ARTROZE

DE HEILIGE CHRISTOFFEL Jheronimus Bosch zag de mensheid op de verdommenis afstevenen. © Museum Boijmans Van Beuningen

Jan Braet kijkt naar kunst en het leven, in bloei en verval, zoals de rozen. Deze week: het reisboek van Cees Nooteboom naar Jheronimus Bosch.

De storm is gaan liggen, de kostbare panelen van de duivelskunstenaar hangen zonder gerapporteerde schade weer in de musea waar ze thuishoren. We hebben tijd genoeg gehad om ze bijeen te zien in Den Bosch of Madrid, op de zusterexpo’s naar aanleiding van zijn 500e sterfdag. Een karrenvracht nieuwe boeken en publicaties speelt in op de eeuwenoude verbijstering over de onbenoembare wereld van Jheronimus Bosch (ca. 1450-1516). Sommige staan vol met obligate promopraatjes voor naïeve zielen, andere overstelpen de studiekoppen met boekgeleerdheid. Tot dilettanten zoals u en ik richt zich de Nederlandse schrijver Cees Nooteboom, een man die op zijn reizen fijne waarnemingen doet en die dan helder onder woorden brengt. Voor het feestjaar trok hij naar vier thuishavens van Bosch-schilderijen: Lissabon, Madrid, Gent en Rotterdam.

Een duister voorgevoel bevat niet veel meer woorden dan de promoboekjes, maar ze zijn niet gedistilleerd uit de grote trommel Bosch-gemeenplaatsen. Ze zijn vruchten van een persoonlijk kijken, met ogen die al zeer veel hebben gezien, en toch verlangen naar de onschuldige blik van de eerste keer. Ik stel me voor dat Nooteboom als geoefende reiziger het liefst weinig bagage meezeult, ballast die hem hindert om fris en attent te arriveren bij de essentie. Zo’n adept van het pure kijken doet geen wetenschappelijke ontdekkingen over een uitputtend onderzocht oeuvre, maar dat doen de specialisten van het Bosch Research and Conservation Project eigenlijk ook niet (hun recente afwijzing op discutabele technische gronden van meesterwerken als De Kruisdraging in Gent heeft weinigen overtuigd).

Zoals iedereen die wordt geconfronteerd met Bosch’ ‘verbijsterende exuberantie in de verbeelding’, zoekt de schrijver eerst houvast bij de gevleugelde uitspraak van Harry Mulisch, dat we in zo’n geval het best het raadsel kunnen vergroten. Nooteboom vergroot het zelfs zodanig, dat hij brandt van verlangen om te weten hoe miljoenen mensen naar Bosch hebben gekeken, van de late middeleeuwen tot nu. Met andere ogen, dat is zeker, en daardoor moeten ze ook een ander werk hebben gezien.

Dan krijgt Nooteboom een soort openbaring. In het nachtelijke Prado-museum,

waar hij bijna ‘fysiek aangeraakt wordt door al die voorbije tijd’, staat hij voor de triptiek De Tuin der Lusten. Er schiet hem een regel uit een gregoriaanse melodie te binnen: ‘mogen ze ver van ons blijven, de dromen en de drogbeelden van de nacht.’ Al die vreemde, kwaadaardige wezens moeten de ‘slaap der onschuldigen’ zijn binnengedrongen en hen met een besef van zonde, schuld en boete hebben opgezadeld, vermoedt hij. Dichter bij het wereldbeeld van Bosch in zijn tijd van ‘onrust en oproer’ kun je niet komen, denk ik.

‘Het duistere voorgevoel’is dat van de visionaire kunstenaar zelf, die de mensheid op de verdommenis zag afstevenen. En het is wellicht ook dat van Cees Nooteboom, hoewel hij dat niet met zo veel woorden zegt. Ik leid het af uit een merkwaardige gelijkenis die hem trof, tussen De Heilige Christoffel op het gelijknamige schilderij van Bosch, en een Turkse soldaat op een nieuwsfoto van niet zo lang geleden. De beschermheilige van alle reizigers draagt een kind over de rivier, en het weegt ontzettend zwaar omdat het om Christus gaat, die het gewicht van de wereld draagt. De soldaat draagt, in dezelfde houding, een aangespoeld Syrisch vluchtelingenkind: ‘Hij loopt alsof ook dit kind te zwaar is, en dat is het ook, vanwege het gewicht van de dood.’

Cees Nooteboom, Een duister voorgevoel, De Bezige Bij, Amsterdam/Antwerpen

Nooteboom brandt van verlangen om te weten hoe miljoenen mensen naar Bosch hebben gekeken.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content