ARTROZE

ZELF PORTRET VAN LATOYA RUBY FRAZIER Haar rustige zelfverzekerdheid is geen pose.

Jan Braet kijkt naar kunst en het leven, in bloei en verval, zoals de rozen. Deze week de expo LaToya Ruby Frazier in het MAC’s, Le Grand-Hornu.

LaToya Ruby Frazier, een naam om bij stil te staan. LaToya, in het Afrikaans een prijzenswaardige of zegevierende vrouw. Ruby, rood als robijn, een kostbare edelsteen. Frazier, zoals Jo, een der beste zwaargewichtboksers ooit. Haar rustige zelfverzekerdheid is geen pose. Frazier, in 1982 geboren als zwarte vrouw in Braddock, een verloederde staalstad in Pennsylvania, had voor altijd in de marginaliteit kunnen spartelen. Waar haalde ze de kracht vandaan om zulke sterke foto’s te maken die haar woede vertalen, samenballen en tot pure kunst verheffen? Vanzelfsprekend was ze verbolgen, bijvoorbeeld over de afbraak van het enige ziekenhuis in Braddock, waar de mensen hun besmetting door toxines lieten registreren en er een behandeling konden vragen voor een verslaving aan drugs, ingenomen om aan de ellende te ontsnappen.

Vreemd, hoe een ontluisterende blik op haar intieme omgeving – niet veel meer dan een alomtegenwoordige, verbitterde moeder, een kinds geworden grootmoeder – tegelijk zo liefdevol kan zijn: het licht scherpt de contrasten aan, maar verwarmt en verheldert ook de fotocomposities van dagelijkse dingen, uitdrukkingen en gebaren die betekenis hebben. Uit de reeks The Notion of Family bleef een foto op mijn netvlies gebrand. In een klaar verlichte kamer, ingericht als een thuismortuarium, flankeren moeder en dochter, in het zwart gekleed, het witte doodsbed van grandma Ruby. Verenigd in een plechtig zwijgen, lijken ze gedrieën voor altijd bij elkaar te horen. Geen twijfel, LaToya Ruby Frazier put een grote kracht uit het bewustzijn van haar plaats in een driegeslacht van sterke, zwarte arbeidersvrouwen in de treurigst mogelijke omgeving, de van god en kapitaal verlaten Rust Belt.

Niet als calamiteitenfotograaf of politiek militant, veeleer als rechtstreeks vanuit de familiekern betrokkene, registreerde ze het verval van haar sociale omgeving en de zware gevolgen ervan voor het leven van haar intimi en haarzelf. Op een (video-)tweeluik als Self Portrait (United States Steel) poseert ze, kwetsbaar en trots, met naakt bovenlijf naast de rokende schoorstenen. Hier staat een heilige van de Apocalyps, giftige dampen van de staalfabrieken trotserend door ze diep in te ademen.

Onlangs werkte LaToya Ruby, door het MAC’s uitgenodigd als residentiekunstenaar, een tijdlang in de Borinage. Was hetgeen ze in Braddock vastlegde nog in volle aftakeling, in het zwarte land kon haar sociale fotografie alleen herinneringstekens van een vergane industriële activiteit documenteren. In de diepe grijstonen van de gelatinezilverdruk verschijnen foto’s van een beboste terril, een enorme schachtbok, een bebloemde kolenwagen voor het huisje van Van Gogh, een oude mijnwerkerswoonwijk. De monumenten zijn zo scherp gefotografeerd dat ze op levende bestanddelen van het landschap lijken.

Gevoelig bleker, soms verontrustend vaal, ogen de portretten die ze maakte van acht families uit het mijnwerkersmilieu, alsof ze voorgoed in het verleden gedrukt zijn. Wat LaToya Ruby Frazier hier aan de vergetelheid ontrukt, bestaat niet zozeer uit foto’s maar uit de getuigenissen die ze erbij noteerde. Het oude verhaal van migratie, familiescheiding, slavenarbeid, solidariteit en silicose, ineens tot leven gebracht in simpele bijschriften. Maria, dochter van een mijnwerker, over het sterven van haar vader: ‘Wanneer hij zijn mond opendeed, kon je achteraan in zijn keel de steenkool zien, en wanneer hij in een zakdoek spuwde, kwam er steenkool uit.’

Tot 21 mei.

Door Jan Braet

Vreemd hoe een ontluisterende blik op haar intieme omgeving – een verbitterde moeder, een kinds geworden grootmoeder – tegelijk zo liefdevol kan zijn.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content