Bronks, Blauw Vier en Luxemburg brengen voorstellingen voor achtjarigen en ouder.

Dromen die niet vervuld raken, onbeantwoorde liefde, fantasie die de werkelijkheid zou moeten vervagen : het zijn dingen waar kinderen vanaf acht jaar, het moment waarop de wereld groter blijkt dan de grenzen van het eigen ik, mee te kampen krijgen. Meteen is het ook de fase van de eerste grote ontgoocheling, iets wat helaas niet verdwijnt door op te groeien. Vandaar dat de voorstellingen Rover, dronkeman van Luxemburg, De kleine zeemeermin – een coproductie van Bronks, Walpurgis en de Roovers – en Galileo van Blauw Vier zeker ook door volwassenen gesmaakt kunnen worden.

Rover, dronkeman zit het dichtst bij de alledaagse werkelijkheid, maar vermijdt al te grote herkenbaarheid. Dat is voor een groot stuk te danken aan auteur Bart Moeyaert. Zijn teksten zijn geheimzinnige, gesloten partituren die door de opvoering behoedzaam geopend moeten worden. Rover, dronkeman heeft trouwens een bewust hortend ritme, want de stiltes die tussen de personages vallen, zijn erg betekenisvol. Arlette van Overvelt gaat daar op een vakkundige manier mee om. Niet verwonderlijk misschien, want sinds de oprichting van Luxemburg, waarmee ze onder de beschermende vleugels van Het Gevolg uit kwam, werkt ze met vormgeefster Hilde Hebbinckuys en zakelijk leidster Katrien Meganck al sinds 1997 aan ‘volwassen theater voor kinderen’. De verteltoon en de herhalingen zorgen er bijvoorbeeld voor dat Rover, dronkeman bij de wereld van de kinderen aansluit, maar een compromis kun je dat bezwaarlijk noemen.

De tekst groeide op een organische manier. Aanvankelijk kreeg Bart Moeyaert de vraag van Arlette van Overvelt om een theatrale bewerking te maken van dierenverhalen van Toon Tellegen, maar een ingrijpende ervaring in het leven van Van Overvelt – de dood van haar vader – doorkruisten die plannen. De ziekte die daaraan voorafging, maakte haar ervan bewust hoe ingrijpend het gemis van een vaderfiguur kan zijn en hoe het beeld van de vader kan veranderen. Bart Moeyaert distilleerde uit dit gegeven een tekst die het hoofdpersonage Ondine, een meisje van negen, en haar moeder volgt van maandag tot vrijdag. Ondine mist haar vader sinds haar moeder hem de deur heeft uitgezet, want hij was het tenslotte die met haar speelde en haar roversliedjes aanleerde. Elke dag maakt Ondine aanstalten om het ouderlijk huis te verlaten, maar ze keert altijd op haar stappen terug, in de hoop dat er iets is veranderd. Want ze heeft geleerd dat ‘zelfs stenen veranderen’. Waarom zou dat met haar ouders niet kunnen?

Het stuk is een ongelooflijk pregnante vraag naar liefde, een pijnlijk verlangen. Dat verlangen richt zich even sterk tot de moeder, ook al is die wel aanwezig. Mooi om te zien is dan ook hoe radicaal en tegelijk steeds liefdevoller moeder (een boeiende typering vol kleine nuances door Chris Lomme) en dochter met elkaar omgaan. Elke Dom neemt Ondine voor haar rekening en ze doet dat heel geloofwaardig. Nergens breit ze overbodige franjes aan haar personage. Meisjesachtig, maar met veel persoonlijkheid – zoals kinderen van negen, ja – laat ze de invloed van de tijd en van de buitenwereld behoedzaam inwerken op de figuur Ondine. Want op donderdag ontmoet Ondine een vrouw (dubbelrol van Chris Lomme) die haar duidelijk maakt dat niets is zoals ze het zou wensen. Zo ontstaat een staat van breekbare harmonie, zonder dat de figuren volmaakt gelukkig zijn, een wereld die we al kennen uit de romans van Bart Moeyaert. Arlette van Overvelt heeft van Rover, dronkeman een dwingende, sobere rondedans gemaakt waarin spel, vorm en muziek een volmaakte cirkel vormen. Muzikant Chris Carlier vult de leemtes in de tekst van Bart Moeyaert met contrabas, gitaar en fluit. Hij maakt voor een stuk het afwezige aanwezig.

EEUWIGE BEWEGING

Muziek is ook het draagvlak van de enscenering van De kleine zeemeermin. Net als Rover, dronkeman is dit een gelaagde tekst, want dichteres en theaterauteur Judith Herzberg maakte van het sprookje van Hans Christian Andersen een compacte versie waardoor ze een grotere gelaagdheid bereikt en de wanhoop en het verlangen schrijnender worden. Bovendien zorgt Herzberg voor een eerder negatief einde. Andersens versie over de zeemeermin die op haar vijftiende als verjaardagsgeschenk een kijkje boven water mag nemen, een prins in een storm redt en om haar liefde te kunnen betuigen haar stem inruilt voor een stel benen, is moraliserender. Want in zijn versie bieden haar zussen haar een mes aan om de prins te doden om het huwelijk met de prinses die hij heeft uitverkoren, te verhinderen. De ex-zeemeermin wil zo ver niet gaan, pleegt zelfmoord door overboord te springen en mag dan als beloning voor haar edele dood genieten van eeuwige rust in de hemel. Bij Herzberg eindigt de zeemeermin doodgewoon als schuim op de golven. Intrigerend in de enscenering van Bronks, Walpurgis en de Roovers is dat ze de voorstelling met golfbewegingen laten beginnen en eindigen, alsof die eeuwige beweging van verlies en afscheid nemen nooit stopt en al een gegeven vooraf is.

Net als Rover, dronkeman is De kleine zeemeermin een zoektocht binnen het niemandsland van de ontluikende identiteit. En dat door een kwetsbaar, bijna nietig individu, zeker wanneer het eindigt als schuim op de golven. Het is een voorstelling die je, door de sobere enscenering en de precieuze afwisseling tussen zang en spel, er op een genadeloze manier op wijst dat kiezen altijd verliezen is. Of dat te moeilijk zou zijn voor kinderen? Herzbergs taal is zo helder dat ze er moeiteloos dingen uit hun eigen leefwereld in kunnen projecteren. Dat stelt de acteurs ook in staat om de figuur van de kleine zeemeermin te ontdubbelen: soms neemt Sarah Debosschere – met haar breekbare gestalte een meer dan geloofwaardige verpersoonlijking van het verliefde meisje – de tekst voor haar rekening, dan weer geeft de voortreffelijke zangeres Judith Vindevogel de zeemeermin zingend gestalte. Dat is geen spielerei, maar functioneel: in de onderwaterwereld lijkt de zangeres de gedachten van de zeemeermin te vertolken, terwijl het zingen in de mensenwereld verdwijnt, al keert het op het einde heel even terug. Het wegvallen van de zang maakt het verlies van de zeemeermin in de mensenwereld des te schrijnender. Luc Nuyens, als de prins en de heks, is ook op een dubbele manier een verpersoonlijking van de harde buitenwereld.

Toch zwelgt deze enscenering niet in medelijden met de tragiek van de zeemeermin, maar wordt het verhaal met een zekere lichtvoetigheid gebracht. De muziek, die nochtans niet altijd even eenvoudig is, draagt daar zeker toe bij. Bij bepaalde scènes wordt trouwens ook harpiste Cécile Marichal betrokken. Alles bij elkaar is dit een eerlijke, poëtische voorstelling over de golfbewegingen in het leven, de zoektocht naar zichzelf en over de noodzaak om tegen die golven in te durven springen, met alle risico’s van dien.

ZONSVERDUISTERING

Ook Galileo, de nieuwste voorstelling van Jo Roets voor Blauw Vier, is een zoektocht naar identiteit. Blijkt dat daar veel fantasie voor nodig is, als we het verhaal van Nicolas Copernicus (Frank Dierens) en Jason Cook (Jurgen Delnaet) mogen geloven. Jo Roets vatte het idee op om deze voorstelling te maken toen hij onder de indruk kwam van de zonsverduistering in de zomer van 1999. Die maakte hem bewust van de schoonheid van het heelal en van de nietigheid van de mens in die onmetelijkheid. Misschien is de mens precies door dat besef zo gefascineerd door de kosmos. Wetenschap en verbeelding gaan daarbij soms hand in hand. En Jo Roets heeft dit duidelijk als uitgangspunt voor zijn voorstelling genomen.

Piloot Nicolas Copernicus, de man die geboeid is door het heelal, en de wetenschapper Jason Cook gaan met het vliegtuig Galileo op zoek naar de gezonken stad Atlantis, want Cook is ervan overtuigd die te kunnen vinden. Maar het vliegtuig stort neer in de oceaan en het duo komt op een piepklein eiland terecht. Niet zo eenvoudig natuurlijk, want nu zijn de aardse wetenschapper en de bevlogen, fantasierijke piloot onverbiddelijk op elkaar aangewezen. Bovendien is Cook gewond en daar heeft hij steeds meer onder te lijden.

Gelukkig maakt de sterrenhemel de fantasie los. Nicolas laat het eerst zijn verbeelding spreken en aanvankelijk aarzelend, maar dan overtuigd, gaat Jason erin mee. Zo komen ze in hun verbeelding op verschillende planeten terecht en gaan heden, verleden en toekomst, onder andere door bij de mythologie aan te knopen, door elkaar lopen. Als kijker krijg je het gevoel in een wetenschappelijk jeugdboek én tegelijk in een roman terecht te zijn gekomen.

Ongemerkt laten Nicolas en Jason hun verborgen kanten zien: je komt te weten waarom Jason naar Atlantis is en waarom Nicolas piloot wou worden. Op deze manier laat Jo Roets zien dat de mens een onstuitbare drang heeft om zijn dromen waar te maken, dingen die men vanaf de kindertijd niet meer zomaar van zich afschudt. Jammer alleen dat de grote hoeveelheid weetjes en informatie soms een al te didactische stempel op de voorstelling drukt en de vaart uit de voorstelling haalt. Maar wat wil je, met een gecrasht vliegtuig?

Rover, dronkeman is nog te zien tot 31/3 (03-235 04 90), De kleine zeemeermin tot 28/2 (02-219 99 21) en Galileo tot 2/3 (03-230 81 91).

Paul Demets

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content