Hubert van Humbeeck

Op 16 april worden de verdragen ondertekend waarmee tien nieuwe landen tot de Europese Unie toetreden. De Sloveen Alojz Peterle is hun enige vertegenwoordiger in het presidium van de Europese Conventie, die een grondwet voor de nieuwe Unie moet schrijven. Een ontmoeting onderweg.

Veel discussie was er niet. Met meer dan negentig procent van de uitgebrachte stemmen keurden de Slovenen onlangs de toetreding van hun prille landje tot de Europese Unie goed. Het kleine Slovenië verrast in vele opzichten: het noordelijke stukje van voormalig Joegoslavië liet de kibbelende Kroaten, Bosniërs en Serviërs tien jaar geleden snel achter zich. Het had de blik vrijwel meteen op Brussel gericht.

Alojz Peterle was de eerste premier van het onafhankelijke Slovenië, maar hij brengt nu al maanden meer tijd in Brussel door dan in Ljubljana. Hij vertegenwoordigt het parlement van zijn land in de Europese Conventie, die in Brussel bijeen is over de toekomst van Europa. De Conventie moet ervoor zorgen dat de Europese instellingen nog kunnen werken als tien nieuwe landen aansluiten. De verdragen daarover worden deze maand in Griekenland ondertekend. Op 1 mei volgend jaar telt de Unie 25 lidstaten.

De Sloveen Peterle is de enige vertegenwoordiger van de kandidaat-lidstaten in het presidium van de Conventie. ‘Let wel: ik vertegenwoordig daar niemand. Het is voor mij een eer, maar de kandidaat-lidstaten kozen er niet voor om als een blok op te treden. Ik heb dus geen mandaat om voor iedereen te spreken. Maar ik sta open voor al hun ideeën en voorstellen.’

Afgezien daarvan is hij niet helemaal tevreden met het werk dat totnogtoe in de Conventie is verricht. Hij had meer ambitie verwacht, om werk te maken van een sterker politiek Europa. ‘De Conventie moet meer doen dan cosmetische verbeteringen aan verdragen aanbrengen. Bij de vertegenwoordigers van de kandidaat-lidstaten is de bereidheid om te hervormen groot: we hebben de voorbije tien jaar nauwelijks iets anders gedaan. Weet u wat vreemd is? We begrepen lange tijd niet wat er in West-Europa werd bedoeld, als daar over een ‘democratisch deficit’ werd gesproken. Nu begrijpen we dat maar al te goed.’

Enerzijds zijn de kandidaat-lidstaten blij dat ze aan het werk van de Conventie mogen deelnemen. Anderzijds vinden ze het nog altijd niet leuk dat ze eigenlijk toch niet als volwaardige gesprekspartners worden beschouwd. In de Verklaring van Laken, waarbij de Conventie werd opgericht, staat namelijk dat ze, tenslotte, een consensus onder de huidige lidstaten niet in de weg mogen staan. ‘Toch is het tijdens de debatten moeilijk om te zeggen wie er uit welk deel van Europa komt’, zegt Alojz Peterle. ‘Ik zou zeggen: we zijn allemaal kandidaat-lidstaten van een toekomstig Europa. We onderhandelen niet over toetreding, we discussiëren over hoe dat toekomstige Europa zal werken. Wordt onze stem gehoord? Soms wel, soms niet. Maar er loopt geen scheidingslijn of geen grens tussen de lidstaten en de kandidaat-lidstaten. We zijn met de kandidaten bijna allemaal kleine landen, we leren het spel. We zoeken soms een alliantie met Duitsland, dan weer met het Verenigd Koninkrijk… We treden niet op als een blok, en zo moet het ook zijn.’

DE KANT VAN DE KLEINE LANDEN

In een bui van Europese overmoed werd het werk van de Conventie aanvankelijk vergeleken met dat van de Amerikaanse Constitutional Convention, die in 1787 in Philadelphia bijeen was. Het moment werd historisch geacht. ‘De criteria die in de Verklaring van Laken naar voren werden geschoven, zijn belangrijk’, bevestigt Peterle. ‘Het gaat om democratie, transparantie, efficiëntie en een bestuur kort bij de burger. De Conventie moet dus meer doen dan alleen de bestaande verdragen versimpelen. Voor ons is dit moment inderdaad historisch. De toetreding tot de Europese Unie verankert Slovenië in een vrije wereld. Lidmaatschap van de Unie bevestigt wat we zijn: een onafhankelijk land. Het betekent kansen voor onze economie, voor onze jonge mensen, veiligheid.’

Toch stelt dat lidmaatschap verschillende Centraal- en Oost-Europese landen voor problemen. Het wil namelijk ook zeggen dat ze een deel van de autonomie die ze dikwijls pas recent hebben verworven, moeten afgeven. Slovenië, bijvoorbeeld, maakte zich nauwelijks tien jaar geleden los uit het voormalige Joegoslavië. Alojz Peterle heeft inderdaad stemmen gehoord, die zich afvroegen waarom het jonge land nu weer een deel van zijn soevereiniteit moet afgeven. ‘Ja. Maar de mensen begrijpen ondertussen dat we niet meer opgeven dan bijvoorbeeld Duitsland, België of Italië. We houden onze soevereiniteit, we dragen alleen een deel van de uitoefening daarvan aan de Europese instellingen over. De mensen beseffen nu dat onze nationale identiteit daardoor niet in het gedrang komt, dat we er zelfs meer kansen door krijgen.’

‘Er zijn, merkwaardig genoeg, merkelijk minder Slovenen die enthousiast zijn over de NAVO. Die instelling haalde bij het referendum veel minder stemmen – maar goed zestig procent. Dat heeft te maken met wat er in de Golf gebeurt, en met het verleden. Eerst was dat niet zo. Toen we besloten om het lidmaatschap van instellingen zoals de EU en de NAVO te zoeken, gingen de mensen ervan uit dat de EU en de NAVO twee kanten van dezelfde medaille waren. Nu is er een strekking die zich tegen een lidmaatschap van Slovenië bij de NAVO verzet. Soms komen ook bepaalde oude reflexen weer boven: er zijn er die beseffen dat met een lidmaatschap van de NAVO het verleden helemaal begraven wordt en die dat niet prettig vinden.’

De kandidaat-lidstaten vielen in de Conventie ondertussen midden in een discussie tussen de lidstaten over wie er uiteindelijk in Europa het laatste woord moet spreken: de Commissie of de Raad? Wie weegt het zwaarst: de Europese instellingen als zodanig, of toch nog de Europese Raad waarin de verschillende regeringen vertegenwoordigd zijn? Het antwoord op die vragen is belangrijk. In het ene geval houdt de Unie als politieke constructie een overwicht, in het andere blijven de verschillende hoofdsteden bepalen wat er gebeurt. In het ene geval zet Europa een stap in de richting van een politieke unie, in het andere blijft het toch vooral een economisch samenwerkingsverband.

‘Het ís ook een belangrijke discussie,’ vindt Alojz Peterle. ‘De meerderheid van de vertegenwoordigers van Slovenië hangt de communautaire methode aan. Dat wil zeggen: wij denken dat de Commissie het continent tot meer politieke samenwerking kan brengen. Een uitgebreid Europa heeft die verdieping ook nodig. Wij staan daarmee dus aan de kant van andere kleine landen, zoals België. Maar een polarisering tussen kleine en grote landen is ook niet goed. Er is het voorbije decennium in de Unie een evenwicht gegroeid – en dat moet behouden blijven.’

EEN KWESTIE VAN POLITIEKE WIL

Het is voor de Oost-Europese nieuwkomers niet het gemakkelijkste moment om bij de gesprekken te worden betrokken. De oorlog met Irak trekt een diepe kloof door de Unie – met Spanje, het Verenigd Koninkrijk en Italië aan de ene en Frankrijk, Duitsland en ook België aan de andere kant. De Sloveen blijft voorzichtig. ‘Het is voor de nieuwkomers niet goed dat dit nu gebeurt. Het zou onmiskenbaar veel beter zijn als Europa ook inzake Irak één lijn zou trekken. Dit is niet het beeld van méér Europa dat ons voor ogen staat. We kunnen in de Conventie verzinnen wat we willen, als de politieke wil ontbreekt komt niemand een stap vooruit.’

Is Peterle niet bang dat de discussie over een ‘oud’ en een ‘nieuw’ Europa, zoals ze door de Amerikanen wordt aangewakkerd, de hele Unie kan splijten? Zijn land ondertekende mee de brief van de zogenaamde tien van Vilnius, waarin de kandidaat-lidstaten zich in het conflict in de Golf aan de kant van de VS scharen. Er past daarbij een nuance, zegt Peterle. ‘Er is geen split tussen een oud en een nieuw Europa: alleen het ‘oude’ Europa is verdeeld. De Unie moet op het vlak van defensie sterker naar buiten komen. In goed partnerschap met de NAVO – dat is geen tegenstrijdigheid. Ik heb daar recent ook met verschillende Amerikaanse politici over gepraat: ook zij verwachten een sterker Europa, en tegelijk een sterkere NAVO.’

Maar hij beseft ook dat de discussie desalniettemin op de Conventie weegt. Het gevolg is onder meer dat verschillende landen nu openlijk naar versterkte samenwerking streven – samenwerking waar niet alle landen bij betrokken zijn. Zo lag België, bijvoorbeeld, aan de basis van een initiatief op het vlak van defensie. Het zal nauwer gaan samenwerken met Duitsland, Frankrijk en Luxemburg. ‘Ik vind niet dat zo’n initiatief een motie van wantrouwen is’, zegt Alojz Peterle. ‘Ik ben een voorstander van versterkte samenwerking. Op voorwaarde dat alle landen onder dezelfde omstandigheden kunnen meedoen. Ik hou van het model van de euro: een succesvol, Europees project. Wie kan en wil meedoen, doet dat. Anderen zullen misschien later de stap zetten. Als er nu op het vlak van defensie iets langs dezelfde lijn wordt opgezet: uitstekend! Ik ben daar voor.’

Hubert van Humbeeck

‘Er is geen split tussen een oud en een nieuw Europa: alleen het ‘oude’ Europa is verdeeld.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content