ARTROZE

HORTA EN HET LICHT Brandende lampen als ranke bloemen in bloei. © Hortamuseum

Jan Braet kijkt naar kunst en het leven, in bloei en verval, zoals de rozen. Deze week de expo Horta & het Licht in het Hortahuis en -museum, Sint-Gillis.

Eindelijk de bouw beginnen van zijn eigen woning: het gaf Victor Horta, de gevierde bouwmeester van de art nouveau, in 1898 een gelukzalig gevoel. Voor minder dan een herenhuis ging hij niet. Tenslotte kon hij zich dezelfde standing veroorloven als zijn klanten uit de Brusselse liberale elite voor wie hij al juweeltjes had neergezet. Ze behoren intussen tot het werelderfgoed – denk aan het Tasselhuis (1893), Het Solvayhuis (1896) en het Vaneetveldehuis (1896). Na de aankoop van twee aanpalende gronden in de Amerikaansestraat in Sint-Gillis hoefde Horta (1861-1947) maar te bouwen volgens wat zijn eigen hart en dat van zijn vrouw Pauline hem ingaven. Ze had er tegen hem vaak haar beklag over gemaakt dat hij nooit thuis en altijd op kantoor was. Nu kon hij zijn werk- en privéleven onder één dak verenigen.

In Hortahuizen heerst de klaarte over het duister – al zijn het nog geen doorzonwoningen.

Met het echtelijke geluk zou het lelijk tegenvallen. Het paar had nog maar net met dochter Simone zijn intrek genomen in de heerlijk heldere nieuwe woonst of Victor vond er liefdesbrieven van Pauline aan iemand anders. Meteen zette hij de echtscheidingsprocedure in, die lang en slopend zou blijken en hem op de rand van het faillissement bracht. Het leven in zijn eigen grote droomhuis leek nu een vrij eenzame aangelegenheid. Wellicht putte hij troost en kracht uit het prachtige licht dat er hing, binnengebracht volgens zijn eigen architecturale principes.

Ongetwijfeld had het licht voor hem als vrijmetselaar ook een diepere betekenis, als symbool van de rede (de ‘verlichting’) en van de natuurlijke levenscyclus. In De toverfluit, de opera van logebroeder Mozart, heet het: ‘De schittering van de zon verdrijft de duistere nacht.’ Maar voor architecten mag het altijd iets concreter zijn. Louis Kahn (1904-1974) drukte het ooit zo uit: ‘De zon beseft niet hoe prachtig ze is totdat er een ruimte is gebouwd.’ Middeleeuwers lieten haar in hun kerken gefilterd door glas-in-loodramen binnenvallen, of vanuit het duister via een kleine opening in de kloostermuur plots vanachter een hoek opduiken. Bewoners van vele negentiende-eeuwse herenhuizen hielden haar dan weer liever buiten met zware stoffen en gordijnen in de onzalige stoffeerdersstijl.

Horta had een bloedhekel aan huizen met kamers als een rijtje donkere dozen achter elkaar. Hij koos voor open plattegronden, verving waar mogelijk massieve gemetselde muren door ranke metalen steunpunten en prefereerde een centraal trappenhuis waarlangs de zon via een lichtkoepel in het dak van boven tot beneden doorstroomt. Serres en wintertuinen probeerde hij niet zelden in het hart van de woning in te planten. Zo heerst de klaarte er over het duister – al moeten we nog niet bepaald spreken van een doorzonwoning.

Toen ik op een stralende lentemiddag in Sint-Gillis het gerestaureerde Hortahuis en -museum bezocht voor de expo Horta & het licht viel het me op dat er in verschillende ruimtes kunstlicht brandde, afkomstig uit zelfontworpen lampen als ranke bloemen in bloei, een dada van de art nouveau. Het valt, denk ik, niet zozeer te verklaren vanuit een bouwtechnische beperking maar uit het feit dat deze bouwmeester erop belust was om alle mogelijke variaties van lichtkwaliteit, intensiteit en kleur toe te laten, en zo een huis in diverse sferen onder te dompelen. Dat hij selectief gebruik maakte van glas-in-loodramen, de trots van de middeleeuwse kerkenbouwers, wijst in dezelfde richting. Dankzij de nieuwe kwaliteit van Amerikaans glas wist hij de subtiliteit in kleurvariaties nog te verhogen. Terug op straat realiseerde ik me pas dat een deel van de betovering die ik had ondergaan verwekt was door spiegels die het licht hadden weerkaatst en me ruimtes achter de ruimtes hadden voorgespiegeld.

Tot 24 juni

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content