Als straks het WK voetbal begint, zal hij bij de VRT aanschuiven voor de nabespreking. En wat hem betreft mogen er dan ook best een paar vrouwen in de studio zitten. Jan Mulder over positieve discriminatie, huishoudelijke taken en de traptechniek van zijn vrouw.

‘België heeft tegenwoordig heel goede voetballers’, zegt Jan Mulder. ‘Veel beter dan Nederland, en het is echt wel lang geleden dat we dat nog hebben kunnen zeggen. Ik kijk dus uit naar de wedstrijden van de Rode Duivels op het WK in Brazilië.’ Mulder voelt zich sowieso een halve Belg sinds hij aan het begin van zijn professionele voetbalcarrière van Groningen naar Brussel verhuisde om er bij Anderlecht te gaan spelen. Pas toen hij zeven jaar later bij Ajax tekende, keerden hij en zijn vrouw Johanna naar Nederland terug. Maar lang zou hij niet meer voetballen: een knieblessure dwong hem te stoppen toen hij amper 29 was. Sindsdien is Mulder een kritische, geamuseerde en soms behoorlijk dwarse en luidruchtige toeschouwer. Al veertig jaar lang schrijft hij columns over voetbal, sport en de rest van de wereld. Aanvankelijk voor HP De Tijd en later onder meer ook voor de Volkskrant, Elsevier, Sport/Voetbalmagazine en Humo. In de loop der jaren werd hij ook meer en meer gevraagd om zijn ongezouten mening op televisie te komen verkondigen, en dat is wat hij ook tijdens het WK zal doen. ‘Op de Belgische televisie, want ik schaar me aan de kant van de winnaars’, lacht hij als hij ons verwelkomt in de bar van de Ramada Plaza in Antwerpen. ‘Bij de VRT hebben ze me gevraagd of ik mijn zoon Youri niet een keertje wil meenemen. Maar door dit interview heb ik bedacht dat ik misschien beter met Johanna naar de studio zou gaan. Mijn vrouw heeft namelijk een heel goede kijk op voetbal.’

En naar eigen zeggen ook een degelijke traptechniek.

JAN MULDER: Ze trapt een mooi balletje weg, ja. (lacht) Prachtig gewoon. Als kind voetbalde ze vaak met haar buurjongens, maar in die tijd gingen meisjes nog niet op voetbal. Ze kon ook goed schaatsen en dus dwong haar vader haar het ijs op. Dat is ondertussen helemaal veranderd: in Nederland zijn er nu veel amateurclubs waar jongens en meisjes samen voetballen.

Er wordt toch nog altijd erg lacherig over vrouwenvoetbal gedaan?

MULDER: Uit onwetendheid en domheid, ja. Ik kijk weleens naar vrouwenvoetbal en ik heb al veel goede dingen gezien. Al lopen de vrouwen natuurlijk wel wat achter: zij zijn pas in de jaren 1950 beginnen te voetballen terwijl mannen al van in de negentiende eeuw bezig zijn.

Klopt het dan helemaal niet dat voetbal in wezen een mannensport is?

MULDER: Tot een wetenschapper me op basis van lang en ingewikkeld onderzoek kan bewijzen dat vrouwen ongeschikt zijn om met de punt naar achteren te spelen, blijf ik dat onzin noemen. Waarom zouden vrouwen niet kunnen voetballen? Omdat ze borsten hebben? Natuurlijk niet, want die worden helemaal ingesnoerd. De enige reden waarom mannen neerkijken op vrouwenvoetbal is omdat ze het niet gewend zijn. De vrouwen die vandaag voor Duitsland, Japan, Brazilië of Noorwegen spelen zijn tien keer zo goed als de Rode Duivels van pakweg 1960. Kijk maar eens naar beelden van de grote Rik Coppens: dat ziet er allemaal zo raar, onhandig en onbeholpen uit. Op YouTube staat er ook een filmpje van het Brazilië van 1970 – volgens Pele het beste elftal aller tijden – dat met 4-1 wint van Italië. Prachtig hoor, maar er zit ook een uur voetbal bij dat hemeltergend slecht is. Krom! Raar! Als mannen dus giechelig doen over vrouwenvoetbal lachen ze eigenlijk hun idolen van vroeger uit.

Nog eens: het is een kwestie van gewenning. Meer niet. Eerst moeten we leren naar voetballers te kijken zonder op hun geslacht te focussen. Dan mag je van mij best zeggen dat de vrouwen een slechte wedstrijd hebben gespeeld als je ook wilt toegeven dat het in het mannenvoetbal niet altijd allemaal even fantastisch is. Met andere woorden: doe zoals ik! (lacht)

Zal het vrouwenvoetbal de achterstand op de mannen ooit inlopen?

MULDER: Dat weet ik niet. De mannen worden natuurlijk ook almaar beter. Het voetbal van vandaag is niet meer te vergelijken met dat van de jaren zestig en zeventig, toen ik nog speelde. Tegenwoordig zijn clubs heel wetenschappelijk bezig. Ze werken bijvoorbeeld met wetenschappelijke fysieke programma’s en met computerprogramma’s om wedstrijden te ontleden. Daar kun je als speler echt veel uit leren. Daarnaast wordt voetbal ook steeds sneller. Hoewel ik destijds – ik kan het niet genoeg herhalen – steengoed was, zou ik nu totaal de weg kwijt zijn op het veld. Daarom heb ik ook zo’n bewondering voor een speler als Eden Hazard. Wat die jongen, een weergaloze technicus, doet met een bal is van de allergrootste schoonheid. En dat in de huidige omstandigheden.

Veel jongetjes gaan vandaag voetballen omdat ze de nieuwe Eden Hazard of Vincent Kompany willen worden, maar meisjes hebben dat soort rolmodellen toch niet?

MULDER: Dat is zo. Maar daar zou snel verandering in kunnen komen, mocht het Belgische of Nederlandse dameselftal eens ver raken in een wereldkampioenschap. Zo’n meevaller heeft het vrouwenvoetbal echt nodig. Daarnaast hebben meisjes dezelfde idolen als de jongens: Hazard, Messi, Ronaldo. Wat maakt dat nou uit? Dat neemt niet weg dat er in dit beginstadium ook best wat positieve discriminatie mag zijn. Dat heeft vrouwen ook een zetje in de rug gegeven in het bedrijfsleven en de politiek. En natuurlijk moet er ook in vrouwenvoetbal worden geïnvesteerd. Bij Ajax zijn ze pas vorig jaar met vrouwenvoetbal begonnen. Schandalig toch?

Ondertussen zitten er ook nog altijd veel meer mannen dan vrouwen in de voetbalstadions.

MULDER: Ik ken nochtans vrouwen die je tijdens een wedstrijd de oren van je kop krijsen. Fanatiek! En op huldigingen of open dagen van voetbalclubs komen tegenwoordig duizenden tienermeisjes af – al heeft dat misschien meer met de spelers dan met het spel te maken. Maar dat neemt niet weg dat de meeste voetballiefhebbers nog altijd mannen zijn. Logisch ook: we blijven maar doen alsof vrouwen niets van voetbal kennen. Onzin natuurlijk. Ik ken heel wat vrouwen die een goede kijk hebben op voetbal. Mijn moeder en mijn vrouw, bijvoorbeeld. Doordat ze wat bescheidener zijn, is hun analyse soms zelfs beter dan die van mannen. Vrouwen kijken naar de wedstrijd, geven summier commentaar en slaan dan de spijker op de kop. Mannen, zeker deskundigen, babbelen te veel. Ze gaan vaak te uitgebreid op een bepaalde techniek of spelsituatie in, alleen maar om hun kennis van de zaak te tonen. Vooral op tactisch gebied hoor je veel analistenkwakzalverij.

Toch zijn er op radio en tv maar weinig vrouwelijke voetbalcommentatoren en -analisten.

MULDER: Omdat die worden geboycot. Bij de BBC hebben ze het een jaar geleden geprobeerd: ze lieten een vrouw commentaar geven bij de wedstrijden van de Premier League, en ze deed dat geweldig. Maar het publiek, dat oerconservatief is, vond dat blijkbaar een beetje raar. Dus is die vrouw geruisloos weer van het toneel verdwenen. Wat ik trouwens jammer vind, is dat zo’n vrouw dan commentaar geeft op de toon en in de trant van haar mannelijke voorgangers. Puur imiteergedrag. Ze zou dat helemaal anders moeten doen – al weet ik eigenlijk niet of dat wel kan.

Moet je niet zelf gevoetbald hebben om een wedstrijd echt goed te kunnen analyseren?

MULDER: Helemaal niet. De grootste trainers ter wereld konden zelf geen bal van hier tot aan die muur daar schoppen. José Mourinho van Chelsea was een tolk, Arsène Wenger van Arsenal kon niet voetballen. Maar daardoor hebben ze wel een frisse kijk op de zaak, en dat geldt ook voor commentatoren. Als ze zelf gevoetbald hebben, willen ze vaak heel erg interessant doen en worden ze op den duur bedrijfsblind. Ze raken bezeten van bepaalde ideeën, overdrijven hun kennis en zitten boordevol tactieken en theorieën. Heel vermoeiend.

Hoe is het ondertussen met uw bedrijfsblindheid gesteld?

MULDER: Bij mij slaat de slinger meer naar de andere kant door. (lacht) Maar liever zo dan al dat geouwehoer van oud-voetballers. Om gek van te worden. Ik zit ook niet meer in dat milieu, al heel lang niet meer. Eigenlijk is dat vanzelf gegaan: meteen na mijn voetbalcarrière begon ik stukjes te schrijven en dat vonden voetballers verdacht. Iemand die schrijft! Stel je voor! Dat ik dan ook nog eens kritische stukjes over voetbal schreef, begrepen ze al helemaal niet. Zelf gevoetbald hebben en dan je nest bevuilen? Kan niet!

Hebt u de voetbalwereld dan nooit gemist?

MULDER: Ik speelde graag voetbal. Heel graag. Maar toen dat niet meer kon, ben ik er helemaal uitgestapt. Wat had ik anders moeten doen? Trainer worden of in het bestuur gaan zitten? Neem Michel Platini: een prachtige voetballer was hij, maar nu zit hij als voorzitter van de UEFA verstrikt in de maffiose netwerken van die corrupte, commerciële bende. Je mag er toch niet aan denken?

Uw vrouw noemde zich destijds ‘een echte voetbalvrouw’. Wat is dat eigenlijk?

MULDER: Zou ze dat niet een beetje ironisch bedoeld hebben? (denkt na) Johanna en ik waren nog erg jong toen we naar Brussel kwamen. Spannend was dat. Ik wilde heel graag bij Anderlecht spelen en ik kon daar ook veel geld verdienen. Dat was natuurlijk belangrijk, want voor je het weet is je carrière als voetballer voorbij. Ik was dus de kostwinner en we kregen ook al snel een baby’tje. Ja, dan ligt de rolverdeling natuurlijk grotendeels vast. Als ik moest spelen en ons kind was ziek, dan was het Johanna die met hem naar de dokter ging. Dat sprak vanzelf. Misschien ging ik daar wel eens te ver in, maar spijt heb ik niet. Kijk, als je op woensdagavond in de Champions League tegen Real Madrid moet voetballen, ga je ’s ochtends natuurlijk niet eerst afwassen en de vloer doen. Je bent een ster of je bent het niet. (lacht) Tegenwoordig doe ik trouwens haast de hele huishouding. Het is dus niet dat ik daar principieel iets tegen heb.

Kon uw vrouw zich makkelijk bij haar rol op de achtergrond neerleggen?

MULDER: Ze vond dat zelf ook leuk. Over het algemeen is de mens lui en met die ambitie valt het ook wel mee. Veel vrouwen vinden het – net zoals mannen trouwens – wel goed zo: kopje koffie zetten, ruikertje bloemen kopen voor op tafel, voor de kinderen zorgen. Johanna had daar in elk geval schik in. Speelde ik bijvoorbeeld in Gent, dan ging ze daar ’s morgens met vrienden op een terras zitten. In de namiddag kwam ze dan naar mij kijken in het stadion. Leuk toch? En als zo’n vrouw zelf in de schijnwerpers wil staan en wil uitblinken, moet ze dat gewoon doen. Al lijkt het me niet leuk als je partner echt niet van voetbal houdt. Het is toch fijn als je vrouw komt kijken, met je meeleeft, er een beetje verstand van heeft ook.

Heeft een profvoetballer een stabiele thuissituatie nodig om goed te presteren?

MULDER: Volgens Johan Cruyff is het beter dat een voetballer getrouwd is en ’s avonds naast zijn vrouw op de bank een flesje prik drinkt. Maar mij lijkt die stelling helemaal niets. Al te braaf zijn, is ook niet goed. Er zijn genoeg voetballers die ’s avonds door de goot gaan en de volgende dag toch heel goed voetballen. Het mag ook niet te suffig worden.

U bent ook een voetbalvader. Was u blij toen uw zoon Youri voor een voetbalcarrière koos?

MULDER: Ik vond het leuk en zijn hartstocht ontroerde me wel een beetje. Urenlang balletjes tegen de muur schoppen en dromen van het stadion. Prachtig. Maar ik was niet echt een voetbalvader. Ik ging naar zijn wedstrijden kijken. Meer niet. Ik zei ook nooit wat. Eén keer, toen hij acht was en het weer erg slecht was, heb ik heel luid ‘wakker worden’ naar hem geroepen. Erg hè? Maar het was wel terecht, want hij speelde verschrikkelijk en er was dus nood aan een kleine injectie van een kenner. Toen hij later profvoetballer werd, wist ik dat niet eens. Ik kwam op een zaterdagmiddag thuis en hij en Johanna zaten me met stralende gezichten op te wachten. Bleek dat hij een profcontract had getekend bij FC Twente.

Was u dan niet trots op hem?

MULDER: Dat Youri in het Nederlands elftal speelde, dát deed me wat. Zelf vond ik het ook te gek toen ik voor het eerst bij Oranje mocht spelen en het Wilhelmus door het stadion klonk. Maar toen Youri daar stond! Dat jongetje! Dat vond ik ongelooflijk. Johanna was ook altijd gespannener bij wedstrijden van Youri dan toen ik nog speelde.

Hoe zit het met uw kleinzonen?

MULDER: Ze voetballen wel. Alhoewel…

Er zit voor de familie Mulder geen plek in het nationale elftal meer in?

MULDER: Niet met deze lichting, maar dat kan altijd nog met de volgende. Het is dus niet uitgesloten dat er ooit nog een Mulder bij Oranje speelt. (lacht)

Straks vertrekken de Rode Duivels naar Brazilië. Wat denkt u: laten ze hun vrouwen beter thuis?

MULDER: Dat lijkt me wel. Zelf zou ik het wel prettig hebben gevonden als Johanna mee was, maar aan de andere kant heb ik ook altijd van de afzondering van trainingskampen gehouden: samen trainen, gemasseerd worden, klaverjassen. Beetje dom maar wel lekker. Weet je wat het ook is? Tussen 23 mannen – en dan nog heel erg goed betaalde mannen – heb je vanzelf al wat haat, nijd en onderlinge concurrentie. Als daar nog eens 23 partners bij komen, wordt het wel een beetje erg veel. Dan zetten die dames zich ook tegen elkaar af en beginnen die koppels elkaar natuurlijk op te ruien. Een bron van heel grote ellende lijkt me dat. (lacht)

DOOR ANN PEUTEMAN EN HAN RENARD, FOTO’S LIES WILLAERT

‘Veel vrouwen vinden het wel goed zo: kopje koffie zetten, ruikertje bloemen kopen, voor de kinderen zorgen.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content