Zondag heropent het sadistische universum van Big Brother zijn deuren. Het roemruchte tv-programma toont het leven zoals het is. Grotesk uitvergroot dan wel.

De peroxide-blonde god van de Vlaamse televisie, Sergio, zei het onlangs nog: een tv-programma waar een miljoen Vlamingen naar kijkt, kan toch geen slecht programma zijn. Hij bedoelde Big Brother (BB), waarvan de tweede editie volgende zondag van start gaat op het commerciële station Kanaal 2. Opnieuw zal een dozijn meestal jonge mensen zich enige maanden laten opsluiten in een huis. Alle beslissingsrecht of privacy wordt hen ontnomen, alles wat ze doen en zeggen wordt geregistreerd en publiek gemaakt, terwijl hun opsluitingsregime wellicht de minimumnormen van Amnesty International niet haalt. Maar dat is niet erg, het is toch maar televisie.

De kandidaten ondergaan een afvallingswedstrijd, waarna een van hen, die zowel door zijn medebewoners als door het grote publiek het sympathiekst wordt bevonden, met een zak geld naar huis mag. Alle anderen zullen losers zijn, maar ondertussen genieten ze wel van vijftien minuten roem. Die zijn, aldus Andy Warhol, in de mediasamenleving voor iedereen weggelegd. Een kwartiertje, want langer kunnen deze overwegend van bordkarton vervaardigde BB-persoonlijkheden de roem toch niet schragen.

De vriendelijkste kritiek op dit programma wil dat het even boeiend is als het gadeslaan van groeiend gras. Maar het is vooral de schaamteloosheid waarmee dit programma de grenzen tussen privé- en publiek domein negeert, die van BB een ‘geval’ heeft gemaakt. In het buitenland wordt het BB-concept nog het vaakst tot het genre van de trash TV of de télé-poubelle gerekend, vuilnisbak-tv. Maar het publiek lust er dus wel pap van. En een miljoen kijkers moet je nu eenmaal verdienen. Het zou van BB zelfs ‘een fenomeen’ maken.

Toch is dat miljoen (een grof gemiddelde; BB kende één topmoment van 1,9 miljoen) ook weer niet zó geweldig. Een beetje voetbalwedstrijd, het journaal op een wat spannende dag, een heruitzending van FC De Kampioenen of een quiz waarin iemand miljonair kan worden, het haalt allemaal vlotjes dat miljoen kijkers – wat dan nog amper één op de zes Vlamingen is. Dit voorjaar scoorde het VRT-Woestijnvis-programma Mannen op de rand een dozijn weken na elkaar zelfs zestig procent hoger. Allemaal ‘fenomenen’? Welnee, amusement.

DE KIEZERS VAN HITLER

Veeleer zijn aard dan zijn relatieve succes maakte BB controversieel. Zelfs de paus sprak er zijn zorg over uit. Al verzinkt de controverse in Vlaanderen tot zacht gemurmel, wanneer ze wordt vergeleken met bijvoorbeeld de mediatieke storm die in het kwekzieke Frankrijk opstak toen daar dit voorjaar Loft Story, de lokale BB-versie, bij het commerciële betaalstation M6 op antenne kwam.

Het Sergio-beginsel, dat wil dat iets ‘niet slecht’ kan zijn omdat het veel volk lokt, weerklinkt wel vaker als argument. Maar het is waardeloos omdat er niets mee gezegd is. Want, for the sake of argument: was Hitler dan ook ‘niet slecht’ omdat in 1933 bijna de helft van de Duitsers voor hem stemde? En hadden al die Duitsers dan ‘gelijk’? Dit zeer onzorgvuldige principe omzeilt vooral de ware inzet van de zaak. Termen als ‘slecht’ of ‘goed’ verwijzen naar ethische of esthetische categorieën. En geen van beide is van toepassing op BB. De ultieme bestaansreden ervan is zijn publieke succes en dus zijn commerciële belang.

BB mag nog een tweede rondje meedraaien omdat het in de eerste plaats een bedrijf is, waarin honderden miljoenen frank omgaan. De reclametijd rond een zo gehypet programma als BB, dat druk wordt bekeken door een trendgevoelig publiek van jeugdige consumenten, is goud waard. De Vlaamse Media Maatschappij (VMM), eigenaar van Kanaal 2, omkaderde de tweede editie nog meer dan de eerste met marketing, product placement, merchandising, sponsoring en tal van spin-offs en afgeleide commerciële activiteiten. Velen zullen daar bepaald niet slechter van worden, al die sponsors en adverteerders, en niet te vergeten Endemol Entertainment, de Nederlandse bedenker en exploitant van de BB- format, plus natuurlijk de VMM zelf.

Om de boekskes niet te vergeten. Die krijgen niet alleen weer maandenlang een gespreksonderwerp aangeleverd, maar ook nog eens een dozijn nieuwe mediahelden, wier zielenroerselen, blootfoto’s en andere flinterdunne intimiteiten weer enige tijd stof voor, mja, berichtgeving zullen bieden. De amusementsindustrie verslijt de BV’s per dozijn, zodat daarvan met grote regelmaat een nieuw blik moet worden opengetrokken.

De redenering dat een tv-programma ‘slecht’ zou zijn omdat er een cent aan te verdienen valt of omdat het hoge kijkcijfers haalt, getuigt van hypocriet moralisme. Toch blijft dat moralisme rond BB waren. Zelfs de VMM laat niet na om het in te roepen, zij het dan door het om te keren. Ze herhaalt namelijk telkens weer dat uit onderzoek zou zijn gebleken dat niet alleen de heffe des volks maar ook de kieskeurige meerwaardezoekers van het ‘elitaire’ Canvas zich graag aan BB-kijken bezondigen. Alsof het programma zo’n vrijbrief nodig heeft.

ROLMODEL VOOR JONGE VROUWEN

De ambivalenties rond BB drijven nog het duidelijkst boven in het boekje Big Brother. Een controversiële real live soap (uitgeverij Garant), samengesteld door de Leuvense cultuursocioloog Gust De Meyer en een aantal van diens studenten. Andermaal toont De Meyer zich een goedmoedige pastoor met een slecht geweten, die krampachtig hip en cool wil zijn om toch maar volk in zijn kerk te lokken. Maar dat wil niet zo best lukken. Zijn soutane verraadt hem. Hij blijft gevangen zitten in een contradictie. Hij verwijt de ‘elitaire’ cultuur haar hautaine moralisme, maar kan het nooit laten om zijn beschouwingen over populaire cultuur met idem dito te vergiftigen. Maar dan wel om op te hemelen wat anderen verguizen.

De Meyers ultieme argument blijft: met zo’n massa kijkers is de laatste die toch nog kritiek laat horen (de ethicus Koen Raes, de criticus Mark Holthof of de schrijver Herman Brusselmans), een ‘fatsoensrakker’ die maar beter zijn mond houdt. Ondertussen moeten we nu van De Meyer aannemen dat de aandoenlijke diva Betty wel degelijk ‘een rolmodel voor vele (jonge) vrouwen’ zou zijn. En ‘een zangeres’ bovendien. Het is maar wat men daaronder begrijpt.

Ondertussen krijgen we Betty’s huwelijksperikelen breeduit geserveerd, want De Meyer wil bewijzen dat BB daar niet de schuld van is. En terwijl gêne de lezer al bekruipt, mag hij dus vernemen dat Betty’s echtgenoot, slager Marc, al eerder een vriendin had. Zei Betty toch, in Dag Allemaal. Want van bronnenkritiek heeft De Meyer ook al geen kaas gegeten. Hij citeert de begrijpelijke zelfverdediging van BB’s kandidaten en makers in allerlei boekskes alsof het om driedubbel gecheckte onderzoeksresultaten uit wetenschappelijke traktaten ging.

De Meyer kletst maar wat. Hij wil ons ook al wijsmaken dat de outing van kandidaat Glenn als homo meer voor de aanvaarding van de homoseksualiteit heeft betekend dan duizend acties en pamfletten. Heeft hij dat effect dan onderzocht? En had Will Ferdy dat dan niet eerder gedaan? Of Marianne Dupon in De Mol? Zo grossiert De Meyer in de onbewezen beweringen.

Kwalijker wordt het wanneer dat snelle geklets in betekenisloze woordenkraam ontaardt, zoals wanneer De Meyer BB-deelnemer Steven als ‘eeuwige rebel’ typeert. Toch betreft het hier allerminst een Spartacus, maar wel een volstrekt genormaliseerd consumptieslaafje. Wat kan in diens geval de term ‘rebellie’ nog betekenen? De iets luciedere muzikant Manu Chao bezit in deze meer recht van spreken, wanneer hij uit eigen ervaring vaststelt dat de amusementsindustrie zelfs de rebellie als een consumptiegoed heeft geaccapareerd. Want niet voor niets ging deze Steven met de zak geld naar huis.

SCHIJN EN IMAGO’S

De Meyers naïeve boekje getuigt van een collaboratiementaliteit en brengt wie iets van BB wil begrijpen geen stap verder. Wie wil bewijzen dat BB het kritische vermogen aantast, heeft er zelfs een goed argument aan.

Het interessantste aan het programma blijft om het te zien als een interactief spektakel, waarvan de aantrekkingskracht stoelt op de twee-eenheid van voyeurisme en exhibitionisme. De Meyer noemt het genre waartoe BB behoort de real live soap (soms ook real life, maar dat zal wel aan zijn geklets liggen). Dat klinkt zeer paradoxaal, want een ‘soap’ is een vorm van fictie en kan dus nooit ‘real’ of echt zijn. Hoewel. In een door de media beheerste samenleving wordt iets pas echt of waar of interessant als het op tv is geweest – het CNN-effect in de Amerikaanse politiek. En mogen de BB-deelnemers er wel hoog van opgeven dat ze altijd ‘zichzelf zijn’ en via een back to basics een hoge graad van persoonlijke authenticiteit zouden etaleren, net het omgekeerde is het geval. Zowel zijzelf als de programmamakers ensceneren en manipuleren hun verschijning tot een makkelijk herkenbaar typetje – dan wordt ‘echt’ pas een soap.

Dat typetje begint dan een survival-tocht door het sadistische, want van willekeur doordrongen universum van Big Brother, waarin de mens voor de mens een wolf is. Elk werkt occasioneel samen met de andere typetjes (om opdrachten tot een goed eind te brengen), maar verkeert met hen vooral in een meedogenloze concurrentiestrijd, want er kan maar één winnaar zijn. Die verhoudingen weerspiegelen perfect de basisstructuur van de op concurrentie, imago’s en schijn steunende prestatiesamenleving van vandaag. De herkenbaarheid is groot – maar er valt ook lekker te griezelen met die stumperds die zich daar, hopend op een snoepje, vanalles laten welgevallen waarvoor ze in de realiteit zouden passen. Maar zo toont Big Brother dan toch het leven zoals het is. Zij het dan een grotesk uitvergrote karikatuur daarvan. Want het is toch maar televisie.

Marc Reynebeau

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content