‘Spelen voor 4000 man, geweldige ambiance, fantastisch.’ Blinkende ogen, het plezier straalt eraf. Wie Jean-Michel Saive, net geen 36, ziet vertellen, weet: deze man stopt nog lang niet.

Was het u opgevallen? In april van dit jaar werd Jean-Michel Saive vice-Europees kampioen tafeltennis. Er was een tijd, niet eens zó lang geleden, dat vrijwel elk pingpongballetje dat Saive sloeg uitgebreid in het nieuws kwam, tv haalde, zelfs in Vlaanderen. In 1994 en 1995 – Justine Henin en Kim Clijsters waren nauwelijks de lagere school ontgroeid – stond Saive gedurende exact 515 dagen nummer 1 op de wereldranglijst. En dat in een mondiale sport, dé sport van meer dan 1 miljard Chinezen. Nu, tien jaar later, schommelt hij ergens rond de vijftiende plaats. Nog altijd, of nog máár vijftiende?

JEAN-MICHEL SAIVE: Nog altijd vijftiende. Dat is toch ongelooflijk? Ik speel dit jaar mijn vijftiende wereldbeker, en volgend jaar in februari neem ik voor de zeventiende opeenvolgende keer deel aan de Top 12, het toernooi met de beste twaalf spelers van Europa, dat is een absoluut record. Op 17 november word ik 36 jaar, en ik sta nog in de top-vijftien van de wereld. Als de volgende ranking uitkomt, stijg ik allicht zelfs naar plaats elf. Niet te geloven, vind ik zelf.

Is tafeltennis in de loop van die jaren veranderd?

SAIVE: Ontzettend. Sinds enkele jaren spelen we geen sets meer naar 21 punten, maar kortere sets naar 11 punten. Tactisch vraagt dat een geweldige aanpassing. Vroeger mocht je vijf keer na elkaar opslaan, nu maar twee keer, bijvoorbeeld. Je krijgt geen tijd meer om in de wedstrijd te komen, alles gaat vreselijk snel. Al verandert het uiteindelijk weinig aan de wereldranglijst. Ik had eerlijk gezegd verwacht dat daardoor meer verrassingen zouden ontstaan. Maar op het eind van de rit blijft het toch hetzelfde.

Ik denk wel dat het door die nieuwe regels voor mij gemakkelijker geworden is om stand te houden. Het geeft me de kans geregeld nog eens van de besten ter wereld te winnen. Volgens de oude regels was dat moeilijk: wedstrijden duurden dan iets te lang voor mij. Naar 11 punten spelen geeft me tegen de toppers meer vertrouwen. Anderzijds heb ik nu ook meer schrik om zelf te verliezen van wie onder mij gerangschikt staat.

Hoe ben je erin geslaagd zolang stand te houden?

SAIVE: Hygiène de vie. Hoe zeg je dat in het Nederlands? Ik ben nog altijd gemotiveerd en speel met evenveel passie als vroeger, ondanks mijn drieëntwintig jaar op internationaal niveau. Ik besef ook wel dat ik nooit meer nummer 1 van de wereld zal worden, daarvoor is mijn achterstand te groot. Maar ik draai nog mee op alle grote toernooien, op alle grote kampioenschappen. Waarom zou ik stoppen? Ik zit bij La Villette Charleroi in een ontzettend goede ploeg: vijf keer op rij finale Champions League, vier keer gewonnen. Daardoor kan ik op een hoog niveau blijven trainen. Natuurlijk, de manier waarop is veranderd: ik moet meer doseren, nadruk leggen op kwaliteit, anders kan mijn lichaam niet meer mee.

Drieëntwintig jaar de wereld afreizen, komt daar geen sleet op? Kim Clijsters is het na een jaar of tien al beu.

SAIVE: Dat wel, ja. Reizen is vermoeiend. Bovendien speelt de helft van onze competities zich af in Azië. Telkens de jetlag, het uurverschil tussen de twee continenten, dat is slopend. Ik heb bijvoorbeeld twee jaar lang in een privé-circuit gespeeld. Een steenrijke Japanner had voor de beste spelers ter wereld een eigen competitie opgezet: twintig toernooien per jaar, allemaal in Japan. Goed betaald, maar ik ben ermee gestopt. Niet vol te houden. Je kon er geen punten verdienen voor de wereldranglijst, dus ik moest ook alle gewone competities blijven spelen. En tussendoor vloog ik telkens terug naar huis om met Charleroi in de Europabeker aan te treden. Dat werd me te veel.

Ook begin dit jaar heb ik een moeilijke periode gekend. Net na het Europees kampioenschap dat me opnieuw in de top-tien bracht, ben ik naar Amerika getrokken, in de hoop daar mijn ranking nog te verbeteren. Dat viel tegen. Ik was moe, ik had er misschien te veel van verwacht. Daarom heb ik anderhalve maand pauze ingelast. En zie mij hier nu zitten. Ik ben opnieuw een jonge man in de kop, très excité. Zin om er weer in te vliegen, klaar voor de volgende wedstrijd.

Stond je er zelf van te kijken dat je op het Europees kampioenschap nog de finale haalde? Of was je ervan overtuigd dat het nog kon?

SAIVE: Een beetje van beide. Voor het toernooi was ik nummer vijf op de Europese ranglijst. Dan maak je een kans. Sinds 1990 ben ik maar één maand uit de top-20 van de wereld gevallen. Ik stond er altijd, alleen zat ik te wachten tot het er op een groot toernooi nog eens zou uitkomen. Want voor pers en publiek maakt het toch een verschil: EK, WK, Olympische Spelen hebben gewoon meer uitstraling. Wat mij vooral verbaasde, was dat ik mijn niveau de hele tijd kon volhouden, en de opeenvolging van wedstrijden verteerde. Want laat het mij zo uitdrukken: ‘Op één honderd meter-spurt kan ik nog iedereen verslaan, op tien honderd meters hebben de anderen veel meer kans dan ik.’

Kun je goed leven van tafeltennis?

SAIVE: Ja. Tafeltennis is mijn beroep sinds ik met mijn humaniora gestopt ben, nu toch al een jaar of zeventien geleden. Ik verdien niet zoveel als een topvoetballer of een toptennisser. Was ik een tennisser van hetzelfde niveau, ik was misschien miljardair! Zeventien jaar in de top-20 van de wereld: reken maar uit. Maar ik beoefen nu eenmaal een andere sport. En als ik dan tijdens de Olympische Spelen eens rondkijk in het dorp… Vanzelfsprekend richt je je blikveld altijd eerst op wie méér verdient: de wielrenners, de tennissers. Maar ik troost me met de gedachte dat er ook zijn die aan taekwondo doen, of zwemmers. Zelfs wie atletiek beoefent, komt niet rond, behalve misschien Kim Gevaert. Wie in tafeltennis tot de wereldtop behoort, kan er goed van leven. Maar je moet wel aan de top staan. Mijn broer Philippe is nummer 88 in de wereld: hij organiséért een wereldbekermanche om geld te verdienen. Als hij alleen de wereldbeker zou spélen, zou hij het financieel niet redden.

Een sport leeft en groeit dankzij haar boegbeelden. Heeft tafeltennis in België voldoende geprofiteerd van het ‘effect-Saive’?

SAIVE: Sinds 2001 heeft Philippe de organisatie van de wedstrijden van de nationale ploeg op zich genomen. Dat was een stap vooruit: plots beschikten we over meer sponsors, en de organisatie was beter afgewerkt. Jammer dat we geen derde broer hadden, om die taak al tien jaar geleden op zich te nemen. Dan had Philippe zich wat langer kunnen concentreren op het spelen alleen. Met wat meer professionalisme had er tien jaar geleden inderdaad meer in gezeten.

Maar het blijft me verbazen hoe populair onze sport is, en blijft. Tien jaar geleden, in ‘la belle époque Saive’, speelden we met Charleroi in de zaal La Garenne, voor maximum 2000 toeschouwers. Nu spelen we al vier jaar in de baskethall ‘Spiroudôme’, zelfs voor de slechtste wedstrijd halen we nóg meer toeschouwers dan tien jaar geleden. Eind oktober stond er een wedstrijd van de wereldbeker geprogrammeerd in Luik, in een zaal van 5000 toeschouwers: er kwamen 4000 betalende fans op af. Ik sta al twintig jaar aan de top, altijd dezelfde naam, de pers besteedt minder aandacht aan tafeltennis, maar de mensen blijven komen! Ik sta er zelf van te kijken.

Eén zaak moet me wel even van het hart: voor die wereldbeker heb ik geen enkel interview in ‘het Vlaams’ gegeven. Niet één. Nochtans doe ik altijd mijn best om Nederlands te spreken. Mét of zonder fouten, tot daar toe, maar ik probeer het toch altijd. En ik laat me nooit in met communautaire discussies, dat vind ik stupide. Blijkbaar was de Vlaamse pers niet geïnteresseerd. Er komen nochtans heel wat Vlamingen met bussen naar onze wedstrijden in Charleroi kijken. Hetzelfde voor de organisatie: Philippe ondervond geen hinder om Waalse sponsors te vinden, en om het Waalse Gewest achter zijn project te krijgen. Maar uit het noorden: bijna niks. Ik weet dat ik in Vlaanderen geen slecht imago heb, maar tafeltennis is kennelijk gedaald op de waardeladder. We hebben nu Tom Boonen, Kim, Justine. Toen ik op mijn hoogtepunt was, was er niemand in het tennis. En in het wielrennen begon de periode-Museeuw pas, we kwamen uit een periode dat alleen Claude Criquielion wat ophef maakte.

In 2008 wil je voor de zesde opeenvolgende keer naar de Olympische Spelen. Wat vind je zo bijzonder aan de Spelen?

SAIVE: Ik weet het niet, want ze waren niet echt een succes. Het is de enige grote competitie waarin ik geen medaille gehaald heb. Jammer. Maar achteraf bekeken mag ik alleen over Atlanta ’96 ontgoocheld zijn. Seoel ’88 was eigenlijk een mirakel dat ik erbij was. In Barcelona ’92 stuit ik op een genaturaliseerde Chinees, tegen wie ik tot dan toe nog nauwelijks gewonnen had. Het was er ook de láátste keer dat ik tegen hem verloor. In Sydney 2000 kom ik uit tegen de Zweed Jan-Ove Waldner, zowat de beste tafeltennisser uit de geschiedenis. Een van mijn beste matchen tegen hem, maar wel verloren. Dat kan in de sport. En nu is mijn beste tijd natuurlijk voorbij.

Wat wil je gaan doen na je actieve carrière? Sta je al stil bij je afscheid?

SAIVE: Niet echt, neen. Ik hoop dat ik in de sport zal kunnen blijven. Een maand of zes geleden heeft de minister van Sport gepolst of ik een job als topsportmanager zag zitten. Zoiets als Ivo Van Aken in Vlaanderen. Mijn antwoord was simpel: uitstekend idee, maar ik wil nog blijven spelen. Tot 2008. Ik heb altijd gezegd, en dat herhaal ik hier nog eens met klem: liever een jaar te lang spelen, dan een jaar te vroeg stoppen. Ik wil er pas mee ophouden als ik bij mezelf denk: ‘Jean-Mi, nu moét je. Je kunt niet meer. Het is gedaan.’

En waarom? Simpel: we hebben onlangs een nieuwe zaal ingehuldigd in Luik, met een interland België-Slovakije. Dat is géén affiche, hé. Wel, er zat 4000 man in de zaal. Vierduizend mensen, voor een match van niks. Als je daar dan staat te spelen… het publiek, de sfeer. Als je stopt, is dat gedaan. Dat krijg je nooit meer terug, dat gevoel.

Hoor ik hier angst voor het afscheid?

SAIVE: Dat kan ik niet ontkennen. Er waren wel periodes in mijn carrière dat ik wat minder gespeeld heb, wat meer van het leven genoten, al eens vaker op een golfterrein stond. Dat was ook aangenaam: geen stress, geen druk van buitenaf. Maar ik ben al mijn hele leven gewend van de ene wedstrijd naar de andere te hollen, telkens nieuwe doelen te stellen. Ik moet eerlijk toegeven dat ik een beetje bang ben om na mijn carrière zonder die doelstellingen te vallen. Week in week uit iets nieuws, niet blijven stilstaan bij nederlagen, op naar het volgende. Dat zal wegvallen. Mijn leven zal in een ander tempo verlopen…

Het duurt jaren voor een topsportmanager zijn doelstellingen verwezenlijkt ziet. Als het er al ooit van komt.

SAIVE: Dat weet ik. Gelukkig ben ik altijd al geëngageerd geweest. Ik was vier jaar lang voorzitter van de ‘Club of Table Tennis Professionals’, ik zit in de atletencommissie van het Belgisch Olympisch en Interfederaal Comité, ik heb al een paar vergaderingen bijgewoond van de ‘Conseil Supérieur du Sport en Communauté Française’. Ik kén het tempo in dat soort vergaderingen. Als sporter heb je altijd direct resultaat, uit zo’n commissie kom je zonder resultaat. Ik begrijp best dat sommige sporters erop afknappen. Zal ik eraan kunnen wennen? Ik weet het niet. Maar het is een voordeel dat ik al aangevoeld héb, hoe traag het soms gaat.

Wat kan er volgens jou beter in de Belgische sport?

SAIVE: We maken veel te weinig gebruik van onze ex-sporters. Een voorbeeld: mijn broer was geen wereldtopper, maar telde wel mee. Sinds kort organiseert hij tafeltennisevenementen. Welnu, je voelt het verschil. Hij organiseert met de ogen van een atleet. Kijk naar Bayern München: wie staat er aan de top? Uitsluitend ex-voetballers: Franz Beckenbauer, Karl-Heinz Rummenigge, Uli Hoeness. Ik pleit er niet voor om ex-sporters onmiddellijk een management of een politieke functie te geven, dat niet. Laat ze eerst de stiel leren. Maar daarna moet je op hen een beroep doen. Sebastian Coe, ex-wereldrecordhouder 800 en 1500 meter, is nu hoofd van het organisatiecomité van de Spelen 2012 in Londen. Politici zijn nodig, want politiek is een vak apart. Maar ze moeten zich laten bijstaan en adviseren door ex-topsporters. Zoals topsportmanager Ivo Van Aken in Vlaanderen doet.

Jij lijkt de geknipte figuur: intelligent, tweetalig, ervaring zat…

SAIVE: Ik ben nog altijd atleet. Nog te veel atleet, zelfs. Ik heb nog niks anders gedaan in mijn leven, ik moet in andere domeinen nog veel leren. Maar het zegt me wel iets.

Hoe kijkt een tennisliefhebber, en een voormalig nummer 1 van de wereld in zijn eigen sport, aan tegen de hype rond Kim Clijsters en Justine Henin-Hardenne?

SAIVE: Ik was ontzettend blij dat Kim eindelijk haar grand slam won. Ik kén het gevoel: ik heb in het begin van mijn carrière ook de finale van het Europees kampioenschap gehaald, maar verloren. Finale wereldkampioenschap gehaald. Verloren. Ik ben nummer 1 geworden zonder een grote kampioenstitel te winnen. Kim heeft het altijd ver van zich weg geduwd, dat het niet zo belangrijk was, maar geloof me, ik spreek uit ervaring, dat was het wél. Ik wéét wat voor een opluchting het geweest moet zijn. Voor Kim lijkt momenteel alles op wolkjes te lopen: successen, verliefd… Maar in haar imago mag je de rol van haar vader Lei niet onderschatten. Hij heeft een ongelooflijk belangrijke job, en doet die ook ontzettend goed. Ik weet dat veel persmensen het moeilijk hebben met hem, maar ondertussen pakt ie wel al het negatieve op zich. Iedereen is kwaad op Lei, niemand op Kim. Héél goed.

Wat Justine betreft: veel mensen beoordelen haar te hard. Maar dat komt omdat ze zelf een beetje ‘maladroite’ is. Onhandig, ongelukkig, vooral in haar communicatie. Ze pakt het niet goed aan. Neem nu haar beslissing om niet meer voor de nationale ploeg te spelen. Iedereen kan het begrijpen als Justine zegt dat ze volgend jaar alles op alles wil zetten om opnieuw nummer 1 van de wereld te worden. En dat ze dan zeer selectief moet zijn in de opbouw van haar programma, dat ze er de Fed Cup niet kán bijnemen omdat haar lichaam blessuregevoelig is. Zeg dat dan zo: ‘Sorry mensen, ik wil wel voor de nationale ploeg spelen, maar het kan niet, het is te veel.’ Iedereen zal er begrip voor opbrengen. Maar hoe is het nu naar voren gebracht? ‘Het is niet omdat Kim speelt, dat ik moet spelen…’ En hup, het spel zat op de wagen. Jammer.

Nog zoiets: toen ze terugkwam van de Olympische Spelen. Hoe vaak zal het gebeuren dat mensen je staan op te wachten op de luchthaven? Geen vijf keer in je carrière. Als je dan langs een andere deur probeert weg te glippen, dan is dat ook weer maladroit. C’est simplement maladroit.

Je houdt ook erg van voetbal. Je bent zelfs panellid bij de voetbaluitzendingen van de Franstalige betaalzender BeTV. Wat doe je daar?

SAIVE: Wat ik niet doe, is technisch-tactische uitleg geven. Daarvoor hebben ze trainers in de studio. Maar ik zit daar als ‘de geïnteresseerde sportliefhebber’, en vanuit mijn eigen ervaring als topsporter stel ik vragen. Leuk hoor. En boeiend. Na elke uitzending heb ik het gevoel dat ik iets bijgeleerd heb over voetbal. Hopelijk ervaren de kijkers het ook zo.

Luikenaar van geboorte, maar je ‘werkt’ in Charleroi. Naar welke voetbalclub gaat je voorkeur uit?

SAIVE: Geen twijfel mogelijk, jongen: Standard champion, olé, olé. Eindelijk. Of laat ik maar voorzichtig blijven: ik hoop het.

Door Kris Croonen

‘Was ik een tennisser van hetzelfde niveau, ik was misschien miljardair!’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content