Vijf jaar geleden begon de volkerenmoord in Rwanda. Op minder dan honderd dagen werden meer dan een half miljoen Tutsi’s en gematigde Hutu’s afgeslacht. De Amerikaanse activiste Alison Des Forges zoekt naar de waarheid.

Ze is Amerikaanse en verzeilde op het einde van de jaren zestig als lerares in Rwanda. Het land liet haar nooit meer los. Ze leerde het Kinyarwanda – “moeilijker dan chinees” – en werd een internationale autoriteit. Geruime tijd voor de genocide in april 1994 uitbrak, waarschuwde ze in diverse rapporten voor de dreigende slachting. Toen de horror losbarstte, was ze in de Verenigde Staten. Urenlang zat ze aan de telefoon. Vrienden en bekenden in Kigali deden haar het gruwelijke relaas van de moordpartijen. Sommigen zou ze nooit meer horen of weerzien. Sindsdien werkt ze voltijds voor Human Rights Watch. Vorige week, na vijf jaar enquêtewerk, verscheen een indrukwekkend boek over de volkerenmoord: “Leave none to tell the story”. Volgens Filip Reyntjes is het de “eerste grondige analyse van één van de zwartste bladzijden uit de geschiedenis van de jongste kwarteeuw”.

De dag voor het boek in Parijs wordt voorgesteld, loopt Alison Des Forges in het Brussels kantoor van Human Rights Watch van de ene naar de andere telefoon. De Canadese radio, de BBC, Franse kranten, allemaal willen ze een interview. Het kan, het moet. Met één vermoeide hand in de grijze haren vertelt ze voor de zoveelste keer het afschuwelijke verhaal. Ze praat stil, met dezelfde breekbare stem die in 1997 de Belgische Rwanda-commissie de harde waarheden over het verzuim van bijstand vertelde.

De boeken over de Rwandese genocide zijn niet meer te tellen. Toch zette u zich ook aan het schrijven?

Alison Des Forges: Ik vond dat men verder moest gaan dan het relaas van de getuigen. Er was behoefte aan een analyse en een historisch kader. Het team waarmee ik werkte had het geluk dat het tal van administratieve documenten kon raadplegen. Uit de vele verslagen van vergaderingen kun je bijna de stemmen en de overwegingen van de ambtenaren horen. Het lijken heel normale mensen. Het kwaad, het onbegrijpelijke kwaad dat ginder werd aangericht, gebeurde door gewone mensen. Het is iets te gemakkelijk om al die moordenaars als dierlijke monsters voor te stellen, want dan lijkt het erop alsof zij fundamenteel van ons verschillen en dat daar de oorzaak van het bloedbad ligt. Zo simpel is het niet. Meestal gaat het om mensen zoals u en ik. De vraag is of wij in gelijkaardige omstandigheden even zwak zouden zijn en dezelfde weerzinwekkende daden verrichten. Als we daar niet op focussen, zal Rwanda altijd een verre Afrikaanse catastrofe blijven, één die ons nauwelijks raakt.

Denkt u nu milder over de moordenaars?

Des Forges: Geleidelijk aan kreeg ik een beter inzicht in hun motivatie en werd duidelijk hoe zwaar ze onder druk stonden. Dat maakt de moordenaars niet minder schuldig, wel integendeel. Er was geen fataliteit of onvermijdelijke natuurkracht die hen tot die slachtingen dreef. Ze konden kiezen; ze waren niet verplicht om het kwade te doen. Op zeker ogenblik beslisten die normale mensen om anderen te doden. Daar ligt precies het afschuwelijke van de Rwandese tragedie. Pas als je beseft hoe normaal de moordenaars en beulen zijn, word je je ervan bewust dat zulke misdaden zich kunnen herhalen. Dan pas begin je in te zien dat je altijd waakzaam moet blijven.

Over veel feiten bestaat nog grote onduidelijkheid. Zo blijft het nog altijd een open vraag wie het vliegtuig van president Juvénal Habyarimana op6 april 1994 neerhaalde.

Des Forges: Dat lukt pas als je alle regeringsdocumenten kunt inkijken. Zelfs professor Reyntjes, die het verst met dat onderzoek is gevorderd, zit momenteel strop. Voor mij is het ondertussen wel een uitgemaakte zaak dat de bedenkers van de genocide op die fameuze 6de april nog niet volledig klaar waren met de organisatie. Daaruit mag je echter niet concluderen dat ze het presidentiële vliegtuig niet kapotschoten. Het kan best dat ze ertoe werden verplicht. Wie die opdrachtgevers waren, weet ik echter niet.

Volgens sommigen kun je weinig zinvols over de genocide zeggen, zolang je de moordenaars van de president niet kent. Zij trokken de doodsmachine op gang.

Des Forges: Ik ben het daar niet mee eens. Ook zonder de aanslag op het vliegtuig was het tot een bloedbad gekomen. De plannen bestonden en de organisatie ervan was grotendeels klaar.

Over de genocide bestaat een Hutu- en een Tutsi-waarheid. Waar situeert u zich?

Des Forges: Bij de ene noch de andere. Ik begrijp dat degenen die toen ter plaatse waren, heel geëmotioneerd reageren en alleen in hun waarheid geïnteresseerd zijn. Hetzelfde geldt voor veel buitenstaanders die meenden dat ze hoe dan ook een kamp moesten kiezen. Ik probeerde als historica te werken, afstand te bewaren en serieus werk te leveren.

Bent u het er dan niet mee eens dat de verantwoordelijkheid van de Hutu’s veel groter is dan die van de Tutsi’s?

Des Forges: We komen geen stap verder als we in etnische termen blijven denken. Niet de Hutu’s of de Tutsi’s zijn verantwoordelijk, wel de leiders. Het is voldoende bekend dat veel gematigde Hutu’s eveneens werden vermoord. Het onderzoek moet zich bijgevolg op individuele personen toespitsen. Ongetwijfeld zullen we bij de Hutu’s de meeste misdadigers tellen. Hun leiders stelden immers dat de genocide de Hutu-zaak zou dienen.

Een excuus van de pleitbezorgers van de Hutu’s is dat Rwanda niet één maar meerdere genocides telde.

Des Forges: Ik deel die mening niet. Voor een genocide bestaat geen enkele verontschuldiging, ook niet een eventuele andere volkerenmoord. Overigens klopt de stelling van de vele genocides niet. Het FPR maakte zich ongetwijfeld aan slachtingen en moordpartijen schuldig, maar dat is nog altijd wat anders dan een genocide. Als minderheid had het FPR trouwens geen enkel belang om de etnische tegenstellingen aan te scherpen. Alleen als het zich als een nationale kracht aandiende en ook Hutu’s inschakelde, kon het zich handhaven. Het is daar ten dele in gelukt. Er zijn nogal wat Hutu’s die de ideeën van het FPR onderschreven en belangrijke verantwoordelijkheden kregen. Als we zulke feiten ontkennen, vervalsen we de geschiedenis.

Terecht hadden de mensenrechtenorganisaties vooral aandacht voor de genocide, de afschuwelijkste van alle misdaden. En we moeten er alles aan doen dat zoiets zich nooit meer herhaalt. Dat mag echter niet tot gevolg hebben dat we geen belangstelling meer hebben voor kleinschalige moordpartijen en misdaden tegen de mensheid. Als we die door de vingers zien, of zelfs vergoelijken, scheppen we het klimaat voor een echte volkerenmoord. Het is niet omdat het FPR zich niet aan genocide schuldig maakte, dat het voor de andere misdrijven niet gestraft moet worden.

Opmerkelijk aan de Rwandese volkerenmoord is het groot aantal moordenaars. Nooit voordien werden zoveel mensen op zo korte tijd door zoveel mensen afgemaakt.

Des Forges: Dat was ook de opzet van de leiders van Hutu Power. Ze wilden dat zoveel mogelijk mensen bloed aan hun handen hadden, zodat iedereen schuldig was. Het was een doordachte en bijzonder akelige strategie. De rol van de autoriteiten en hun legitimiteit is heel intrigerend. De verklaring dat Rwandezen zeer volgzame mensen zijn en blindelings uitvoeren wat de leiders beslissen, voldoet me niet. Wie aan het ultieme kwaad begint en moet kiezen of hij zijn buren, zijn kennissen of een oude vrouw vermoordt, probeert die daden te vergoelijken en zich achter autoriteiten te verschuilen. Dat de instructies van de hoogste staatsleiding kwamen, droeg er aanzienlijk toe bij dat velen zich zo gemakkelijk in de moordmachine inschakelden.

De internationale gemeenschap draagt een zware verantwoordelijkheid. De hele tijd heeft ze die regering ontzien. Nooit betwistte ze haar legitimiteit.

Viseert u nu België?

Des Forges: Niet alleen. Frankrijk bakte het nog bruiner. Maar iedereen heeft boter op het hoofd. Het is toch ongehoord dat Rwanda tijdens de hele genocide een zitje in de Veiligheidsraad behield en geen enkel land protesteerde. Indien de internationale gemeenschap de Rwandese regering had duidelijk gemaakt dat ze op geen enkele steun meer moest rekenen, omdat het haar aan elementair fatsoen ontbrak, was de horror voortijdig gestopt. De bevolking had zich dan ongetwijfeld van de regering afgekeerd, want de Rwandezen zijn gevoelig voor de internationale opinie. Vele scholen en ziekenhuizen werden met internationale hulp opgericht en niemand wilde die steun kwijt. Als er ons uit het Rwandese drama iets moet bijblijven, is het dat we bij flagrante schendingen van de mensenrechten veel krachtiger moeten reageren. Iedere staat, ongeacht of hij in Afrika, Europa of Zuid-Amerika ligt, moet weten dat er normen zijn die je niet ongestraft kunt overtreden.

Is de “ethnic cleansing” in Bosnië en Kosovo vergelijkbaar met wat in Rwanda gebeurde?

Des Forges: De logica is misschien dezelfde, maar ik heb niet de indruk dat Servië in Kosovo een hele bevolking wil uitmoorden. In Rwanda was dat wel het doel. Ik zeg dat met het nodige voorbehoud, omdat ik geen Balkan-deskundige ben. Fundamenteel verschillend is alleszins de houding van de internationale gemeenschap. Kosovo ligt in Europa, bijgevolg kan het niet passief toekijken. Zeker voor de Amerikanen telt het leven van een Afrikaan beduidend minder dan dat van een Europeaan.

U bent er evenmin in geslaagd om de Amerikaanse archieven in te kijken.

Des Forges: Zolang we daar niet in slagen, blijft een groot deel van de waarheid over Rwanda verborgen. Ik hoop dat dit boek in de VS zoveel discussie uitlokt dat daar eveneens een onderzoekscommissie komt. Nu ook de Verenigde Naties zich daartoe akkoord verklaarden, is het de enige acteur die nog ontbreekt. Sommige Amerikaanse beleidsmensen reageren anders dan vroeger, maar aan het vrijgeven van documenten en het oprichten van een onderzoekscommissie zijn ze nog niet toe.

Pikt men het dat u de Amerikaanse regering over een ver Afrikaans probleem lastigvalt?

Des Forges:(verbaasd) Waarom niet? Dat is toch heel gewoon. Het bewijst dat er in de Verenigde Staten een decente democratie is. Maar de vrije meningsuiting wordt er zo gekoesterd dat velen denken dat ze het bij woorden kunnen laten. Om in de VS klaarheid over Rwanda te krijgen, zullen we vele politieke krachten moeten mobiliseren.

Waarom kwam het uitgerekend in Rwanda tot een genocide?

Des Forges: Er zijn vele redenen en ze hebben minder met Afrika dan met la condition humaine te maken. De mensen kozen er op zeker ogenblik voor het kwaad en – belangrijk en typisch voor Rwanda – geloofden dat ze erbij konden winnen. Vele moordenaars waren arme stakkers die voedsel en grond nodig hadden en de initiatiefnemers hebben daar gewetenloos op ingespeeld. Ze boden mensen zonder hoop opnieuw een perspectief aan. Toch aanvaard ik niet dat de oorzaak bij de armoede ligt. Er bestaat geen fataliteit dat armoede noodzakelijk tot massaal moorden leidt. Altijd is er het keuzemoment.

Het valt me op dat we ons bij de beoordeling van de Rwandese genocide dikwijls zelf aan racisme bezondigen. Velen gaan ervan uit dat de Afrikanen, in tegenstelling tot de westerlingen, de top van de beschaving nog niet bereikten. Vandaar de tribale samenlevingsvormen, inclusief het elkaar uitmoorden. Alsof doodslag tot de essentie van de Afrikaanse cultuur behoort en altijd zal blijven bestaan. Zo’n diagnose is fundamenteel racistisch en toch hoor je die voortdurend in Washington. Zo’n analyse komt het Westen natuurlijk goed uit. Het pleit de verantwoordelijken bijna van alle schuld vrij. Als het moorden in de ziel van de Afrikaanse mens zit, kun je daar niets aan veranderen. Ik vind dat heel choquant.

Waarom weigerde de internationale gemeenschap in het begin over genocide te praten?

Des Forges: Men wist maar al te goed dat genocide een geladen begrip met vergaande morele en juridische gevolgen is. De vrees was groot dat het gebruik van het woord de druk zou vergroten om te interveniëren.

Waren de regeringen op de hoogte van wat er gebeurde?

Des Forges: Natuurlijk. De 8ste april 1994 bezorgde generaal Romeo Dallaire de VN al een document waarin hij de aandacht vestigde op de systematische slachtpartijen. Die tekst is overduidelijk. Daarnaast waren er vele reportages en alarmkreten van tal van deskundigen. De regeringen wisten het, daarover bestaat geen enkele twijfel. Trouwens, de resolutie van de Veiligheidsraad van de 7de april is veel explicieter dan de resoluties die later werden gestemd. Later haalde de berekening het van de verontwaardiging en de volkerenmoord werd steeds meer als een onbeheersbare natuurramp voorgesteld. Alsof het een groot onweer was, waar niemand schuld aan had. Niemand wou verantwoordelijkheid opnemen.

Ook de Belgische regering wist wat er gaande was?

Des Forges: Absoluut. Lees er de diplomatieke correspondentie tussen de Belgen en de Amerikanen op na. Die laat geen enkele twijfel toe. Volgens de Amerikanen mocht een humanitair drama niet als alibi voor een vredesoperatie dienen.

Lag het debacle in Somalië aan de basis van die botte Amerikaanse houding?

Des Forges: Ongetwijfeld. De Amerikanen noch de Britten wilden het mandaat verruimen, omdat ze niet wilden betalen. Minder duidelijk is de Franse houding en de invloed van Parijs op de toenmalige secretaris-generaal van de VN Boutros Boutros-Ghali.

Is het niet misdadig dat België na de moord op de tien para’s zijn troepen terugtrok en alle VN-troepen uit Rwanda probeerde te halen?

Des Forges: Ik vind niet dat België een zwaardere schuld treft dan de andere landen. Het gaat om een gedeelde verantwoordelijkheid van de hele internationale gemeenschap. Je kunt ook niet zeggen op welk moment men abdiceerde. Het ging om een lang proces waarbij iedereen zijn verantwoordelijkheid systematisch ontvluchtte.

Toen u in februari 1997 voor de Rwanda-commissie getuigde, oordeelde u hard over de Belgische regering.

Des Forges: Even hard oordeelde ik in de Franse Rwanda-commissie over de Franse regering en ook in de VS vinden ze dat ik hen te zwaar op de korrel neem. Ik had me graag milder opgesteld, maar daarvoor ontbrak het me aan feiten en gegevens.

Is uw opinie ondertussen veranderd?

Des Forges: Integendeel. Beter dan vroeger besef ik nu dat de Rwandese bevolking nooit zover was gegaan indien de internationale gemeenschap krachtiger had gereageerd. In 1997 stond ik op het standpunt dat alleen een militaire interventie het geweld had kunnen stoppen. Ondertussen is het me duidelijk dat er binnen de Rwandese samenleving veel verzet was. Er waren dissidenten en er was oppositie, maar hun verweer mislukte omdat ze in het buitenland geen weerklank en steun vonden. Tot de 20ste april hebben ze weerstand geboden, toen was het voorbij.

Het vertrek van de Belgen gaf de moordenaars vrij spel.

Des Forges: Natuurlijk is dat pure lafheid en België kan hooguit verzachtende omstandigheden inroepen. Indien de regering overtuigd was dat de Amerikanen zich tegen elke uitbreiding van de VN-actie zouden verzetten, geloofde ze misschien dat het geen enkele zin had om nog ter plaatse te blijven. Het Belgisch pleidooi om de hele operatie te stoppen, heeft echter vele Afrikaanse landen ontmoedigd die een grotere inspanning overwogen.

Hoe beoordeelt u het Rwanda-verslag van de Belgische Senaat?

Des Forges: Het is een ernstig en eerlijk document. Er zijn feiten naar boven gekomen die het mogelijk maakten om een stuk dichter bij de waarheid te komen. Als je de senatoren al een verwijt kan maken, is het dat ze op het einde te mild oordelen. Desondanks ging het om een heel belangrijk initiatief. België was het eerste land dat zijn regering met zo’n onderzoek confronteerde en dat had verreikende gevolgen. Daardoor kwam er een onderzoek in Frankrijk en komt er hopelijk een enquête in de VS.

In uw boek legt u de nadruk op de individuele verantwoordelijkheid van de bevoegde ministers. Uitgerekend op dat punt is de Belgische Senaat teruggedeinsd.

Des Forges: Dat belangrijke aspect is niet opgehelderd. In Frankrijk nog minder dan in België. Ik begrijp wel dat zoiets bijzonder gevoelig ligt, maar toch moeten we erop blijven hameren. Het kan de waarheid ten goede komen en verhinderen dat men in de toekomst in dezelfde fouten hervalt.

Hoe moet een land als België vandaag optreden?

Des Forges: Het minste is wel dat het ervoor zorgt dat de verdachten die hier verblijven, voor de rechtbank komen en in geval van schuld worden veroordeeld. Daarnaast moet België het internationaal Arusha-tribunaal steunen en niet alleen met geld. Hoewel de werking beduidend verbeterde, is er nog veel werk aan de winkel.

Zou het niet passend zijn dat de Belgische regering, zoals Willy Brandt destijds in Polen, voor de slachtoffers knielt?

Des Forges: Er zijn efficiëntere manieren om zijn spijt te tonen. Veel beter lijkt het me om de huidige situatie nauwgezet te volgen en er waakzaam op toe te zien dat het leven van de mensen in deze regio wordt beschermd. Zowel in 1996 als 1997 werden duizenden mensen in Congo vermoord en recent vloeide er weer veel bloed in Rwanda. Opnieuw werd er nauwelijks gereageerd en moest het respect voor het menselijk leven het afleggen voor de doelstellingen op korte termijn.

Wat denkt u over het huidige regime in Rwanda?

Des Forges: Dat is een heel moeilijke vraag. Duidelijk is alleszins dat het regime in volle evolutie is en dat het FPR steeds belangrijker wordt. Je kunt niet verwachten dat in Rwanda de normale democratische normen worden gerespecteerd. Wel dat er een elementair respect voor het menselijk leven bestaat.

Ligt de oorzaak van de huidige bloedbaden bij het regime of bij de milities van de Interahamwe?

Des Forges: In beide kampen bevinden zich moordenaars en ik betwijfel of de internationale gemeenschap voldoende doet om te verhinderen dat het opnieuw tot een kettingreactie komt.

Alison Des Forges, “Leave None To Tell The Story. Genocide in Rwanda”, Human Rights Watch, New York/Washington/Londen/Brussel, 790 blz.

Paul Goossens

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content