Ann Peuteman en Han Renard zijn jonger dan het blad waarvoor ze werken. Samen schetsen ze het profiel van hun generatie: opgroeien in de jaren tachtig was niet altijd een pretje.

Neem dertig mensen tussen 25 en 30 jaar en je krijgt dertig uiteenlopende verhalen. Toch hebben we één ding gemeen: onze jeugd op de golven van de jaren tachtig. Onze ouders zijn babyboomers, kinderen van net na de oorlog. Ze namen hoogstens een trekje van een joint, en flirtten even met de hippies op Jazz Bilzen. Amper getrouwd en hard aan het werk om een fermetje te bouwen en een Ford Capri aan te schaffen, werden ze door de economie in de steek gelaten. Hun idealen – love & peace, verbeelding aan de macht en vrije seks – hadden toen al plaatsgeruimd voor een goede baan.

De oliecrisis kelderde het ongebreidelde optimisme op het moment dat zij tot over hun oren in de net uitgevonden Pampers zaten. Daar kwamen ze alleen uit tevoorschijn om op autoloze zondagen met de baby over de snelweg te wandelen, of om hun relatiecrisis het hoofd te bieden. Dat laatste lukte sommigen. Maar voor velen van ons betekende het weekend papa zien, mama was voor door de week. Kramer vs. Kramer was ook ons verhaal. Onze opvoeding was op zich trouwens al verwarrend. De Steinerschool-adepten, die geloofden dat gras niet groeit door eraan te trekken, ruilden dat opvoedingsproject al snel voor het vertrouwde pak-voor-je-broekmodel. Toch hielden ze ons niet tegen toen we met bonte been- en oorverwarmers rondflaneerden, twee Swatch-horloges aan dezelfde pols droegen of Madonna playbackten.

De wereld, die onze ouders ooit wilden verbeteren, boezemde óns vooral angst in. En met reden. In de eerste plaats was er de Bom. Om ertegen te betogen waren we te jong, maar we groeiden toch maar mooi in volle Koude Oorlog op. Reagan, Gorbatsjov, twee raketten in mijn hof! En steeds opnieuw voelde de ene of andere volwassene zich geroepen om ons erop te wijzen dat alle leven op aarde met één druk op de knop kon worden uitgeroeid. Sociaal bewustzijn bijbrengen, heette dat. Het scoorde vooral goed in de gemoderniseerde godsdienstlessen. We sloten ons dan maar van de wereld af onder een nieuwe walkman. Laat maar vallen dan. Het komt er toch wel van. Het geeft niet of je rent. De Nederlandse popgroep Doe Maar maakte het nog enger, want we geloofden vooral wat door mooie mannen gezongen werd. En we wilden in geen geval dood.

Aan het begin van de jaren tachtig waren we ook ontzettend bang voor supermarkten. De verhalen over de Bende van Nijvel hielden ons uit onze slaap, achtervolgd door televisiebeelden van bloedspatten en mannen met maskers. Het was de willekeur van de raids die we niet konden vatten.

Zelfs voor de liefde waren we bang. Bij de dood van acteur Rock Hudson in 1985 viel voor het eerst het woord aids. Hudson zou een homoseksueel geweest zijn, en die krijgen hét. Voor we geslachtsrijp waren, wisten we echter dat aids ook ons kon treffen. Vrije liefde kennen we alleen uit de boekskes.

GEEN TIJD OM TE BETOGEN

Verder was er de zure regen die alles en iedereen ziek zou maken. Wij borgen onze bussen haarlak op om het gat in de ozonlaag te dichten, kleefden stickers van het Wereldnatuurfonds om de pandabeer in leven te houden en verkochten in de kerstperiode kaarsen van Amnesty International. Toch weet onze generatie volgens academische ethici niet wat engagement is. We zouden hyperindividualistisch en apolitiek zijn, en dat in schril contrast met het vermeende engagement van onze ouders. Oké, zij sleurden ons mee naar de antirakettenbetogingen en kochten politiek correcte koffie. Maar om daaruit af te leiden dat zij wél en wij geen engagement hebben… Betekenden Live Aid, de Hand in Hand-betoging, Geen oorlog om olie of het verzet tegen madammen met een bontjas dan niets? Het is allemaal gewoon wat ingewikkelder geworden. In plaats van grote verhalen knutselen wij onze kleine verhaaltjes bij elkaar. Waardoor onze maatschappijkritiek wat diffuser is. Wij zagen hoe het rationele verlichtingsdenken zichzelf in de staart had gebeten. Dus gingen we new agen, graancirkelen, protesteren tegen genetische manipulatie en McDonald’s barricaderen. Hoezo, geen engagement?

We hadden er ook niet veel tijd voor, we moesten onze toekomst veiligstellen. Want toen we op school zaten, liep het niet zo lekker met de economie. Staatsschuld, begrotingstekort, besparingsplannen, indexsprongen, devaluaties, en de normen van Maastricht. Martens I, II, V, of VII, het maakte geen flikker uit. Het einde van de tunnel leek geen meter dichterbij te komen.

Toen we naar de universiteit gingen, was de werkloosheid torenhoog. Dus bleven we zo lang mogelijk studeren, één diploma volstond niet meer. We specialiseerden en postgradueerden erop los. Naarstig schreven we doorwrochte eindverhandelingen, die bouwden op het onleesbare gewauwel van Franse deconstructionalisten. Maar toen we goed en wel afgestudeerd waren, kwamen we in een totaal andere wereld terecht. Er was zowaar werk, véél werk. We werden met een VW Golf, het nieuwste model Nokia naar een nieuwe baan gelokt. Alleen ‘vast werk’ hebben we erbij ingeschoten. Want alles moet nu flexibel en dynamisch.

Het is ook flink lastig om geslaagd en hip te zijn. We moeten drie talen spreken, zeven tekstverwerkingsprogramma’s onder de knie hebben, er jong en slank uitzien, een vernissage meepikken, twee diploma’s hebben, de salsa en de merengue dansen en volleerde internauten zijn. In de schaarse tijd die overblijft, willen we ook nog graag een gezin stichten. Daarbovenop moeten we genoeg verdienen om de pensioenlast van de vorige generatie te dragen. En wij hebben niet eens LSD, alleen XTC. Minder risico voor blijvende hersenletsels, dat wel.

NEPINTERVIEWS EN TONGZOENEN

We zagen er niet uit in de jaren ’80. Niet dat we er allemaal hetzelfde bijliepen. Sommigen tooiden zich met gebleekte permanent en getoupeerde pony. Nekhaar kon nog in die tijd. Anderen kropen met gitzwarte haren en dito wereldbeeld uit neogotische kelders. Nog anderen etaleerden hun pafferigheid in foeilelijke Millets, truttige Donaldson-truitjes, veel te wijde Chipiejeansbroeken. Merkkleding heette dat. Wat betekent dat het etiket aan de buitenkant zit.

En van tv wisten we alles. Nonkel Bob behoorde al tot ons historisch erfgoed en Samson was nog niet verwekt. Dus keken wij naar Sesamstraat, Maya de Bij, De vijf, Bassie en Adriaan, en werden we gesust met heruitzendingen van Pipo de clown en Pipi Langkous. Omdat we eigenlijk niet naar Dallas en Dynasty mochten kijken – onze moeders keken stiekem voor de kapsel- en kledingtips -, was Fame het hoogtepunt van de week. Dat ging over beroemd worden, talent hebben, eeuwige vriendschap en jong zijn. We hadden onze koffers al gepakt om een vage showbizzcarrière te gaan uitbouwen toen we er fijntjes op gewezen werden dat we zongen als Milli Vanilli. Gelukkig stond er al een nieuw rolmodel op stapel: Miami Vice. Witte katoenen pakken, opgerolde mouwen, Ray Ban-zonnebrillen en stoppelbaardjes. Onze ideale man was geboren.

Op zaterdagavond bestreden kandidaten elkaar onder leiding van Ron Brandsteder, Jos Brink of Willem Ruis om uiteindelijk te kiezen tussen vijftig kilo uien of een Japanse auto. De Honeymoon Show, de 123 Show, Wedden dat?! Voor dat soort pracht en praal moesten we wel naar Nederland uitwijken. Brussel Vlaams was wel heer en meester over de zondagavond – schoon gewassen in pyjama op de bank, boekentas gemaakt – met de Made in Vlaanderen-reeks. Bij de Nederlandse VARA kon je dan weer lachen met het volgens onze vaders gewaagde Zeg eens A.

Ook voor onze muziek moesten we bij de Hollanders aankloppen. Bij Ad Visser met Avro’s Toppop, en later Adam Curry met Countdown op Veronica. Maar opgroeien met eighties-pop heeft zo zijn beperkingen. Eendagsvliegen op de naweeën van de disco, Stock, Aitken & Waterman maakten ze aan de lopende band: Rick Astley, Samantha Fox, Mel & Kim. Ze konden niet zingen, en dat hoefde ook niet. Afgelikt, strak geföhnd en pretentieloos. Hun enige ambitie was poen scheppen. De bijbehorende lectuur was het vakblad Joepie, met uitvouwposters en nepinterviews, afgewisseld met deskundig advies over tongzoenen.

Michael Jackson maakte met Thriller de lelijkste platenhoes, maar het album behaalde gigantische verkoopcijfers. De mensen wisten toen nog niet dat hij een zwak had voor lama’s en kleine kinderen. Jackson werd al snel de loef afgestoken door Prince. Madonna van haar kant bereikte – kronkelend op een Venetiaanse gondel – meer voor onze seksuele bevrijding dan alle feministen samen. Dankzij Sunday Bloody Sunday wisten sómmigen onder ons ook dat er in Ierland iets niet pluis was. En Dire Straits wilde money for nothing en MTV, zoals wij allemaal.

E.T. phone home! In de kerstvakantie van 1982 huilden we twee keer in de bioscoop: de eerste keer om dat aandoenlijke buitenaardse wezentje en de tweede keer om het kwelende weesje Annie. Toch herinneren de meesten zich vooral Grease. John Travolta werd gladjes boven onze bedjes genageld en het kapsel van Olivia Newton-John startte een heuse krullenrage.

Later vergezelden we onze eerste liefjes naar Indiana Jones, Karate Kid of Return of the Jedi, en zagen dus hoegenaamd niets van die films. Onze echte helden waren natuurlijk Tom Cruise en Rob Lowe. Top Gun, Youngblood, The Breakfast Club en St. Elmo’s Fire lieten ons geloven in eeuwige vriendschap en een schoon lief.

Met die invloeden zijn we groot geworden. De jaren tachtig waren het summum van slechte smaak – dat vonden we achteraf zelf ook – maar het waren wel de ónze. En nu beleeft al die kitch ineens een revival. Niet dat we daar zelfgenoegzaam van worden. Zo sterk is ons generatiebesef nu ook weer niet. De nostalgie waarmee onze ouders op hun golden sixties terugkijken, is ons vreemd. Maar misschien hadden onze eighties hét gewoon niet.

Ann Peuteman Han Renard

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content