Bij een moordonderzoek stelt de doorsnee-burger zich wellicht iets voor wat in de buurt komt van de talrijke detectiveseries op tv. Karel Van Cauwenberghe, voorzitter van de vereniging van onderzoeksrechters, legt uit hoe zo’n onderzoek bij ons in werkelijkheid verloopt.

In het onderzoek naar Ronald Janssen blijven de speurders op regelmatige tijdstippen misdaden naar boven spitten. Het zag er vlak na Nieuwjaar nochtans behoorlijk benard uit. Een jong koppel uit een landelijke gemeente dat in ware maffiastijl was doodgeschoten en werd teruggevonden in een achtergelaten uitgebrande auto op een boogscheut van hun woonplaats. ‘Ik vond het zelf ook een bizarre moord’, zegt de Antwerpse onderzoeksrechter Karel Van Cauwenberghe. ‘Het zag er niet naar uit dat die dubbelmoord snel zou worden opgelost.’

Uiteraard hebben de speurders altijd wel een vast stramien om het onderzoek te starten. ‘Bij elk gewelddadig overlijden stelt het parket een onderzoeksrechter aan, die op zijn beurt een wetsdokter en mensen van het lab ter plaatse stuurt. Eventueel komen daar nog andere deskundigen bij, zoals een ballistisch expert. Omdat de directe omgeving meteen wordt afgezet zijn zij normaal de enigen die op de plaats van het delict komen. Dat was vroeger wel eens anders. De plaats van het delict was een soort toeristische attractie waar elke politieman die toevallig in de buurt was even langsging. Achteraf werden overal vingerafdrukken, sigarettenpeuken en andere sporen teruggevonden van mensen die niets met de feiten te maken hadden. Nochtans zijn de sporen van fundamenteel belang. De onderzoeksmethoden zijn zo geëvolueerd dat niemand nog ergens kan komen zonder sporen achter te laten.’

Kunt u zich nog een moordonderzoek voorstellen zonder het gebruik van DNA-sporen?

KAREL VAN CAUWENBERGHE: Ja. Maar het belang van die wetenschappelijke en technologische evoluties moet ook niet worden overschat. Het zijn geen wondermiddelen. Als uw DNA wordt aangetroffen bij een lijk, kan dat zijn omdat u daar een paar dagen geleden op bezoek bent geweest. Dat betekent nog niet dat u de moordenaar bent.

Tenzij ik tijdens het verhoor beweer dat ik daar nooit ben geweest.

VAN CAUWENBERGHE: Als u dat zegt en uw DNA-spoor wordt daar aangetroffen, dan hebt u een probleem. Maar ook dat moet dan nog verder uitgeplozen worden. DNA-onderzoek is net zoals het telefonieonderzoek of het buurtonderzoek een deeltje van de puzzel waarvan de stukjes uiteindelijk moeten passen. Dan pas wordt het interessant.

Moet u er als onderzoeksrechter enkel over waken dat het onderzoek naar behoren wordt uitgevoerd of hebt u ook een sturende functie?

VAN CAUWENBERGHE: Wij leiden het onderzoek à charge en à décharge. Als rechter nemen we bijvoorbeeld de zware beslissingen over de aantasting van de persoonlijke levenssfeer. Bij een aanvraag voor een huiszoeking, een vrijheidsberoving of een telefoontap moeten wij oordelen of er aan de voorwaarden is voldaan. Naast die juridische verantwoordelijkheid is er ook het strategische aspect. Een moordonderzoek is altijd teamwork. De eerste dagen na de vaststelling van de feiten hoor of zie ik de speurders dagelijks. Ik word ook op de hoogte gebracht van elke nieuwe evolutie.

Bent u aanwezig bij de ondervragingen?

VAN CAUWENBERGHE: Soms wel. Als er een videoverhoor wordt gemaakt, ben ik er altijd bij. In moordzaken doe ik zelf vaak nog eens een korte ondervraging om de belangrijkste zaken op een rijtje te zetten en te laten bevestigen door de verdachte. Vlak voor een reconstructie doe ik dat ook, zodat we op het moment zelf niet voor verrassingen komen te staan. Het is belangrijk dat alles correct verloopt. De verdachte kan gemakkelijk in de war raken. Een routinecrimineel die voor de onderzoeksrechter moet verschijnen weet dat hij zal worden aangehouden. Maar voor iemand die daar niet mee vertrouwd is en net een moord heeft gepleegd, zijn die ondervragingen bijzonder confronterend.

In ons land krijgt een verdachte tijdens die verhoren ook geen hulp van zijn advocaat.

VAN CAUWENBERGHE: Nee. De verdachte wordt bij ons wel onmiddellijk voorgeleid voor de onderzoeksrechter. Dat is op zich al een garantie dat hij enkel aangehouden blijft als er voldoende aanwijzingen zijn. Binnen de vijf dagen moet hij ook voor de raadkamer verschijnen die beslist over zijn verdere aanhouding. Daaraan voorafgaand krijgt de verdachte ook de mogelijkheid om samen met zijn advocaat zijn dossier in te kijken. En tijdens de ondervragingen heeft elke verdachte ook het recht om te zwijgen. In andere landen wordt de advocaat wel toegelaten tot de ondervragingen, maar dat is moeilijk te vergelijken. Elk systeem heeft zijn eigen garanties. Wij zijn daarvoor toch nog nooit veroordeeld door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. In Turkije is dat wel al eens gebeurd. Maar dat kwam omdat er een minderjarige was veroordeeld louter op basis van onmiddellijke bekentenissen die hij achteraf weer ingetrokken had. Dat is ook begrijpelijk. Maar bij ons is er niemand die uitsluitend op basis van zijn bekentenissen veroordeeld zal worden in de rechtbank. Je moet de bekentenissen ook kunnen staven met materiële vaststellingen.

In de zaak-Ronald Janssen zijn die ondervragingen nu al twee weken aan de gang. We lezen in de kranten ook dat in zijn cel om de zeven minuten het licht wordt aangestoken om te voorkomen dat hij zelfmoord pleegt. Kan die man dan nog deftig antwoorden?

VAN CAUWENBERGHE: Niet iedereen wordt wakker als men het licht aansteekt. Sommigen van die gevangenen opteren er ook voor om het licht gewoon aan te laten. Ten tweede stellen bepaalde media het inderdaad voor alsof de ondervragingen dag in dag uit doorgaan. Maar dat klopt natuurlijk niet. Er worden voldoende pauzes ingelast.

Heeft een verdachte zelf het recht om het even voor bekeken te houden?

VAN CAUWENBERGHE: Hij kan inderdaad vragen om het verhoor te stoppen en de daaropvolgende dag verder te gaan. Het heeft geen zin om er een uitputtingsslag van te maken Met zo’n verhoor kun je achteraf toch weinig aanvangen.

Is het tijdens een ondervraging zaak om iemands vertrouwen te winnen, of kan men beter proberen om de verdachte schaakmat te zetten?

VAN CAUWENBERGHE: Dat is een moeilijke vraag. Ik geloof in elk geval niet in het kraken van personen. Wanneer de verdachte dingen zit te vertellen die volledig in strijd zijn met de vaststellingen, moet je die daar natuurlijk wel mee confronteren.

Worden er soms beloftes gedaan om een verdachte aan het praten te krijgen?

VAN CAUWENBERGHE: Nooit. In ons systeem kun je als speurder ook niets beloven. Het enige wat je kunt zeggen is dat het in het belang van de verdachte is dat hij goed meewerkt. Als uit het verder onderzoek namelijk blijkt dat hij gelogen heeft, dan heeft hij een slechte beurt gemaakt.

In het onderzoek naar de dubbelmoord in Loksbergen waren het naar verluidt externe profilers die voor een doorbraak hebben gezorgd. Wordt er op hen vaak een beroep gedaan?

VAN CAUWENBERGHE: Ik ken de details van dat onderzoek niet, maar ik vermoed dat het eerder om misdaadanalisten ging dan om echte profilers. Profiling kan een handig hulpmiddel zijn, maar hier in België wordt daar weinig gebruik van gemaakt, ook al omdat we niet veel van die mensen hebben. Van bepaalde profilers heb ik al knappe dingen gezien, maar het is ook geen wondermiddel. Je moet immers al voldoende elementen hebben vooraleer je een profiler kunt inzetten. Aan de hand daarvan kan die dan zeggen welke kenmerken de dader mogelijk heeft. Het is ook geen exacte wetenschap. En als je niet al een aantal verdachten hebt die mogelijk in beeld komen, wordt het heel moeilijk.

Hoe lastig is het om een onderzoek te voeren waarin elk spoor naar een dader ontbreekt en elk denkspoor doodloopt?

VAN CAUWENBERGHE: Een onopgelost dossier is de grootste frustratie van zowel de speurders als de onderzoeksrechter. Ik heb er hier ook eentje in de kast liggen dat al drie jaar oud is en waar we nog geen stap verder zijn geraakt.

Vanaf wanneer wordt er beslist om minder energie in zo’n dossier te steken?

VAN CAUWENBERGHE: Dat verschilt van dossier tot dossier. Soms beland je op een doodlopend spoor maar zijn er nog veel andere openstaande poorten. En soms denk je dat je alle poorten gesloten hebt tot er toch weer iets gebeurt waarmee je verder kunt. In het begin wordt er uiteraard altijd heel intensief gezocht. Dat kan zelfs één of twee jaar duren. Maar dan komt er misschien een moment waarop je muurvast zit en dat er minder energie in wordt gestoken. Dat neemt niet weg dat er op een rustig moment iemand anders alles nog eens gaat herbekijken. Misschien ontdekt die wel iets dat aanvankelijk over het hoofd werd gezien.

DOOR HANNES CATTEBEKE

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content