Ze kosten te veel tijd en geld, zijn een vloek voor de wetenschappelijke creativiteit en worden nogal eens uitgevoerd door gepensioneerde Nederlandse professoren die hier graag komen tafelen. ‘Visitaties dringen niet door tot de kern van de zaken. Ze kijken uitsluitend naar externe en meetbare parameters.’

Vlaamse en Nederlandse universiteiten worden al sinds 1991 gecontroleerd door zogenaamde visitatiecommissies. Ze doen dat op verzoek van de overheid en moeten de kwaliteit van de academische opleidingsprogramma’s evalueren. Zulke controles gebeuren elke acht jaar en worden uitgevoerd door een groep van voornamelijk gepensioneerde hoogleraren. Ook hogescholen en ziekenhuizen worden overigens ‘gevisiteerd’.

Een visitatiecommissie bestaat uit een vijftal personen, plus een eigen secretariaat, en een bezoek duurt telkens een dag of drie. De commissie voert gesprekken met medewerkers van de faculteit, docenten, studenten en oud-studenten. Dat resulteert in een afsluitend rapport dat de opleiding ofwel een voldoende geeft, ofwel een reeks aanbevelingen voor zaken die verbeterd moeten worden.

De gevisiteerde faculteit moet die visitatie uitgebreid voorbereiden en een zelfevaluatierapport opstellen voor de commissie. ‘Ik twijfel er niet aan dat die mensen hard hun best doen, maar het is een bijzonder bureaucratische en tijdrovende klus’, zegt rector Rik Torfs (KU Leuven). ‘Je loopt bovendien het risico dat het officiële rapporten oplevert die niet erg aansluiten bij wat er op de academische vloer gebeurt.’

Vervreemding

Wetenschap en kennis evolueren bijzonder snel. Vraag is dan ook of die hoogleraren in ruste alle recente ontwikkelingen op de voet kunnen blijven volgen. ‘Het grootste probleem is dat die visitatoren vaak andere wetenschapsparadigma’s hanteren dan wij’, stelt Torfs. ‘Oorspronkelijk was de visitatie bedoeld als een vorm van marginale toetsing, waarbij de eigen methodologie intact werd gelaten. Nu merken we steeds meer dat bepaalde visitatoren hun eigen benadering aan ons willen opleggen.’

Torfs heeft ook moeite met de uitgesproken formalisering van zo’n evaluatie. De focus ligt op zogenaamd objectieve parameters en minder op de wetenschappelijke inhoud en de ‘geest’ van een opleiding. In Nederland kwamen de visitatiecommissies trouwens onder vuur te liggen naar aanleiding van fraude gepleegd door professor Diederik Stapel (Universiteit Tilburg). Stapel had als sociaal psycholoog data verzonnen om zijn stellingen te bewijzen, maar in de visitatierapporten werd hij op het schild gehesen.

Volgens Rik Torfs is zoiets ook mogelijk aan Vlaamse universiteiten. ‘Visitaties dringen immers niet door tot de kern van de zaken. Ze kijken uitsluitend naar externe en meetbare parameters. Hoeveel studenten studeren succesvol af? Hoeveel proffen zijn er voor hoeveel vakken? Hoe zitten de cursussen in elkaar? Daarom ervaren veel docenten die toetsing als een vervreemding, meer dan als wezenlijke feedback die de opleiding naar een hoger niveau tilt. Maar in onze angstige samenleving beschouwen overheden die visitaties als een goede methode om te kunnen besluiten dat ze alles onder controle hebben. Het geeft hun een vals gevoel van veiligheid.’

Honderdduizenden euro’s

Aan alles hangt ook een flinke factuur vast. Het zit rector Torfs zelfs zo hoog dat hij dat allemaal heeft laten berekenen. In 2008 werden zeven opleidingen aan de KU Leuven ‘gevisiteerd’, waaronder zijn eigen faculteit kerkelijk recht. Het kostte de universiteit samen ruim 200.000 euro. Voor kerkelijk recht alleen al meer dan 65.000 euro. ‘En dat voor een opleiding van slechts zestig studenten’, merkt Torfs fijntjes op. ‘Daarvan zou je een zeer nuttig extra personeelslid kunnen betalen. Dat zou voor de begroting van onze faculteit fantastisch zijn, maar nu gaat dat bedrag op aan maaltijdkosten voor Nederlanders. Ik overdrijf een beetje, maar toch.’

In 2009 liep de factuur voor ook al zeven visitaties op tot bijna 400.000 euro. Dit jaar zijn vijf bezoeken gepland met een prijskaartje van 231.806 euro. ‘De universiteit betaalt deze bedragen aan de cel Kwaliteitszorg van de Vlaamse Universiteiten en Hogescholen Raad, de koepel die de visitaties organiseert. Maar dat is slechts de helft van het verhaal. Als je er onze kosten nog eens bijtelt, verdubbelen die bedragen. Het is goed dat de belastingbetaler dat ook eens weet.’

Ook aan Nederlandse universiteiten groeit het verzet tegen de geld- en tijdverslindende visitaties. Esther-Marjam Sent, hoogleraar economie aan de Radboud Universiteit in Nijmegen, schreef alvast een opgemerkt opiniestuk voor het Nederlandse blad De Groene Amsterdammer. Daarin merkt ze onder meer op: ‘Niet de wetenschappers maar de managers maken de dienst uit aan Nederlandse universiteiten. In plaats van onderwijs en onderzoek te ondersteunen, zijn de administratieve afdelingen vooral druk doende met het samenstellen van spreadsheets ten behoeve van de volgende visitatie of accreditatie. Als gevolg daarvan ben ik bijna meer tijd kwijt met het verantwoorden van mijn onderwijs dan met het verzorgen ervan.’

Dubbel tijdverlies

Maar er dreigt nog een groter gevaar dan de visitaties. De Vlaamse en Nederlandse overheden hebben beslist om ze te vervangen door zogenaamde instellingsreviews. Daarbij wordt de instelling als geheel geëvalueerd in plaats van de verschillende onderdelen. In Nederland is men daar al mee bezig.

Op zich zou dat het evaluatiesysteem kunnen verlichten, ware het niet dat van 2015 tot 2028 beide systemen naast elkaar blijven bestaan. De Vlaamse instellingsreviews beginnen in het academiejaar 2015-2016 aan de VUB, aan de KU Leuven in 2016. De reviews van deze eerste ronde zijn een experiment en blijven zonder gevolg. Daarna volgt een tweede ronde in 2020-2021 en een derde ronde in 2027-2028. Vanaf de derde ronde kan een instelling een ‘accreditatieaanvraag’ krijgen.

‘Dat is niet onbelangrijk’, merkt Torfs op, ‘want als een instellingsreview negatief uitdraait en het oordeel ook na een nieuwe evaluatie negatief blijft, wordt de instelling niet langer gefinancierd door de overheid en verliest zij het recht om academische graden te verlenen. We spreken dus over een periode van vijftien jaar waarin zowel visitatiecommissies als instellingsreviews plaatsvinden. Dat betekent dubbele kosten en dubbel zoveel tijdverlies. Bovendien getuigt het van een blijk van wantrouwen jegens de instellingen.’

‘Ik ben absoluut van plan om hiertegen iets te doen’, vervolgt de rector. ‘Nederlandse collega’s vertellen mij dat de instellingsreviews, die de zaken zouden moeten vergemakkelijken, niet tot de gewenste resultaten leiden, maar integendeel nog meer administratieve overlast veroorzaken. Daarom ga ik samen met mijn Nederlandse collega Bert van der Zwaan, rector van de Universiteit Utrecht, het verzet organiseren.’

Publicatiedruk

Volgens Torfs brengen zulke formele evaluaties ook mee dat professoren en universiteiten zich te veel moeten bezighouden met rankings: ze lijden onder een enorme publicatiedruk en de stress om ‘geciteerd’ te worden in wetenschappelijke tijdschriften. De preoccupatie met rankings lijkt een exponent van de formalisering van de academische wereld geworden.

Daarom stelt Torfs voor om te evolueren naar een meer kwalitatieve analyse: ‘In plaats van alle publicaties gewoon op te tellen, is het beter om de focus te leggen op de beste vijf of tien publicaties van een academicus. Bij de evaluatie van academisch personeel moet je ook kijken naar hun persoonlijkheid: is iemand professorabel inzake onderzoek, maar ook inzake onderwijs, dienstverlening en inspiratie? Daarom neem ik in Leuven samen met enkele vicerectoren de criteria voor het beoordelen van professoren onder de loep.’

Ten slotte wil Torfs ook de maatschappelijke en wetenschappelijke impact van een onderzoek in rekening brengen. Hij geeft als voorbeeld het werk van de Brusselse professor François Englert: ‘Het heeft jaren geduurd voor het belang en de impact van zijn inzichten werden geapprecieerd, maar ze leidden uiteindelijk wél tot de Nobelprijs voor de Fysica.’

Zelfregulering

Rik Torfs aanvaardt het recht van de overheid op controle van de universiteiten en hogescholen. ‘Toch ben ik eerder voorstander van een zichzelf regulerend systeem. Nee, ik ben geen liberaal geworden’, lacht het gewezen CD&V-parlementslid. ‘Je kunt dit principe ook christelijk interpreteren: mensen vertrouwen geven. De artistieke wereld heeft toch ook geen externe instanties die haar kwaliteit beoordelen? Goede waar prijst zichzelf. Ik vraag dat de overheid vertrouwen geeft aan onze instellingen op basis van de diploma’s die wij afleveren, en op basis van wat onze afgestudeerden presteren in de markt.’

DOOR MICHEL VANDERSMISSEN

Rik Torfs (KU Leuven): ‘Visitaties kosten de universiteit jaarlijks honderdduizenden euro’s.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content