De burger wil dat Europa zich bezighoudt met banen en vrede. Gezond eten op ons bord? Voor amper één Belg op tien was dit vóór de dioxinecrisis een punt. Dat wijst een nieuwe opiniepeiling uit.

De afdeling Ad Hoc Research van GFK Europe, wereldwijd een van de grootste bedrijven voor marktonderzoek, peilde in elf Europese lidstaten naar onder andere de uitbreiding van de Unie.

Het publiek reageert daar lauw tot afwijzend op. Polen, Tsjechen, Letten of Cyprioten bij de club laten? Amper 52 procent van de ondervraagden is daarvoor te vinden. Afgerond één derde vindt dat het met vijftien welletjes is. Bijna 53 procent van de Oostenrijkers en 44 van de Fransen wil niks weten van een uitbreiding.

Over de vraag of Europa niet te veel geld besteedt aan landbouw – nog altijd zo’n 68 procent van het budget – is het publiek erg verdeeld. Goed één op drie vindt de uitgaven correct en twee blokken van een kwart van de ondervraagden houden mekaar in evenwicht; het ene pleit voor méér geld voor landbouw, het andere voor minder. Vooral de Italianen (51 procent) en Spanjaarden (48 procent) denken dat de sector de Europese vleespotten ruimer moet kunnen aanspreken. “Normaal”, zegt Mark Hofmans, general manager van GFK Ad Hoc Research Europe. “Het zijn twee landbouwlanden die al veel geld uit Brussel krijgen.”

In 2002 verdwijnt de frank, gulden, lire en mark van het toneel. Moet Europa nu vasthouden aan het schema voor het invoeren van de euro, het vertragen of juist versnellen? Een kwart van de ondervraagden weet het niet, bijna 40 procent keurt de timing goed. Opmerkelijk is echter het euro-verzet in Zweden en Frankrijk. Van de Zweden oordeelt 20 procent dat zij hun kroon naast de euro moeten kunnen blijven gebruiken en 21 procent wil het hele euro-project gewoon dumpen. Voor Frankrijk is dat respectievelijk 24 en 21 procent. En de Belgen? Die blijken fervente euro-lovers: 64 procent vindt het huidige schema prima, 17 procent wil de operatie zelfs versnellen. Samen maakt dit 81 procent die zegt: hoe sneller hoe beter, die euro. Daarmee kloppen wij de tweede (Nederland) met ruim 16 procent.

CRESSON EN KOSOVO LATEN SPOREN NA

Het meest in het oog springende in dit onderzoek is de vraag naar waarmee de volgende lichting europarlementsleden zich moet bezighouden. De ondervraagden kregen twaalf mogelijke thema’s voorgeschoteld. De topdrie blijkt in tien van de elf landen identiek. Volgens Hofmans “een eensgezindheid die niemand verwachtte”. Prioriteit moet gaan naar het beschermen en creëren van banen ( zie infografiek). Vervolgens hoort het Europees Parlement de vrede te vrijwaren.

Een verzuchting die normaal lijkt gezien het tijdstip van de bevraging: midden in de Kosovo-crisis. Op drie staat de zorg voor het milieu. Alleen Denemarken wijkt van dit patroon af. Voor de Denen moet het parlement eerst een strikte budgetcontrole garanderen – de naweeën van de Cresson-crisis – en dan komen milieu en vrede.

Waar hoeven de parlementsleden zich het hoofd vooral niet over te breken? Over het bevorderen van de informatiesnelweg en andere technologische ontwikkelingen (IT). Evenmin over de uitbreiding met nieuwe lidstaten, het promoten van de handel of het ontwikkelen van achtergebleven gebieden van de Unie.

Ontnuchterend is het resultaat van de vraag of het Europees Parlement moet streven naar een goed en veilig – in termen van volksgezondheid – voedsel. Amper één ondervraagde op vijf (18 procent) vond – toen er dus nog géén sprake was van de Belgische dioxinecrisis – van wel. Ons land lag daar hoegenaamd niet wakker van. Volgens de Belgische ondervraagden vormen het bestrijden van de inflatie, het instandhouden van het concurrentievermogen of het invoeren van de euro veel belangrijkere thema’s. Amper één op tien Belgen beschouwde gezond eten als een issue. De onbekommerdheid manifesteerde zich even sterk bij mannen als vrouwen, bij alle leeftijden en in sociale groepen. Alleen bij eengeografische uitsplitsing kwam er enige differentiatie. Zo vond bijna één Limburger op drie (29,6 procent) dit wel een thema voor het parlement, in Waals-Brabant was dit amper 3 procent.

GFK Europe voerde dit telefonisch onderzoek uit tussen 26 april en 24 mei 1999. In tien onderzochte landen (België, Denemarken, Duitsland, Finland, Groot-Brittannië, Ierland Italië, Nederland en Oostenrijk) gaat het over een representatief staal van 1000 mensen boven de 15; in Zweden over 500. De standaardafwijking bedraagt maximaal 3,2 procent (4,5 voor Noorwegen).

J.G.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content