Artroze

Matisses 'La blouse romaine' in de film van Eric Rohmer. © Les Films du Losange/Foto: Bridgeman Images

Jan Braet kijkt naar kunst en het leven, in bloei en verval, zoals de rozen. Deze week de expo Cinématisse. Dialogues d’un peintre avec le cinéma in het Musée Matisse in Nice.

Verzot op de heldere hemels van het zuiden trok de jonge Henri Matisse (1869-1954) in 1917 voor het eerst naar Nice om er te schilderen. Tot zijn ontzetting regende het er een maand lang pijpenstelen. Het Musée Matisse bewaart zijn schilderij Tempête à Nice en een knorrige opmerking: ‘Meer dan het schilderen van mijn paraplu in de toiletemmer zat er niet in.’ Het bleek niet meer dan een valse start van een jarenlange affaire met de welgelegen stad aan de Engelenbaai. De hoofdlijn van Matisse is de curve, zo strak als die van de Baie des Anges. Zijn hoofdkleuren zijn de kleuren van Nice onder een hemel van azuur, wanneer de zon het water ultramarijn kleurt en de mensen in hun lichte kleren, de meubels, bloemen en planten in lichterlaaie zet. Citroengeel, smaragdgroen, cadmiumrood en alle nuances daartussenin.

De Jonge Turken van de nouvelle vague kwamen openlijk uit voor hun adoratie van de meestercolorist.

Een ander opmerkelijk facet bij de schilder is de illusie van beweging, van het bewegende beeld. De expo Cinématisse traceert zijn vroege cinefiele neigingen, de ontwikkeling van zijn filmisch oog en de aantrekkingskracht van zijn werk op de cineasten van de nouvelle vague. Filmbeelden van een paradijselijk eiland openen het feest. Dansende schonen en krachtig op de golven surfende inboorlingen dompelen ons onder in de sfeer op Tahiti, waar Matisse in 1930 de opnames bijwoonde van Tabu, een exotisch liefdesdrama in een regie van Friedrich Wilhelm Murnau, grootmeester van de stille film.

Tot schilderen kwam hij er niet, maar de foto’s en tekeningen die hij er maakte droegen bij tot een rijpingsproces: de repetitieve bewegingen van dansers en golven, op pellicule overgebracht door Murnau, zetten de schilder intuïtief aan om beweging te brengen in zijn eigen composities. Niet toevallig broedde hij in Tahiti ook op zijn opdracht voor een grote muurschildering in de galerie van Alfred Barnes in Philadelphia. The Dance werd een fascinerende sequentie van gestileerde dansbewegingen, gespreid over de drie lunetten in Barnes’ galerie.

Bij de voorbereidende tekeningen voor The Dance had hij nog een ander procedé uit de pelliculecinema aangewend: de decoupage of cut-out. Hij sneed zijn figuren uit het papier, zette ze in nieuwe, sequentiële configuraties neer en gebruikte daarbij telkens fotografische uitvergrotingen. Toeval of niet, hij had in die dagen de film La règle du jeu van Jean Renoir gezien en had de decoupage ervan doortastend modern bevonden. Cinématisse toont een schat aan seriële tekeningen van dansers, odalisken, planten en bomen, een fameuze uitspraak van de schilder kracht bijzettend: ‘Als ik werk, is het echt een soort constante cinema.’

De Jonge Turken van de nouvelle vague lieten zich inspireren door Matisse: kleur gingen ze bewust gebruiken als een expressieve vorm, en de relatie tussen kleuren als een middel om structuur aan te brengen. Eric Rohmer, Jacques Demy en Jean-Luc Godard kwamen openlijk uit voor hun adoratie van de meestercolorist. Cinématisse heeft enkele veelzeggende voorbeelden klaar. In een fragment uit Pauline à la plage (Rohmer) zien we in de kamer van de heldin het schilderij La blouse roumaine hangen, waarvan het knetterend rood herhaald wordt in de boei die over de radiator hangt. En in een filmpje uit 1965 houdt Godard in het museum halt bij dezelfde Blouse en verklaart: ‘We zien een Matisse, en we zeggen: het zijn vormen. Maar we hoeven slechts te kijken om te merken dat het een gedachte is en een gevoel. Hoe langer we kijken, hoe meer het menselijke ervan ons bezighoudt.’

Tot 5 januari

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content