Marc Dubois (KU Leuven)
Marc Dubois (KU Leuven) Docent architectuur aan de KU Leuven en architectuurcriticus

De houten woningen van Peter Callebaut bezitten de rijkdom van de eenvoud.

Het onderzoeksproject rond de Belgische architectuur uit de periode 1945-1970, opgezet door Miel De Kooning, resulteerde al in monografieën over Lucien Engels en Willy Van der Meeren. DeSingel maakte exposities waarin deze oeuvres uitvoerig aan bod kwamen. De derde in de reeks is Peter Callebaut (1916-1970), een fascinerende persoonlijkheid die een klein maar integer oeuvre naliet. Het proefschrift van Gert Van Conkelberge vormde ditmaal de basis voor deze boeiende herontdekking.

Geboren in Londen als zoon van architect Ernest Callebaut, krijgt hij een opleiding aan de Brugse Academie van Schone Kunsten. Hij volgt geen architectuurstudies maar leert het metier in zijn vaders atelier. Via zelfstudie ontdekt hij het werk van architect Mies van der Rohe, de Japanse bouwkunst en vooral de architectuur uit de Scandinavische landen. De belangstelling voor wat er in Noord-Europa op het gebied van architectuur en design gebeurt, is rond 1950 zeer groot. Vooral het werk van Alvar Aalto, Arne Jacobsen en Jörn Utzon fascineert de jonge generatie ontwerpers in België. Het is vooral de intense relatie tussen het gebouw en de natuur die inspirerend werkt en als voorbeeld dient voor de toenemende opdrachten in landelijke omgevingen.

Callebauts oeuvre is een opeenvolging van bijna uitsluitend woningen, vaak gebouwd met een zeer beperkt budget.

Wie zijn werk in realiteit wil zien, kan best naar Nieuwpoort-Bad gaan. In een duinengebied staan acht woningen, waaronder de zijne uit 1956. De wijze waarop hij het duinenlandschap respecteert, zowel de topografie als de natuurlijke begroeiing, vormt een antipode van de vele brutale verkavelingen aan onze kust. Smalle wegen volgen de glooiing van het terrein en door het veelvuldig gebruik van hout ontstaat een visuele eenheid tussen zijn creaties. Zijn eigen woning bestaat uit een minimale compositie van lijnen, ruimte ontstaat hier in de omgeving van muren. Het is een kristallisatie van zijn zoeken naar de essentie, naar een architectuur die stilte en discretie kan uitstralen. Zijn benadering is ver verwijderd van de actuele neiging tot een vaak esthetiserend minimalisme.

Callebaut tilt zijn woning iets boven de duinglooiing, een oplossing met een sterke Japanse inslag. Dit wordt nog versterkt door de grote stenen op het terrein, afkomstig van het Japans paviljoen van Expo 58.

Het gaafst bewaard gebleven gebouw is de vakantiewoning Van Hoorebeke uit 1962 in Zeebrugge. Gelegen in de duinen, met zicht op zee en polderlandschap, bezit deze woning een volledig houten skelet. Door de zilvergrijze patine die de cederhouten gevelbekleding heeft gekregen, gaat het geheel op in de site. Ontegensprekelijk blijft deze realisatie de interessantste houten woning in Vlaanderen na 1945. Voor Van Conkelberge ligt de kracht van deze architectuur in de schijnbaar moeiteloze verzoening van “banaliteit” en “originaliteit”.

FRAGILITEIT

Toen Callebaut in augustus 1970 stierf aan een hartaanval, was hij volop bezig met een van zijn sterkste werken, het Centrum voor kunst en kunstambachten Valerius De Saedeleer in Etikhove. Het is ingeplant op een unieke site in het mooie golvende landschap van de Vlaamse Ardennen. De bestaande woning is tot op een hoogte van één meter gesloopt en fungeert als een soort ruïne, een blijvende herinnering aan het verleden van de plek. De langwerpige balkvorm, bekleed met cederhouten beplanking, is de expositieruimte met atelier en kraagt uit over de helling. De twee kopgevels kregen van Callebaut een volledige beglazing, waardoor vanuit het interieur het landschap krachtig visueel wordt gekadreerd. Hier bereikt hij een maximale ruimtebeleving met een minimum aan middelen.

Hoewel Callebaut er vaak de nadruk op legde dat een architect een goede constructeur moet zijn, kon hij zijn gebouwen vaak om financiële redenen onvoldoende detailleren. De hier nagestreefde fragiliteit resulteerde op termijn ook in grote technische problemen.

Het idee van de overkragende balkvorm werd ook als concept genomen voor de ruimtelijke presentatie in deSingel. Op de schuine helling van de foyer werd een stellage gebouwd met een toegankelijk platform, waarop diverse documenten zijn aangebracht. Het tijdschrift Vlees & Beton publiceerde de eerste overzichtscatalogus van Callebauts oeuvre. Dichter en opdrachtgever Hedwig Speliers schetst erin een beeld van de figuur van Callebaut.

De architect toont ons wat de rijkdom van de eenvoud kan inhouden. Zijn werk is de antipode van de vele schreeuwerige bouwsels die jaarlijks in Vlaanderen worden neergepoot met de schijn en de pretentie van landelijke architectuur. Zijn sprankelende eenvoud sluit bijna naadloos aan bij de actuele stroming om de architectuur te verlossen van de drang naar opzichtelijke vormelijkheid, een bewuste keuze die zich nu het sterkst manifesteert in Zwitserland. Maar ook bij de huidige generatie Vlaamse ontwerpers, zoals bij Stéphane Beel, is het verzet tegen de loze vorm aanwijsbaar en krijgt het werk van Callebaut een actuele betekenis.

In een land met een diep-gewortelde baksteentraditie toont Callebaut dat de moderniteit ook gebruik kan maken van hout als evident bouwmateriaal. Hij vormt als het ware de tegenpool van de massieve baksteencreaties van Jozef Lietaert, een eveneens vergeten bouwmeester uit de jaren vijftig en zestig.

Tot 15/3 in deSingel, Antwerpen, van di. t/m zo. 14.00 tot 18.00.

Marc Dubois

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content