen dit voorkomen?

VUYE: N-VA-Kamerlid Ben Weyts heeft aangekondigd dat zijn partij naar de Raad van State en het Grondwettelijk Hof zal trekken tegen een noodwetscenario. Maar in 1994 heeft het Grondwettelijk Hof een dergelijke situatie wel aanvaard en na alle commotie over hun kieswetarrest van 2003 vermoed ik dat de rechters van dat hof niet geneigd zullen zijn om zo’n compromis af te schieten.

Begrijpt u de grote weerstand van de Franstaligen tegen een splitsing vanB-H-V? Iemand als Philippe Moureaux (PS) maakt intussen wel een opening voor onderhandelingen over een splitsing.

VUYE: Moureaux kent de situatie en de sfeer ter plaatse dan ook heel goed. Maar veel Franstaligen weten weinig van het dossier B-H-V. Ze begrijpen niet waar de Vlamingen naartoe willen en beschouwen een splitsing als een stap in de richting van separatisme. Dat gevoelen mag niet onderschat worden. Ook bij de Duitstaligen, die in wezen niets te zien hebben met B-H-V, vang ik soortgelijke signalen op. Daartegenover begrijpen veel Vlamingen dan weer niet waarom de Franstaligen willen samenblijven. Dat wederzijdse onbegrip raakt aan de kern van het probleem in ons federale land.

Hoe zou u het dossier over B-H-V aanpakken?

VUYE: Ondanks alle emoties vind ik niet dat het B-H-V-dossier zo belangrijk is dat het voortbestaan van België op het spel staat. In mijn benadering is kiesrecht een fundamenteel mensenrecht, dat ook voor minderheden beschermd moet worden. Minderhedenbescherming dient voor elke staat trouwens een standaard en een normale zaak te zijn. Dat zouden ook de voorstanders van een Vlaamse staatsvorming, die nu vaak verkrampt reageren ten opzichte van iedereen die anderstalig en vreemd is, moeten beseffen.

In de huidige kieswetgeving zit er geen enkele lijn als het aankomt op de bescherming van minderheden. Inwoners van de gemeenten Voeren en Komen bijvoorbeeld mogen bij federale en Europese verkiezingen over de taalgrens gaan stemmen. Voor anderstalige inwoners van andere faciliteitengemeenten langs de taalgrens bestaat die regeling niet. De Duitstaligen moeten bij federale verkiezingen opgaan in de grote provinciale kieskring Luik. En tegen-over een tweetalige kieskring voor de Franstaligen in Halle en Vilvoorde, genieten de Vlamingen in Waals-Brabant en de Franstaligen in Leuven dan weer geen enkele bescherming. Dit is een staaltje van Belgische loodgieterij, die uitblinkt in discriminatie.

Daarom pleit ik ervoor om op electoraal vlak te gaan naar een gelijkwaardige bescherming van alle minderheden, naar een systeem waarbij Nederlandstaligen, Franstaligen en Duitstaligen dezelfde bescherming van hun kiesrecht genieten. Die bescherming kan beperkt of ruim zijn. Het ene uiterste zou dan de opheffing van alle bestaande en uiteenlopende beschermingsregels voor kiezers kunnen zijn, het andere uiterste de invoering van een federale kieskring. Daartussen moet de politiek een keuze maken.

DOOR PATRICK MARTENS

‘Wat in elk geval moet worden vermeden, is een compromis dat de vorm van een institutioneel monster aanneemt.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content