Wie denkt dat de opleiding geneeskunde nog steeds gelijk staat aan het reproduceren van ettelijke omvangrijke theoretische cursussen heeft het mis. Althans, hij had tot voor kort gelijk. Enige jaren geleden transformeerde de van oudsher meest conservatieve studierichting zich tot een voortrekker qua onderwijsvernieuwing.

‘Door het toelatingsexamen is de eerste kandidatuur als selectiejaar verdwenen’, stelt professor Wim Robberecht van de KU Leuven, ‘waardoor we meteen met de biomedische opleiding kunnen beginnen. De leerstof is nu helemaal op de artsenopleiding gericht, wat de studie een stuk aangenamer maakt.’ Hierover zijn alle universiteiten het eens. De klassieke turven wiskunde, scheikunde, biologie en fysica zijn overal verdwenen en vervangen door medische fysica en medische biologie, terwijl wiskunde vaak in bijvoorbeeld medische fysica werd geïntegreerd. Dit betekent dat een eerstejaars niet meer de opbouw van een plant analyseert, maar meteen een menselijke cel mag aanpakken. De studenten worden nu ook sneller met de praktijk geconfronteerd. Tijdens de eerste twee jaren moeten ze een volwaardige verpleegstage volgen. Uiteraard leren ze voordien al enkele vaardigheden, zoals bloed prikken. Kijkstages, waarbij een student als het vijfde wiel aan een wagen achter een dokter aanhost, zijn verdwenen. Vóór de grote ommezwaai gebeurde de eerste stage doorgaans in het vierde jaar van de opleiding, waardoor sommige studenten pas dan beseften dat omgaan met zieke en behoeftige mensen toch hun ding niet was.

NIET ALLEEN GENEZER

In deze moderne tijden is een arts niet alleen een genezer, maar ook een soort maatschappelijk assistent die met een steeds mondiger patiënt moet omgaan en moet samenwerken met een scala van hulpverleners. Daarom werden psychologie, medische statistiek, communicatievaardigheden, ethiek en dies meer over de gehele opleiding gespreid en verweven in diverse cursussen. ‘Tijdens het tweede jaar krijgt elke student een gezin toegewezen waar net een baby geboren is’ vertelt professor Jan De Maeseneer, voorzitter van de opleidingscommissie geneeskunde van de Universiteit Gent (UG). ‘Ze moeten de familie twee weken intensief volgen en maken zo kennis met wat een baby in een gezin teweegbrengt, een unieke ervaring.’

Niet alleen de inhoud van de cursussen wijzigde, ook voor de informatieoverdracht zelf worden moderne onderwijsmethoden aangewend. Minder hoorcolleges, werken in kleinere groepjes, meer zelfstudie met de nadruk op geïntegreerd leren en veel begeleiding is zowat overal de regel. Elke universiteit legt uiteraard eigen accenten en interpreteert die uitgangspunten anders. Zo werden de vakken overal medisch ingevuld en verlaten alle universiteiten tijdens de opleiding allemaal de klassieke vakkenstructuur. In de UG is die structuur zelfs in het eerste jaar verdwenen.

In die nieuwe onderwijsvorm wordt met ’topics’, ‘modules’ of ‘blokken’ gewerkt, wat inhoudt dat leerstof rond een bepaald onderwerp vakoverschrijdend en geïntegreerd gegeven wordt. ‘We hebben geen vak cardiologie meer zoals vroeger’ vertelt professor Leo Bossaert van de Universiteit Antwerpen (UA), ‘het is nu een module rond hart, bloed en bloedvaten waarin allerlei aspecten rond dat thema bestudeerd worden, gaande van anatomie, weefselleer, fysica, heelkunde tot revalidatie na ziekte en sociale opvang.’ In een dergelijke constructie geven verscheidene specialisten les over een bepaald onderwerp, waarbij ze verplicht zijn intens samen te werken en in te pikken op de leerstof van collega’s. Dit was vroeger ondenkbaar. Iedere docent leefde zowat op een eilandje waardoor de student maar al te vaak overlappingen en tegenspraken te verwerken kreeg. Dit blijkt een van de gevoeligste aspecten van de algehele hervorming te zijn: conservatieve proffen weigeren vaak de ‘alleenheerschappij’ over hun stof op te geven of hun cursus aan te passen.

‘Hoorcolleges geven, streelt de ijdelheid van een docent, vroeger konden ze daar hun kennis etaleren, het resultaat van jarenlange studie en onderzoek. En dat aspect is nu voor een groot deel verdwenen’ bevestigt professor Paul Steels, decaan geneeskunde aan het Limburg Universitair Centrum (LUC). De houding van de professoren verbetert wel met de tijd zo blijkt. Ook aan de andere zijde van het leslokaal zijn negatieve klanken te horen. Bij geïntegreerd onderwijs horen immers geïntegreerde examens, waarbij de leerstof een behoorlijke omvang kan aannemen. Verder moeten de studenten in dit nieuwe curriculum vanaf de eerste dag huiswerk maken en studeren, pas in maart de boeken vanonder het stof halen, is er niet meer bij. Gelukkig hebben de studenten aan alle universiteiten inspraak, en blijkbaar wordt ook naar hen geluisterd. Maar het gemor toont aan dat de curriculumhervorming nog niet helemaal geregeld is en een project is waarin iedereen willens nillens mee moet om tot een goed resultaat te komen.

NIET MAKKELIJKER

De ongelooflijke slaagcijfers bewijzen dat de studenten de cultuurswitch goed verteren. Het slaagpercentage schommelt maar liefst rond de 90 procent, terwijl voordien nauwelijks de helft van de eerstejaars de eindstreep haalde. ‘Het huidige slaagpercentage is niet met dat van vroeger te vergelijken’ verklaart oud-decaan geneeskunde en huidig rector van de Vrij Universiteit Brussel Ben Van Camp. ‘En is heus niet zo hoog omdat we onze studenten absoluut willen behouden. Het toelatingsexamen selecteert immers studenten met een goede wetenschappelijke kennis die daarenboven zeer gemotiveerd zijn. Doordat de leerstof onmiddellijk gaat over hetgeen men gekozen heeft en er veel meer begeleiding is, voelen de studenten zich meer op hun gemak en hebben ze meer plezier in hun studies.’ De Maeseneer valt hem hier volmondig bij. ‘Doordat we nu veel meer in groepjes werken is de relatie docent-student fundamenteel veranderd. Waar je vroeger met een massa studenten te maken had, werk je nu met individuen waardoor problemen sneller aan het licht komen.’

Toekomstige artsen mogen er nu niet van uit gaan dat het diploma op zak is eenmaal ze het toelatingsexamen achter de rug hebben. ‘Uit de slaagcijfers mag je niet concluderen dat het geneeskundecurriculum makkelijker is geworden’ vult Robberecht aan, ‘geneeskunde is nog steeds een zware studie, waarvoor je veel moet studeren en een goede wetenschappelijke basis nodig hebt.’

Elke universiteit ontwikkelde op basis van het visitatierapport een nieuw curriculum, wat voor problemen zorgt als een student van universiteit wil of moet veranderen. ‘We hebben onze kans tot samenwerking gemist bij de reorganisatie van de artsenopleiding’, stelt Leo Bossaert, ‘maar we krijgen een nieuwe kans met Bologna. Als we meer mobiliteit willen tussen de instellingen internationaal, moeten we er eerst voor zorgen dat de Vlaamse student in eigen land vlot kan overstappen.’

Rector Van Camp betreurt eveneens de weinige samenwerking tussen de universiteiten en wil zelfs de hele geneeskundeopleiding plaatsen binnen aanpassingen die de Bolognaverklaring tegemoet komen. ‘Ik ben tegen het huidige Vlaamse systeem met toelatingsproef voor de eerste kandidatuur. Ik verkies een systeem dat geadapteerd wordt binnen het bachelor-mastersysteem waar we Europees naartoe gaan. Studenten moeten dan eerst een bachelor halen in de biomedische wetenschappen, waardoor ze een medisch-wetenschappelijke basiskennis krijgen en onder meer aan de studie voor arts kunnen beginnen. Als een beperking nodig blijft _ wat ik betwijfel _ kan dan een toelatingsproef ingelast worden voor de klinische artsenopleiding. Dan heb je te maken met rijpere studenten, want dat examen na het secundair geeft geen kans aan interessante jongeren die geen wetenschappelijke richting volgden.’

Jan De Maeseneer staat hier diametraal tegenover. ‘Het is een absurde gedachte om de opleiding arts na het behalen van een graad in de biomedische wetenschappen te laten starten, in ons grotendeels solidair gefinancierd onderwijssysteem is dat absoluut niet aanvaardbaar. Op die manier wordt de opleiding veel te kostelijk, je kan als samenleving niet toelaten dat studenten allerlei omwegen moeten maken vooraleer ze aan hun eigenlijke studie tot arts kunnen beginnen. Bovendien zijn de verschillen in opleiding niet noodzakelijk negatief, door het nieuwe curriculum kunnen we ons internationaal profileren. Het betekent dat Vlaanderen de kerktoren verlaten heeft als ultieme referentiepunt voor het handelen.’

Lieve Reynebeau

Conservatieve proffen weigeren vaak de ‘alleenheerschappij’ over hun stof op te geven.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content