Deel 2, waarin aan bod komen: tekorten en overschotten, buffers en dada’s, het Zilverfonds en de verloren inkomsten,en de aard van het Belgische beestje. Tussendoor wordt gezocht naar 1 miljard om de begroting in evenwicht te brengen.

LUC COENE: We hebben bij de Hoge Raad van Financiën vastgesteld dat de begroting van 2007 afsloot met een tekort van 0,2 procent van het bruto binnenlands product (bbp), terwijl het de bedoeling was om een overschot van 0,3 procent te halen. En dat ondanks het feit dat de economische groei sterker was. We hebben toen dus een half procentpunt gemist, of pakweg 1,5 miljard euro. Dat dreigt zich te herhalen in 2008. Daarom hebben we de alarmklok geluid, want we hadden het gevoel dat ons land geleidelijk aan afgleed naar een situatie zoals in de jaren zeventig en we weten hoe dat geëindigd is: met een devaluatie van de frank.

Ik hoop dat de verantwoordelijke beleidsmensen wakker geschud zijn. We hadden aanvankelijk voor dit jaar een overschot van 0,5 procent van het bbp voor ogen, maar dat wordt zeker niet gehaald. Om voor 2008 een evenwicht te behalen, moet er nu ongeveer 1 miljard euro gevonden worden. En als er niets gebeurt, dus bij een ongewijzigd beleid, moet er volgend jaar nog eens 3 à 4 miljard gevonden worden, omdat je door de indexering van de belastingschalen vanaf januari 2009 een pak fiscale inkomsten zult verliezen. En dan houden we nog geen rekening met een vermindering van de economische groei. Het zal dus nog een stuk moeilijker worden om in 2009 dat begrotingsevenwicht te bereiken.

GEERT NOELS: Ik vind het moeilijk om een begroting voor 2008 en 2009 te evalueren zonder even naar de voorgaande jaren te kijken. De Hoge Raad van Financiën is ook daarover duidelijk. Ten eerste: we hebben de afgelopen jaren geen gebruik gemaakt van de goede conjunctuur om reserves aan te leggen. Ten tweede: de afgelopen jaren was er ook een daling van de rentelasten, en ook daarvan hebben we geen gebruik gemaakt om reserves aan te leggen. Dat is dramatisch, want anders hadden we vandaag een grote buffer gehad van 2 à 2,5 procent van het bbp, zodat we tegen een stootje zouden kunnen.

URBAIN VANDEURZEN: Ik ben het daarmee eens. We hadden die conjunctuur- en rentebonus opzij moeten zetten, maar we hebben er een beleid van uitgaven mee gevoerd. Dat mag echter geen excuus zijn voor de huidige regering om haar huiswerk niet te maken. We stevenen vandaag af op een tekort op de begroting, en we moeten die absoluut in evenwicht brengen – zoals dat in het regeerakkoord trouwens vooropgesteld werd.

COENE: Het realiseren van dat begrotingsevenwicht dit jaar is het absolute minimum voor de huidige regering, want anders verliest ze al haar geloofwaardigheid: als ze er het eerste jaar niet in slaagt om haar eigen doelstellingen te realiseren, wie gelooft er dan nog in dat ze 1 procent overschot zal halen in 2011, zoals aangekondigd in de regeringsverklaring van Leterme I?

NOELS: Dat zijn wijze woorden die ik onderschrijf. En als ik dan naar de conjunctuur kijk, dan denk ik dat de begroting in 2008 afgerond niet zal eindigen op een nul-komma-iets, maar wel met een minteken ervoor. Dus toch een licht begrotingstekort. Maar in 2009 vrees ik dat we een cijfer zullen zien waar we allemaal heel hard van zullen schrikken, want de conjunctuur verslechtert. En als je dit jaar en volgend jaar geen evenwicht kunt halen, is het hek van de dam: de tekorten zullen alleen maar oplopen. Maar wie ligt er eigenlijk vandaag nog wakker van het opmaken van de begroting, want iedereen discussieert over B-H-V. Vroeger stonden de kranten rond deze tijd van het jaar vol over de begroting, vandaag domineren communautaire thema’s. Discussieert men vandaag wel ernstig over wat onze topprioriteit zou moeten zijn: een gezonde begroting?

RUDYDE LEEUW: Deze regering zal hoe dan ook een antwoord moeten bieden op de vraag hoe we onze uitkeringen en pensioenen welvaartsvast gaan houden, en hoe we de koopkracht ook in de toekomst kunnen bewaren.

VANDEURZEN: En hoe we onze concurrentiekracht gaan behouden.

COENE: Ja, ja, dat moest de regering in de jaren zeventig ook doen, maar ze hebben dat nagelaten. Ik zie zoveel parallellen tussen het einde van de jaren zeventig en vandaag. Ook toen zaten we in een politiek onstabiele periode, met om de zes maanden een andere regering. Er bestond geen consensus over wat dan ook, en er was veel communautaire heibel. Men was helemaal niet begaan met hoe het sociaaleconomisch liep. Nu stel je hetzelfde vast: er heerst grote onverschilligheid bij de politieke kaste over de huidige economische problemen. Ze lijken te denken: waarom zouden we ons druk maken? Het zal wel allemaal overwaaien… Ik zie bij de politici geen sense of urgency voor de economische problemen en dat maakt me ongerust. Ik hoop maar dat de regering die lessen uit de jaren zeventig niet vergeten is.

VANDEURZEN: In elk geval, als je het ondertussen opgelopen tekort wilt corrigeren naar een begroting in evenwicht, dan moet je tot 2009 toch minstens een structurele ingreep doen van 3,5 à 4 miljard euro. Dat betekent onvermijdelijk dat er een discussie over de efficiëntie van de overheid zal moeten worden gevoerd. Spijtig genoeg staan daarover geen harde engagementen in het regeerakkoord en we weten allemaal: wat niet in het regeerakkoord staat, valt onderweg moeilijk af te dwingen.

DE LEEUW: We hebben in 2007-2008 eigenlijk 2,5 miljard euro verloren voor het Zilverfonds, dat de kosten van de vergrijzing moet opvangen. En dat bedrag gaan we nooit terugwinnen. Daar zijn de tussentijdse regering-Verhofstadt en de regering-Leterme I verantwoordelijk voor. Bovendien was de belastinghervorming van minister Didier Reynders (MR) geen hervorming maar een eenzijdige belastingverlaging, die geen rekening hield met de onrechtvaardigheid van het belastingsysteem, noch met de toekomstige lasten van de vergrijzing. Dergelijke operatie kon België zich eigenlijk niet veroorloven, en het was een gemiste kans om extra inkomsten te zoeken door de kapitaalinkomens correcter te belasten en zo een herverdeling van de fiscale druk door te voeren, met minder belasting op lonen en meer op kapitaal. Dat is niet gebeurd. We zitten nu conjunctureel in een zeer moeilijke periode en kampen met de hele koopkrachtproblematiek. Maar toch moet er een nieuw tijdschema opgesteld worden om dat Zilverfonds opnieuw te spijzen – zelfs als dat in een tussenperiode met eenmalige maatregelen gebeurt.

NOELS: Dat vind ik belangrijk: onderschrijft u die 1 procent overschot in 2011?

DE LEEUW: Ik ga daar niet op in.

NOELS: Maar waarom niet? Gaat u dat overschot van 1 procent verdedigen? Als u A zegt – ‘ik wil dat het Zilverfonds weer aangroeit’ -, dan moet u ook B zeggen – ‘ik onderschrijf de belangrijkheid om de volgende drie à vier jaar substantiële overschotten te halen’.

DE LEEUW: Maar wij zeggen dat we willen dat het Zilverfonds weer aangroeit, en dat dit ofwel van eenmalige maatregelen kan komen, ofwel met overschotten die worden weggezet.

VANDEURZEN: We hebben inderdaad al een achterstand opgelopen tegenover het uitgetekende parcours van hoe we het Zilverfonds financieel zouden opbouwen. In dit land hebben we het blijkbaar moeilijk om te sparen voor toekomstige kosten. Dat zit niet in de aard van het Belgische beestje. Bij ons loopt het meestal zo: als er ook maar een béétje overschot is, komt iedereen met zijn dada aanzetten, en dan wordt het overschot over twintig prioriteiten verdeeld. Over het opbouwen van overschotten voor toekomstige kosten maak ik me dan ook geen illusies meer.

NOELS: Ik vrees inderdaad dat er in België geen consensus bestaat om overschotten te creëren, en dat maakt me zeer ongerust.

VANDEURZEN: En dan is er maar één andere fundamentele oplossing: we moeten massaal veel jobs bijmaken. Want ofwel creëren we overschotten, ofwel zorgen we ervoor dat het systeem door vele handen gedragen wordt. Dus: we moeten niet alleen een begroting in evenwicht krijgen, er moet niet alleen structureel 3,5 à 4 miljard weggesneden worden om een nieuw beleid mogelijk te maken, maar we moeten iedereen op alle niveaus aanspreken en mobiliseren rond een werkgelegenheidsstrategie, zodat we op die manier de solidariteit en de pensioenen kunnen blijven financieren. We moeten tegen 2020 500.000 extra banen scheppen.

NOELS: Marktjobs!

VANDEURZEN: Ja, we moeten échte jobs creëren, die bijdragen aan de financiering van ons systeem. Daarvoor moet iedereen eindelijk zijn verantwoordelijkheid eens nemen. De werkzaamheidsgraad (het percentage werkenden in de bevolking tussen 15 en 64 jaar, nvdr) moet in Vlaanderen van 65 procent naar 70 procent, de minimumdoelstelling van Lissabon. Maar Wallonië en Brussel zitten rond de 56 procent, met een beduidend hogere werkloosheid dan in Vlaanderen, dus daar moet nog heel wat gebeuren.

We moeten ervoor zorgen dat ouderen langer aan de slag blijven, dat de werkloosheid vermindert en de mobiliteit tussen Vlaanderen en Wallonië vergroot. En daarom moet het arbeidsmarktbeleid geregionaliseerd worden. En de financieringswet, die vandaag een dotatie is van het federale niveau aan gewesten en gemeenschappen, moeten we omvormen naar een financiering met eigen middelen, door een deel van personen- en vennootschapsbelasting over te hevelen naar de regio’s. En daarbij stel ik de interpersoonlijke solidariteit niet ter discussie.

DE LEEUW: Met die fiscale autonomie krijg je gegarandeerd een discussie over waar die belastingen precies geheven moeten worden: waar je werkt of waar je woont? En dan heb je de specifieke situatie van Brussel, waar veel mensen werken zonder dat ze er ook wonen. Bovendien kun je op dezelfde werkvloer nooit een verschillende fiscaliteit volgens woonplaats heffen, dat is on-be-heers-baar. En ik vrees dat de volgende stap toch zal zijn dat er geprutst wordt aan de financiering van de sociale zekerheid.

VANDEURZEN: Men moet aan Franstalige kant in elk geval goed beseffen dat je de solidariteit moet kunnen blijven verdienen, en wel in twee opzichten. Een: je moet ze kunnen blijven financieren, en zonder nieuwe jobs zal dat niet lukken. Twee: verdienen wil ook zeggen dat iedereen voldoende inspanningen levert om zijn rechtmatige deel bij te dragen.

COENE: Het opvoeren van de werkzaamheidsgraad is inderdaad belangrijk, maar ook de overschotten moeten absoluut gevormd worden. Als je geen reserves opbouwt om de kosten van de vergrijzing op te vangen, moet je een lachwekkend hoog aantal nieuwe jobs creëren – dat is onmogelijk haalbaar. Er zijn niet veel mogelijkheden: als die surplussen niet gehaald worden én de werkzaamheidsgraad gaat niet omhoog, dan moeten de mensen véél later met pensioen, en/of er moeten meer belastingen komen, en/of de pensioenen worden tot een minimum herleid. Ik denk niet dat dit wenselijk is.

NOELS: Vergeleken met de sociaaleconomische uitdagingen waar de regering voor staat, zijn de onderhandelingen over B-H-V dan ook a walk in the park.

VANDEURZEN: De realiteit is dat we tegelijkertijd met een aantal problemen geconfronteerd worden. We moeten overschotten creëren, we moeten extra jobs scheppen, het arbeidsmarktbeleid moet hervormd worden en de noodzakelijke institutionele hervormingen verlopen verduiveld moeilijk. Als we er niet in slagen om dit alles op te lossen, als het niet lukt om ons huis op orde te zetten, dan vrees ik dat we zullen achteruitgaan. Dan dreigt voor ons een extra collectieve verarming, boven op de collectieve verarming als gevolg van de daling van de koopkracht door de internationale conjunctuur. De verarming van de jaren zeventig werd gecorrigeerd door de devaluatie van de frank, maar dat kan nu niet meer. Hoe gaat die verarming zich dan wel manifesteren? Door jobuitstoot en koopkrachtverlies.

COENE: En eigenlijk zijn de hindernissen nog groter, want boven op die uitdagingen komen nog de verkiezingen in 2009 en 2011, en dat in een gefragmenteerd politiek landschap. Dat is de cocktail waarbinnen je moet proberen een zinnig beleid in elkaar te boksen.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content